Christus, het Hoofd der Gemeente.
en Kampen, worden zeer aanbevolen in de
voorbiddingen der Gemeenten ook op Zon
dag a. s.
Aan de Leden der Nederd. Geref.
Kerk van Middelburg.
Diaconaal-Hulpbetoon betuigt U langs
dezen weg zijn dank voor de hulp, welke
het op verschillende wijzen heelt mogen
ondervinden.
Het is nu bijna 1 jaar, dat de zusters
in zwakheid en veel gebrek tot hulp van
anderen mogen werkzaam zijn.
Wij mochten ondervinden, dat wij met
een getrouwen God te doen hebben, die
pns meer schonk dan wij durfden vragen.
De Heere wilde onze Hulpe zijn. Hij
neigde de harten tot milde gaven, en stelde
ons daarom in staat in stilte te helpen
daar, waar hulpe noodig was.
Onderstaande cijfers doen u zien, dat
veel gegeven werd, en dat er veel noodig
was.
Met vrijmoedigheid vragen wij uwe ver
dere hulp voor onzen stillen arbeid, met
goedkeuring van Diakenen te verrichten.
IS'iet alleen gaven in geld, maar ook
kleedingstukken enzhebben wij voort
durend noodig, gelijk wij die ook telkens
mochten ontvangen.
Geve de Heere hun die geven en ons
die mogen uitdeelen, Zijn goedkeuring te
ondervinden en rust ook op de gaven Zijn
zegen. Mochten wij te zamen niets zgn,
en de Heere alleen de eere hebben.
Onze ontvangsten bedroegen f 377,38 en
onze uitgaven f 355.
Namens Diakonaal-Hulpbetoon
Mevrouw Klaarhamer, Amons.
Efeze 1 22.
Welk christen kent niet dat diepe,
rijke, overheerlijke Efeze 1. Welk geloovige
heeft niet meer dan eens troost en sterkte
mogen vinden in het kostelijke slot van
dit hoofdstuk. Welke heerlijke waarheden
worden der Kerk,en daardoor haar levenden
leden geopenbaard aangaande Christus Je
zus onzen Heere
Christus, d. i. de Gezalfde, het Woord
dat vleesch werd, God in 't vleesch ge
openbaard, die wondervolle, die in een
heid des persoons God en mensch is. Zone
Gods en Zoon des menschen.
Als Christusals onze Borg en Mid
delaar is Uij zóó verhoogd en verheerlijkt
en regeert Hij hemel en aarde.
We!k een roem geeft dit aan de Kerk
en aan het volk Gods, dat Hij haar Hoofd
is. Was niet de eenige Wilhelm, omringd
van een raad van vorsten en edelen, als
geen ander volk in onze eeuw kan aan
wijzen, de roem en de eere van het
duitsche volk Zoo en oneindig meer nog
is Jezus de roem der Zijnen.
.In1, zich zelf is die Kerk arm en ellen
dig, 2pn eter eenige waarde of uitnemend
heid of heerlijkheid. In zich zelf vindt zg
niets te roemen, maar in alles oorzaak
van schaamte en vreeze.
Maar nu is haar eenige roem in haar
heerlijk en hemelsch Hoofd. Zij woont
onder de glans Zijner heerlijkheid en wordt
bedekt met de vleugelen Zijner majesteit.
Hij is de hoogste overheid in hemel
en op aardede hoogste macht draagt
Hij, gelijk Hen: de opperheerschappij is
gegeven, en de. kracht waarmede Hij re
geert, de wet stelt, en het recht handhaaft,
is ongeëvenaard, wijl zij almachtig is.
Het is alles aan Zijn voeten onderworpen.
Geen zaak van bestuur of regeering, geen
vaststelling van eenige wet, geen bepaling
van het recht,waarin Hij niet wordt erkend.
En zouden al de koningen en rechters op
aarde zich van Zijn heerschappij willen
ontslaan, 't zal slechts tot hun eigen verderf'
zijn, want als Zions Koning zal Hij zich
doen gelden. Het ligt eenmaal alles gebo
gen of verbrijzeld voor Hem in 't stof.
Welk een geheel hoogst belangrijke en
gewichtige plaats en roeping heeft de Kerk
als lichaam van dit Hoofd, als volk, als
knecht, als instrument waardoor Hij werkt,
in deze wereld,onder de volkeren der aarde
Hoe vast staat die kerk en elk harer
levende leden! Paulus spreekt van een
geworteld en gegrond zijn in dezen Christus.
Zoo innig is de eenheid van de Gemeente,
Gods gebouw, met dezen Kots, dat zij deelt
in Zijn onwankelbaarheid en vastheid.
Hel en wereld en vleesch kunnen haar
wel met losgelaten woede bekampen en be
nauwen, waar overweldigen of ook maar
wezenlijk schaden, dat kunnen zij nimmer.
Bijna zes duizend jaren gieren uit alle
hoeken der hel de stormwinden van onge
loof en bijgeloof, van farizeïsme en saddu-
ceïsme tegen dit gebouw op en smakken
hooggaande golven van heidensch of
roomsch of revolutionair geweld tegen
hetzelve aan, maar nog staat het ongedeerd
en alleen werd weggerukt en weggeslingerd
wat naar »het gemaakt bestek" niet tot
haar behoorde en slechts aan de schoonheid
en kracht van dezen bouw hinderlijk was.
O, welk een genade-voorrecht, welk een
oorzaak van blijden roem en hope is er
in dit Hoofd aan zulken geschonken, die
gelooven en ervareD mogen, dat zij le
vende leden van Zijn lichaam zijn.
Gewis, elk geloovige zal in den strijd in
het eigen hart, en ieder die dezen Chris
tus dienen mag als huisvader of huismoe
der, die Hem dienen raag in Zijn Kerk
of in school en wetenschap, of in staat
of maatschappij, of in zake van het recht
of der barmhartigheid, die kan en zalin
en door Hemeenmaal meer dan overwin
naar worden bevonden
Christus, het Hoofd Zijner Kerk. Hij is
dus voor die Kerk niet alleen de hooge
overheid, maar Hij is ook voor haar wat
de bron is voor de beek, die uit haar
voorkomt.
Uit Hem vloeit door Zijn gedurig en
krachtdadig willen in die kerk en kaar
leden, het Jeven in, en daardoor wordt zij,
die in zich zelf dood was, levend, en daar
door leeft de ziel, die in zich zelf dood is.
Al wat nu die Christus van Zijn volk en
dienaren en ambtenaren eischt, en wat die
Kerk, wat haar levendgemaakte leden be
hoeven, dat vloeit nu uit Hem haar ge
durig in, om door den H. Geest haar toe
geëigend te worden!
Zoo ontvang!? de tak des olijfbooms
door den stam het levenssap en de groei
en bloeikracht uit den wortel,
In het eeuwig heil ^eheirn van den raad
des willens van het 'drieëenig Wezen ligt
de eeuwige wortel der Kerk, der Gemeente
der uitverkorenen, en uit dezen wortel
komt haar van Christus toe, geloof met liefde
en gehoorzaamheid, kennis met gaven en
bekwaamheden, gerechtigheid en heiligheid,
ja al wat van oogenblik tot oogenblik tot
het leven en de godzaligheid noodig is.
Ja welgelukzalig is het volk, hetwelk
het geklank kentO Heere zij zullen in het
licht Uws aanschijns wandelen. Zij zullen
zich den ganschen dag verheugen in Uwen
naam, en door Uwe gerechtigheid verhoogd
worden. Want ons schild is van den Heere,
en onze Koning is van den HeiiigeIsraels!''
Hoe billijk en recht is het, dat deze
Christus van zijn volk, dit hoofd van Zijn
kerk eischt, dat zij Hem voor alles en boven
alles zal toebehooren.
Hoe verstaanbaar is het, dat, wie vrouw
of kind, huis of akker, nering of hantering,
rust en goed en eere, vriend of maag meer
liefheeft, meer toebehoort, meer hoort en
gehoorzaamt en dient dan Hem, of wie
iets of iemand ook maar met Hem gelijk
.'.ou schatten, Zijns niet waardig en tot Zijn
dienst ongeschikt is.
Hoe heerlijk een voorbeeld hebben wij
hieraan in David ontvangen.
De knecht en de dienstmaagd, het kind en
de onderdaan, zij moeten en mogen die
nen, mits zij in dat menschendienen maar
Gode behagen en gehoorzamen. Gij raoogt
man of vrouw, ouders of kinderen, vriend
of maag minnen, mits gij in hen maar
niet een vleeschelijken afgod liefhebt, doch
zij u als gave Gods dierbaar en lieflijk zijn.
Gij moogt eten en drinken, koopen en
verkoopen, huwen en ten huwelijk geven,
mits niet uit eenige oorzaak in het schep
sel, niet naar den wil of uit de hoogheid
des mans en des vleesches, maar zoo het
gaat om der wille en tot eere van Hem,
uit en door en tot Wien alle dingen zijn,,
en zoo gij daarin den Zoon gelijk den
Vader eert.
Hoe noodig blijkt het toch voor die
Kerk en voor hen die in haar dienen, ja
voor elk levendgemaakt en ook voor elk
gedoopt lid dier kerk, op welke plaats de
Heere hem of haar ook hebbe gezet, om
den wil, den weg, den dienst van Chris
tus, het Hoofd der Gemeente, den Koning,
den Wetgever, den Rechter in hemel en op
aarde, te kennen, gelijk die alleen uit
en door Zijn Woord te kennen zijn.
Zonder dat Woord is die Kerk niets,
kent zg haar Hoofd niet, weet zij niet
wat zij in en aan Hem heeft en in Hem
is, kent zij noch Zijn wil, noch Zijn dienst,
kent zoomin zich zelf als haar ambt en
roeping. Zonder dat Woord is zij als een
verbijsterd lam te midden van grimmig
roofgedierte, zij is dan als een krijgsman
zonder zwaard of gordel, in het midden
zijner vijanden, of als een stuurman zonder
kaart en kompas in onbekende wateren.
Hoe schrikkelijk is dan ook naar Eze-
chiël 35 het oordeel van dezen Oppersten
Herder der schapen tegen die herders en
die sterken, die het water zijner schapen.