uiisprekelijk smartelijk is zij dan onzer
zieledan krijgen wij iets te smaken van
de versmaadheden Christi, en kunnen zeg
gen de sraaadheid dergenen die U sma
den, zijn op mij gevallen.
Het schrikkelijkst echter wordt het als
ons eigen hart aan 't wankelen raakt.
Als wij gaan overleggen dat de Heere
ons om onze verdorvenheden en ongerech-
tige daden en wegen heeft verstooten, en
voortaan niet meer goedgunstig zijn zal,
dat Zijne toezeggingen voor ons een einde
hebben genomen, dat God vergeten heeft
genadig te zijn, en dat Hij over ons Zijn
barmhartigheden door toorn toegesloten
heeft.
Dan ligt onze ziele als een diep schul
dige geestelijke bankroetier voor Hod neder,
dan wordt ons het leven gekrenkt, dan ko ut
er een reuke des doods m onze zielen op.
Dan liggen we met een doodsteek in onze
beenderen onder den hoon en den smaad
der wederpartijders neder.
Ach, dan baat het ons niet of het Woord
zegt: »Ik ben uw schild, uw loon zeer
groot", dan baat het ons niet, of men
ons spreekt van de souvereiniteit van Gods
genade, dan helpt het ons niet of men
ons herinnert, hoe voor dezen de Heere
ons gunsten bewezen heeft, dan ligt
het geloof neer en kunnen wij ook met
de beloften niet werkzaam zijn, want onze
verdorvenheden m ongerechtigheden hebben
ons machteloos gemaakt als een doode, en
de gerechtigheid des Heeren, de wet en
haar oordeel houden ons gebonden.
Dan kan niets ons baten dan het levend
makend spreken des Heeren tot onze ziele,
dan moet Hij zelf ons onderwijzen, dat
onze gerechtigheid buiten ons ligt, en dat
in Hem ligt de kracht en de middelen
tot levendmaking en reehtvaardigmaking
en verbondmaking voor en met dood
schuldigen.
O, dan kan het na dit spreken Gods
gebeuren dat, terwijl men zichzelf en al
het eigen werk gansch verwerpt en weg
werpt, men nogtans aan de gerechtigheid
der zaken, die God gewerkt heeft, vast
houdt, ja dan kan het gebeuren, dat zoo'n
geestelijke bankroetier uit 't stof opstaat,
en uit 't gericht uitgaat, belijdende: dit
weet ik, dat God met mij is."
Dit is dan alles behalve een bedekken
en bepleisteren van zijn schulden maken,
noch van zijn bankroetstaat, integen
deel hij erkent, dat die zulke dingen doen
des doods schuldig zijn, bij is daarover
schaamrood voor God geweest en heeft
zich als Jeremia deswege op de heupe
geslagen, maar bij heeft een Borg
gevonden in Wien Zijn betaling, zijn vol
doening is geschied.
Doch dit zijn dingen, die in den weg
der eigengerechtigen en der rijke jonge
lingen niet worden geleerd, maar alleen
gevonden worden op 't pad van hoeren
en tollenaren.
Natuurlijk niet omdat zij zoodanigen
zijn, want ook den rijken jongeling stelde
de Heere dezen weg voor, maar hij had
in dezelve geen lust.
Zoomin de Sauls als de rijke jongelin
gen kunnen het dan ook verstaan, dat
zoo'n doleerende David durft belijden te
wetendat de Heere met hem is. Zij ach
ten dat heiligschennis, waarover zij toornen
mogen, en houden zich gerechtigd deswege
het juk van dien zwerver nog zwaarder
te maken.
O, mochten onze Gereformeerde Kerken
en ambtsdragers, wier belijdenis, dat God
met hen is, zoo fel en bitter wordt be
streden, verstaan, dat hun niets vreemds
overkomtmochten zij bovenal recht in
de schuld komen voor God van wege
hunne omstandigheden, hunne woorden en
daden, en van wege huune vele verdor
venheden en ongerechtigheden. O, als zij
zóó diep in hun gemis en genrek en bederl
mogen ingeleid worden, dat zij geestelijk
voor God bankroet gaan, dan zal de Heere
in Zijne eeuwige ontfermingen hun den
weg der verlossiug doen zien en kennen, en
dan zal da waarachtige reformatie doorbreken.
Dan zal het getwist van den wederpar
tijder wel niet ophouden, maar dan krijgen
wij kracht en vrijmoedigheid om te belijden
en te beleven, dat de Heere met ons is
als ons schild en loon zeer groot.
Zoo de Heere wil, bespreken wij dit
belij en van den Psalmist een volgende
week nog verder.
Kerkelijke Berichten.
Krabbendijke. Er gebeuren in de Gere
formeerde of Hervormde Kerken, die nog
in de banden van het Genootschap liggen,
soms rare dingen. Dingen, die echter deze
goede zijde hebben, dat zij zeer duidelijk
toonen, le dat het genootschap geen ander
doel heeft dan de Hervormde Kerk aan
handen en voeten gekneveld te houden en
haar te beletten naar Gods Woord te
leven, 2e dat de reglementen van het Ge
nootschap staan tegen Gods Woord, zoo
dat 3e een predikant of ouderling in zoo'n
Kerk een van beide moetöf in zijn amb
telijke handelingen Gods Woord verwer
pen óf in conflict komen met de regle
menten.
Zulk een zaak gebeurde dezer dagen
weer te Krabbendijke. Daar moest een
ouderling gekozen worden in de Nederl.
hervormde of gereform. Kerk.
De aftredende ouderling wenschte om
zijne doofheid niet herkozen te worden en
daarin had de man gelijk ook, want een
doove ouderling is al even bruikbaar als
een stomme omroeper. Immers het eerste
vereischte van een ouderling is dat hij hoo-
ren kan. Hooren of de dominé het Woord
der waarheid recht snijdt in de predikatie èn
in de catechisatie, en ot hij de zielen
trouwelijk en verstandelijk leidt in het
huisbezoek hij moet kunnen hooren als hij
aan de legerstede van kranken en sterven
den wordt geroepen, of als er verlegenen
en bekommerden om raad en onderwijzing
tot hem komen.
Kortom een heusche ouderling, niet
zooals de af deelingen van het genootschap
maar zooals de Hervormde of Gereformeerde
kerk die wil, moet goed kunnen hooren
in tweeërlei zin.
Zoo dacht het kiescollege van Krabben
dijke dan ook, en koos nadat een eerst
gekozene bedankt had den Heer M. Noor-
dijke tot ouderling.
Men zou zeggen dat was een goede
keuze. Immers deze broeder was vroeger
ouderling geweest, is nu nog kerkelijk
ontvanger, en leest, indien de predikant
afwezig is, met diens goedvinden voor de
Gemeente een preêk naar zijn eigen keuze.
Ook valt noch op de belijdenis noch op
't leven van dezen broeder een aanmerking
te maken, waarom hij geen ouderling zou
kunnen zijn.
Doch het kiescollege had zich toch in
deze keuze danig vergist. Zoo erg vergist,
dat deze verkiezing bepaald nog in diezelfde
vergadering moest vernietigd worden. Zij
kon onmogelijk doorgaan. Daarvan zouden
de gevolgen niette overzien zijn. De voor
zitter, Us. Bokma, vergat zelfs dat bezwaren
tegen een benoemden Ouderling, volgens
art. 9 Afd. I 8 van 't Synodaal Regle
ment voor de kerkeraden, behooren inge
bracht te worden bij den kerkeraad en niet
bij het kiescollegeen dat wel schriftelijk en
onderteekendterwijl dan die bij den kerke
raad ingebrachte bezwaren ter beoordeling
en beslissing worden opgezonden aan het
Classikaal Bestuur en niet aan het kies
college. Doch dergelijke kleinigheden, als
het niet handelen naar het beschreven recht,
tellen in de onder het genootschap liggende
kerken niet mede.
Wat haperde er vdan toch aan den
heer Noordijke, dat hij wel een preek naar
zijn keuze mag voorlezen, en ook wel vroe
ger ouderling mocht zijn, maar nu on-
mogelijk tot dat ambt meer kan verkozen
worden
Wel Lezer, hij is in 1887 naar het
gereformeerd kerkelijk congres geweest.
Daar heeft hij met zijn handteekening
bevestigd, dat naar z'jne overtuiging voor
ieder die Jezus ais Koning in de Kerk
erkent, de afwerping van het juk der Sy
nodale hiërarchie plichtmatig is.
Hij is iemand, die als hij Efeze 1 22
en Jesaja 33 22 leest en dan daarnaast
legt Art. 61 van het Algemeen Reglement
voor de Herv. Kerk, waar staat»Bij de
Synode berust de hoogste wetgevenderecht
sprekende en besturende macht," dan meent,
dat Gods Woord lijnrecht staat tegenover
die Synodale reglementen. Gods Woord
zegtJezus is regeerend en wetgevend
Hoofd der Kerk, de reglementen zeggen,
dat aan de Synode het Opperbestuur en de
wetgeving in de Kerk toekomt. Nu oor
deelt hij verder, dat een gereformeerd
mensch en dat bovenal een ambtsdrager
in JezusKerk zich bij Gods Woord hou
den moet en zulke besturen en reglemen
ten moet verwerpen.
Hij mist dus een der voor het Genoot
schap meest noodzakelijke vereischten van
een goed ouderling, nl. dat men »geen te
genstrever van kerkelijke verordeningen" zij.
Men mag tegen de kerkelijke verorde
ningen wel sprekenal was het ook met
zulke schetterende ea knallende woon en
als Dr. Vos of Dr. Hoedemaker of met
zulke zielroerende klaagtoonen als Dr. v.
Ronkel, doch tegenstreven dat is onmoge
lijk te dulden, dat is revolutie en versto
ring van orde en rust, enz.
Het kiescollege van Krabbendpke heeft
zich dan ook laten gezeggen van zijn
voorzitter en heeft de verkiezing onmiddel
lijk vernietigd, en heeft toen maar den af-