"Vandaar ook dat zoovelen die.zeggen en meenen, en van wie men lang gelooide en ten deele nog gelooft, dat zij de belij denis der waarheid liefhebben, toch iu de tegenwoordige reformatie niet mede gaan, of haar bepaald tegenstaan. Wij willen daarom bij den aanvang des jaars er elkander wederom op wijzen, waar om de Heere toch toorn en oordeel over Zijne Kerk brengt. Dit zegt ons bovenstaand schriftwoord zeer duidelijk. Het is omdat die Kerk als Kerk weder- spannig was tegen den Heere en tegen Zijn wet en getuigenis, omdat zij afgewe ken was van Zijn Wooid en niet wilde wederkeeren en gehoorzamen. Daarom kon ook de Heere tot haar niet wederkeeren, daarom bleef Hij van haar geweken, daarom gaf Hij haar voor een tpd over in de begeerte en in de macht harer vijanden. De Heere doet blijkens Zijn Woord alles om der wille van de eere Zijns groo- ten Naams. Zoo nu de Kerk dien naam niet eert door 's Heeren bevelen te doen, Hem lief hebbende boven alles, dan handhaaft de Heere Zijn eere, in de openlijke kastiiding van die liefdelooze en ongehoorzame Kerk, naar den regel: »die Mij eeren, zal Ik eeren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden I" Deze regel geldt niet enkel voor de wereld, maar ook voor de Kerk, en niet alleen voor haar doode, maar evenzeer voor haar levende leden. Die Kerk wordt gekastijd naar den regel door den Heere in Lukas 12 47 en 48 zelf geopenbaard; »En die dienstknecht,welke geweten he°ft »denwil zijns Heeren, en zich niet bereid »noch naar zijuen wil gedaan heeft, die zal »met vele slagen geslagen worden Maar die denzelven niet geweten heeft, en gedaan heeft dingen die slagen waar- >dig zijn, die zal met weiuige slagen ge- slagen worden. En een iegelijk wien veel »gegeven is, van dien zal veel g ëischt worden en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger »eischen." Het is met haar als met Israël. Juist omdat zij met den Heere een verbond heeft, omdat zij is des Heeren vrouw, die alleen door en om Hem bestaat, en juist omdat de Heere jegens haar zóó trouw en zóó liefdevol handelt, en van Zijn zijde de verbindtenis zoo trouwelijk houdt, juist daarom is de trouweloosheid dier kerk des te schuldiger, juist daarom is zij te meer strafwaardig, zoo zij het schepsel meer mint en vreest en hoort en dient dan haren Heere. Die kerk ontving een heerlijke roeping. Heerlijk omdat God haar gaf, maar ook om haar inhoud en om haar vrucht. Zij is gesteld, om als een profeet des Heeren aan de volken en aan hun konin gen en vorsten en rechters en edelen uit het Woord, des Heeren recht en wil be kend te maken, en om aan de zondaars den raad en wille Gods ter zaligheid te prediken en evenzeer is zij geroepen, om met priesterlijke gebeden en smeekingen vooi die allen en voor al wat ellendig en nooddruftig is voor den Heere gedurig te naderen, en om priesterlijke barmhartig heid aan geestelijke en lichamelijke ellen- digen te bewijzen. Zoo de Kerk aan deze hooge en heer lijke roeping getrouw is, zoo zij deze dingen doet, dan blijkt het, dat het volk uit zonen en dochteren des Heeren bestaat. Dit wil de teoenwoordige reformatiedat de Kerk deze hare roeping weër kennen en erkennenen weer volbrengen zal.. Volbrengen zal, niet door te heerschen maar door te dienen, niet door eigen kracht of geweld, maar door de machtige inwerking in haar, van den Geest des Heeren Heeren. Dat is het wederkeeren tot den Heere, dat is het zich bekeeren van booze wegen en booze handelingen, dat is Let, waartoe profeten en apostelen in den Naam des Heeren ons opwekken. Zoo dit komt, dan zal de Heere tot ons wederkeeren, dan kan Hij onder ons wonen, dan zal Zijn volk weêr een gezegend volk zijn, zoowel geestelijk als stoffelijk, dan zal de kerk weêr groeien en bloeien en eere hebben. Doch zoo niet, dan zal Neêrlandsch kerke aan Sodom en Gomorra gelijk ge maakt worden Dit Zacharia's Woord toont ons, dat de Heere daarom toornt en ijvert over Zijn volk en kerk, omdat Hij die liefheeft en omdat Hij getrouw blijft aan dit genade- verbond, dat Hij opgericht heeft met Abraham en zyn zaad. Hij wil telkens het overblijfsel behouden, daarom brengt Hij na iedere afwijking en verslapping en na elke deformatie, toorn en oordeel over Zijn Kerk, opdat het be derf en het gedoode verteerd worde. De Heere toont ons in dit Woord door Zacharia gesproken, hoe ijdel het is tegen Hem te strijden. Hetzij men dit doet als Saul in eigeuwilligen godsdienst, of als Achab en Manasse in openlijke afgoderij en vijandschap, of als Herodes met list en gehuichelde vroomheid. Tegen God is geen wapen doeltreffend, geen macht bestand niets kan redden dan wederkeeren tot den Heere, met verlating der booze we en en der booze handelingen. Die in Kanaan, in den herbouwden tempel en onder het uitgetrokken deel weigert zich te buigen onder Gods Woord, die het waagt met iets van zich zelf of met eenig schepsel te rekenen met achter stelling van 's Heeren recht en eere, die verderft Israël evenzeer als die het over haalden om in Babel te blijven, die wordt evenzeer bevonden tegen God te strijden, als die het grootste en aanzienlijkste deel des volks wisten te bewegen, om liever in de ballingschap en banden te blijven. In dit profetisch Woord doet de Heere ook zien, dat Zijn ambtenaren niets zijn, maar dat Zijn Woord alles is. De kerk van den ouden dag had zich vaak tegen de boetpredikers en tegen het oordeel, beroemd op zijn vorsten, zijn pro feten, zijn priesters, zijn tempels en op zijn Jernzalem. Juist zooals ook thans zoovelen zich beroemen op hun goede do- miné's, en op hun stichting en zegen, en op hun aanzienlijken enz. enz. De Heere had dat alles weggenomen, ja verwoest, maar Zijn Woord, Zijn bevel, Zijn dreiging was gebleven. Niets had Hem kunnen beletten noch weerhouden, om aan Zijn Kerk te doen, gelijk Hij haar gedacht had te doen, naar haar wegen en handelingen. Neen het beroep en het roemen op dat alles, baat niet tegen God en tegen Zijn gedreigde oordeelen, want de Heere ant- v/oordt op zulk roemen met Kzechid 14: 14, 10, 20; Ofschoon deze drie mannen, Noach, Da is niël en Job, in deszelfs midden waren, zij zouden door hunne gerechtigheid \alleen\ hunne [eigene] ziel bevrjjden, spreekt de Heere Ileere. Die drie mannen in deszelfs midden zijnde, [zoo waarachtig^ ik leef, spreekt de Heere Heere, zoo zij zonen en zoo zij dochters bevrijden zouden Zij z-dve alleen zouden bevrijd worden,maar het land zoude woest worden. Ofschoon Noach, Daniël en Job in des- zelfs midden waren, [zoo ivaarachtig'] ik leef, spreekt de Heere Heere, zoo zij een »zoon [o/] zoo zij eene dochter zouden be- vrijden Zij zouden [alleen'] hunne [eigeneJ »ziel door hunne gerechtigheid bevrijden.'* Neen niets redt en behoudt dan weder keeren tot den Heere met verlating van de booze wegen en de booze handelingen. En de Heere wil de afgekeerde kinderen dier afgekeerde vaderen weder in genade ontvangen en aannemen. Gelijk Hij zich langmoedig betoond heeft, zoo wil Hij zich nu ook een Ontfermer betoonen voor hen, die met belijdenis van zonde en schuld tot Hem wederkeeren, voor hen die wederkeeren om Hem als hun Heere en Koning lief te hebben, te aanbidden en te dienen. Dat wordt zoo duidelijk en troostrijk en bemoedigend aan het volk van toen en aan de kerk van thans gepredikt, in dit Woord uit Zacharia's mond en pen. O, laat on3 toch met ernst dit Woord ter harte nemen. Laten wij van den Heere begeeren, dat Hij het ons alzoo predike, dat wij er geloovig mede werk zaam mochten worden, dat het ons tot een staf en gordel, tot een richtsnoer en een pleitgrond mocht worden. De Heere verbindt hieraan de alles om vattende belofte, dat Hij dan tot ons zal wederkeeren. Laat ons niet wachten op hoorbare stemmen of zichtbare teekenen of wat verder de mystieke eigenwilligheid ook in onze dagen al zoo boven en bij het Woord begeert, eer men gehoorzamen wil, want wij zouden in dat wachten versteenen en omkomen. De Heere geeft niets boven of buiten Zijn Woord, èn Zijn volk heelt aan dit Woord genoeg. Laten de levendgemaakte zielen onder ons niet vergeten, dat naar Gods Woord van 's Heeren huis de verootmoediging en wederkeering moet uitgaan. Laat ons ook niet zien op al het gebrek en tekort bij vele wederkeerenden en hun

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1889 | | pagina 2