Een betwistbare belijdenis, Wat op die meerdere vergaderingen besloten wordt houden wij, niet omdat die vergadering in haar besluit een ons bin dende macht openbaart, maar omdat die vergadering oordeelde, dat het naar Gods Woordopgevat in den zin der 3 For mulieren van Eenigheid, zoo moeten om dat wij ons verbonden hebben er ons aan te houden. Ditmaal waren er tien van de veertien kerken saam, vertegenwoordigd door 25 afgevaardigden, waaronder 21 met keur stemmen. Een der absente kerken had in behoor lijken vorm kennis gegeven, de andere kerken zullen broederlijk vermaand wor den, liefst niet weer absent te zijn en voor 't minst daarvan op behoorlijke wijze en met opgave der redenen kennis te geven waar het behoort. Uit het rapport der deputatan voor de nog niet ontkomen kerken bleek opnieuw, dat t(fb roem van 's Heeren genade en trouwe mag geconstateerd worden, dat de reformatie voortgaat te werken en zoo er slechts Dienaren des Woords waren, dan kon binnen niet al te lang tijdsverloop het vrij worden van nog meer kerken worden verwacht. Hoe is het toch te wenschen, dat de hereeniging aller gereformeerden spoedig tot stand kome niet slechts in naam, maar inderdaad, en al wat nu nog in .separatie heil zoekt, dan mede in 's Heeren Naam en kracht de reformatie ter hand neme. De kerk van Tholen mochten wij tot onze hartelijke blijdschap voor 't eerst in ons midden hebben. De Heere Vervulie de wenschen en gebeden voor haar uitge sproken. Het a rendum kon onmogelijk in één dag afgehandeld worden, daarom werd be sloten ook Donderdag voormiddag saam te komen; hetgeen ook is geschied. Is er veel dat het harte goed doet en met blijdschap vervult, daar is evenzeer veel dat sm^telijk aandoet, dat beschaamt en verootmoedigt. Immers nu de Heere ons vrijmaakte van slaafsche bandenen de eisch der heiligmaking weder met kracht tot ons komt, en door 's Heeren genade weder bij aanvang door ons wordt toegestemd, ach, nu beginnen wij maar eerst recht te ontdekken, hoe ellendig wij ook als kerken zijn, en hoe onmogelijk het ons zijn zal, indien niet de Heere een tweede daad, aan ons doet, om vruchten voort te brengen des geloofs en der bekeering waardig. Daarbij, juist nu de Heere is be?on- nen te reformeeren, begint ook het vleesch te woelen. Dit geeft dan allerlei smartelijke en moeielijke zaken. Zo J kwamen er uit eene Kerk 2 tucht- zaken bij de Classis, en zoo geeft vooral de Kerk van St. Maartensdijk ons veel droefheid. Treurig is daar de toestand ten gevolge der handelingen van een scheurma- kenden broeder. Er komt eenige hoop echter dat dit tot uitzuivering en daarna tot genezing leiden zal. Er zijn daar ook onderhandelingen aangeknoopt tusschen de Christelijke Gereformeerden en leden en ambtsdragers der Nederd. Geref. Kerk om tot hereeni ging te komen, en daarna onder beding van Gods genade het werk der reformatie saam voort te zetten. Brenge de Heere ook daar alle dingen tot een goed einde, en moge ook daar alle gedeeldheid ouder gereformeerde Broe ders spoedig ophouden. De benoeming van e n tweeden Oefe naar kon nog geen voortgang hebben, maar zal D. V. geschieden op een buiten gewone vergadering der Classen in Janu ari a. s,, nadat nog een paar Broeders gehoord zijn. Vooral het rapport der visitatoren mocht hoogst belangrijk worden genoemd. De Classis besloot daarom het in haar cfficiëel orgaan de Zeeuwsche Kerkbode.openbaar te maken,voor zoover het daarvoor vatbaar is. Onder de aangehouden zaken die nu afgedaan werden, behoorde ook de vraag hoe te handelen met het stellen van doop getuigen. De in de vergadering van 10 October 1.1. ter tafel gebrachte stellingen, werden nu in behandeling genomen en met ge- meene goedkeuring als het gevoelen der Classes in deze zaak aangenomen. Tevens werd besloten ze nog eens in 't kort verslag van het verhandelde,"in de Kerkbode at te drukken. Zij zijn deze a. De Bijbel schrijft niet voor het hebben van doopgetuigen bhet moet dus gerekend worden te behooren tot de middelmatige dingen, in welke elke Kerk vrij blijft c. nochtans is de zaak in zich zelf aan bevelenswaardig, en heeft zij voor zich het overoud gebruik, en het algemeen gevoelen der Kerken d. bij 't stellen van doopgetuigen dient in 'toog gehouden, dat de Kerk zekerheid moet hebben dat het te doopen kind als een bondaenoot en als een lid der\Gemeente Christi zal worden opgevoed en onderwezen, zoodat in 't algemeen een getuige zal noodig zijn, waar noch de vader noch de moeder die zekerheid bieden e. ook zij men bij 't getuigen stellen gedachtig aan Hebr. 12 15en Ilebr. 10;24; zoo dus beide ouders leven by den doop present zijn niet onder cen sure liggen en naar 't oordeel des kerkeraads de zuivere leer zijn toegedaan dan is er geen doopgetuige noodig g. het moet niet raadzaam geacht wor den het gebruik der oude peters of doop- vaders en meters weêr in te stellen. Immers dit heeft blijkbaar geleid tot allerlei misbruiken is ten deele overbodig om dat heel de gemeente getuige is en is ten deele zonder effect omdat na den dood der ouders het kind in de macht der voogden komt; h. zoo echter de vader ontbreekt of afwezig is, zal een doopgetuige noodig zijn; of ook in geval beide ouders onder censure liggen, en zij niet met de gemeente kunnen verzoend worden, zal men doopgetuigen stellen i. de doopgetuige treedt niet in de plaats van den vader, deze blijft voor God verplicht eu verantwoordelijk, maar hij treedt op als raadgever en vermaner, na den dood des vaders is zijn taak ook aangeduid in Jacobus 1 27, na den dood van beide ouders vervalt de taak van den doopgetuige aan hen, die 't kind naar zich nemen k. de doopgetuige moet zijn een lid der Gereformeerde Kerk van onverdachte be lijdenis en godzaligen wandel naar 't oor deel des Kerkeraads l. de ouders, of de moeder, wijzen den doopgetuige aan zoo mogelijk uit de naaste bloedverwanten, of anders uit de overige bloedverwanten, of uit de aanverwanten, of anders een ouderling der Kerk. Omtrent nog vele zaken werd eene be slissing genomen. De Broeders afgevaar digden zullen hiervan ter plaatse daar het behoort, wel verslag doen. Enkele vragen moesten nog tot de buitengewone vergadering aangehouden. Als saamroepende kerk voor de Maart- vergadering wordt Gapinqe aangewezen. Geve de Heere over dezen arbeid der kerken zijn zegen, en blijke die arbeid in Zijn gunst te zijn geschied. Namens de Classis voernoemd A. B. Crucq, h. t. scriba. Psalm 56 :10b //dit weet ik dat God met mij 19." (Slot.) David wist dit. Het was voor hem vol komen zeker. Wat ook zijn véle weder» partyders mochten ontkennen of betwisten, zijn hart wankelde niet meer, het was van den Heere zelf vastgezet en werd wel ondersteund. Het was geen onderstelling, op aandoe ningen of andere voorbijgaande zaken steunende, neen, hij hield zich op goede gronden overtuigd, dat de Heere zijn Hel per en Raadsman en Schild was, ja dat hij met zijn persoon en zaak in 's Heeren handen en voor Zijn rekening was. De Heere zelf heeft hem dienaangaande onderwezen, evenals de vader der geloovigen onderwezen werd. Hij was bepaald ge worden bij 's Heeren voorgaande daden. Het was hem duidelijk gemaakt dat hij, wat zijn natuur en zij q persoonlijke ongerech tigheid en verdorvenheid aanging, nooit anders in Gods oog en schatting was ge weest, dan zooals hij nu ook in eigen oogen was. Nochtans had de Heere veel goeds bij zijn knecht gedaan. Geheel zijn afgelegde levensweg deed hem zien dat de Heere tot hiertoe met hem geweest was, en dat waarlijk niet om eenig goed dat in hem werd gevonden. Neen, dat goede wat hy in zich vond, was juist de vrucht van de bemoeienissen Gods, dat had Jehova, met hem zijnde, in hem gewerkt en onderhouden. Dit had zijn verbondsGod uit vrije genade gedaan, om redenen welke Hij uit zich zelf nam. En nu was hij er van den Heere zelf op gewezen, dat Hy de onver anderlijke is. Jehova, lk zal zijn. Zoo zou dan de Heere niet laten varen, wat Zijn hand begon. Zoo kon dus de Heere wel voor een oogenbük Zijn aange zicht verbergen, ter kastijding van Zijn knecht, maar hem overgeven aan het in wonende bederf of aan de begeerte der wederpartyders, neen dat kon de Heere niet, omdat zijn besluit onveranderlijk is

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2