voorganger?, om ons daardoor te laten weerhouden, want zóó zouden wij God in Zijn eer en eiseh te kort doen om de ge breken en ellendiiheJen van Zijn kuechten. Neen, laat ons alleen zien op de uitnemend heid en volmaaktheid en algenoegzaamheid van Gods Woord. Geve de H ere ons in de onweerstaan bare macht van dat Woord te gelooven. Met dat Woord als een zwaard gestreden, op dat Woord als een staf geleund, bij dat Woord als een licht gewandeld, door dat Woord gespijsd en gelaafd en wijs gemaakt, van dat Woord bevestigd en vast gesteld, zóó zal de Heere het ons zeker doen gelukken. Die zich wil zetten om een overzicht te geven vau de geschiedenis of van den toestand der Nederd. Gerei. Kerken, mag zich daarbij wel in herinnering brengen Achab's spreuk „die zich aangordt, be- roerLe zich niet, als die zich losmaakt." Immers voorzoover de Gereformeerde Kerken in .Nederland zich tot het werk der Reformatie voelden geroepen en zich dan ook daartoe opmaakten, kan men niet anders dan zeggen, dat zij bezig zijn zich tot dit heerlijkemaar hoogst moeilijke en zeer langdurige werk aan te gorden. Van een geschiedkundig overzicht kan dan ook vooreerst nog geen sprake zijn. Eigenlijk kan men niet eens bepaald en nauwkeurig zeggen, hoe de toestand dezer O DO 7 Kerken is. Leder oogenblik toch wijzigt zich deze. Met een persoon of een Kerk, die zich tot iets aangordtkan dat ook niet anders. Het kan daarbij zeer natuurlijk gebeu ren, dat zoo iemand of zoo'n Kerk wel eens naar een wapen grijpt, dat onbruik baar is, of zich in een wapenrok steekt, die niet vocgt, of dat er zich gemengd volk onder het leger bevindt, of dat de gegeven bevelen niet altijd even juist ziju. Die het anders zich voorstelt, of die over zulke dingen een geroep opheft, als of nu alles verloren en verkeerd ware, die toont van zulk werk niet veel verstand te hebben, of die heeft bepaalde redenen, om over dergelijke zaken zich bijzonder druk te maken. Niets is gemakkelijker, dan om niet alleen van de tegenwoordige maar van elke andere en ook van elke voorgaande kerkelijke reformatie vellen vol te schrij ven over aanklevende gebreken. Ieder die de Kerkgeschiedenis ken4-, weet dit wel. Ieder die tegenwoordig meeleeft, ziet en voelt dat ook wel. Welzeker, het is dadelijk te bemerken, dat én de ambtsdragers én de leden der Kerken nog in menig opzicht mank gaan. Hoe zou het ook anders kunnen Er waren door 's Heeren goedheid en trouwe in de laatste tijden enkele predikanten, wat meer ouderlingen en nog meerder gemeente leden, die vrij zuiver stonden in de kennis en belijdenis der fundamenteele of grond waarheden, maar gereformeerd in kerk rechtelijk en zin, dat zijn wij allen zonder uitzondering eerst sinds enkele jaren aange vangen te worden door de onderwijzingen van Dr. Rutgers en Dr. Kuyper. Dat het naar 's Heeren Woord dezen weg van Reformatie op moest, zien wij, op enkele uitzonderingen na, nog maar sinds korten ti]d in. Nog niet zoo heel lang geleden hecrschte er een volkomen spraak verwarring in het antwoord op de vraag naar kerk herstel. Dit is zoo waar, dat een Broeder, welke meende dezer dagen eenige pijnlijke op merkingen te moeten maken over enkele fouten bij dat „zich aangorden" begaan, zoo zijn gemoed over die zaken lucht ge vende, daarbij vrij duidelijk liet zien, dat er bij hem ook nog wel wat op te rui men bleef dat onder de indepeudenten of separatisten volkomen op zijn plaat9 is, maar dat bij de gereformeerden er niet, door kan. De hoofdvraag is dan ook maarZijn- wij op dan goeden wegen ziju wij bereid om in geval het blijkt, dat wij op een of ander punt misgingen, ons te laten ge zeggen en tot het rechte pad terug te keeren David was glad mis toen hij zich liet bewegen om Sauls wapenrusting aan te doen, en Abrara was van 't pad af toen hij zich liet overhalen om Hagar tot een bijwijf te nemen. Toch heelt de eerste Goliath verslagen, en is de tweede de va der veler volken geworden. Van den toestaud onzer Kerken valt dus nog maar betrekkelijk weinig te zeg gen. Niemand kan anders verwachten, dan dat men zal moeten zeggen, er is nog veel gebrek. Maar dit is het heerlijke, Gods Woord is er ooken het doet zijn werk. Er is over het algemeen bereidw.lligheid om zich door dat Woord te laten leiden en vermanen en tuchtigen. Natuurlijk alweder, zooals dat gaat by mmschen, die van nature zondig, eigen willig, hoogmoedig, enz. zijn. Ook zijn het natuurlijk niet allen bekeerde men- schen, die leden onzer Gereformeerde Kerken. Men kan zeggen in de kerken, die zich aangorden tot reformatie, is uit alles duide lijk, dat men wenscht te komen tot een kerkelijk leven naar den Woorde Gods, men begeert in alles te komen tot de kenmerken der kerk, gegeven in art. 29 onzer op Gods Woord gebaseerde en met dat Woord overeenkomende belijdenis des Geloofs. Dit is reeds veel. Dit geeft stol tot danken. Dit geeft reden om met verwonde ring gade te slaan de groote ontferming en langmoedigheid Gods. Dit geeft hope dat nu er door Gods vrije genade een zich aangorden is om tot den Hee e weder te keeren, nu ook de Heere tot ons weder- keeren zal. Tot dat ),zich aangorden behoort o. a. het Diakonale Congres en het Ouderlingen- Congres, beide in 1888 te Utrecht gehou den, alsmede de verschillende diakonale conferenties in de onderscheiden classen gehouden. Daartoe moet ook gerekend worden de arbeid der Voorloopige Synode, die in Juni te Utrecht hare zittingen hield, en waarvan men kennis verkreeg door middel der acta en der verschillende cou ranten, en mu weêr door het Handboekje ten dienste der NedGer. Kerken Ook behoort daartoe het weêr saamkomen der kerken in Classen. En nu is daar stellig op die Classis-vergaderingen en op al die audere samenkomsten wei het een en ander vastgesteld, dat niet geheel recht loopt, maar juist omdat de kerken weêr levend werden, en Goliath willen slaan, zullen zij dan ook wel spoedig bemerken, dat zij met die wapenrusting niet kunnen gaan. Volgens het Nieuw Kerkelijk Hand boek" van v. Alphen zijn er in ons land 1319 Nederd. Geref. Kerken. Misschien ziju er daaronder nu wel eenige, die blijkens de kenmerken van art. 29 onzer geloofsbelijdenis tot de valsche kerken moeten gerekend worden. Dit is helaas wel te vreezen. Blijkens het boven reeds genoemde»Hand boekje ten dienste der Ned. Geref. Kerken" hebben van die 1349 Kerken er zich nu 230 aangegord tot het werk der reformatie. Dat is nog slechts een zesde deel. Ruim 1100 liggen nog in de banden van onge loof en revolutie neder. Evenwel niet allen zonder hope. Neen, reeds nu is het te zien, dat de Heere tot dit getal van 220 ook in 1889 weder zal toedoen. Bij den aanvang van 1888 bedroeg dit aantal 146. Uit deze getallen, alsmede uit de voortgaande beweging der reformatie blijkt dus, dat door de goede hand onzes Gods over ons de nabetrachting van zekeren Leidschen dominé veel te vroeg is gekomen. Ook in ons goede Zeeland ging en g$at de beweging voort, en zijn nu 14 van de 99 Kerken onder de vrijgewordenen, die zich aangordden tot een leven naar den Woorde Gods. De strijd der Nederduitsche Gerefor meerde Kerken, welke tot heden te vergeefs doleeren van wege de hun onthouden rechten of onttrokken goederen, is in menig opzicht in 1888 zwaar geweest, en zal nog zwaarder worden. Van buiten worden zij op alle denkbare en ondenkbare manieren aangevallen door het Genootschap en zijn besturen, gesteund door modernen en ethischen, door al wat in 't politieke liberaal heet, door al wat in 't, burgerlijke en in maatschappij en wetenschap macht en naam heeft. Op de liefde of welwillendheid van ad ministratieve of rechterlijke machthebbers behoeven zij niet te rekenen. Van alle zijden heeft men getracht de leden dezer kerken in hun geld en goed zooveel mogelijk te ruïneeren. Zoodat men dan ook terecht het spreekwoord hoort Vroeger kostte de reformatie bloed, doch nu geld en goed." Aan keikbouw enz. werd, voor zoover wij weten (en wij weten 't lang niet alles) reeds f 800,100 uitgegeven. Deze som zal nog grooter worden. Daarbij komt nog een f 50,000 op 't minst berekend voor pro ceskosten. Voeg daarbij wat aan predi kanten en oefenaars en op allerlei andere wijzen moest uitgegeven worden, en dan komt het ons zoo voor, dat er althans voor menschen geen reden is om de do'ee- rende kerken te bestraffen, dat zij de be- rooving hunner goederen niet willen aan-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 3