des Heeren aangaande den weg der mid
delen eert.
En nu blijkt liet lioe welgevallig dit
beven voor zijn Woord den Heere is.
De toorn des Heeren kan niet meer
afgekeerd, de oordeelen zullen gewisselijk
komen, de reformatie zal niet meer
kunnen gelukken noch de gewenschte
vruchten kunnen dragen; doch over Josia
zal het welbehagen Gods zijn, hem zal de
Heere vrede geven, hij zal het goede des
Heeren zien. Om zijnentwil zal de Heere
nog langmoedig zijn, en zal Hij het kwaad
over Jeruzalem nog uitstellen.
En wat doet nu Josia Houdt hij nu op,
reformeert hij niet meer, trekt hij zich nu
met de weinige geloovigen en godzaligen
terug
Neen, 's Heeren vonnissen heffen Zijn
bevelen niet op, 's Heeren nu gekende
verborgen wil, doet Zijn geopenbaarde in
zettingen en rechten niet „te niet.
Daarom juist na dit antwoord, juist in
de kracht van dit Woord des Heeren, gaat
Josia krachtig door. en »hij maakte allen
die in Israël gevonden werdente dienente
dienen den Heerehunnen Godal zijn
dagen weken zij niet a/ van den Heereden
God hunner vaderenna te volgenZie
2 Kronijken 34 33 èn 35 18.
En toch was deze reformatie ivat het
volk aangaat slechts uitwendig.
Ware Josia niet de Koning geweest, het
zou hem zóó niet gelukt zijn.
Na zijn dood breekt onmiddellijk de
goddeloosheid en de afval schrikkelijker uit
dan ooit te voren. En geen wonder. Im
mers het ontbrak in Josia's reformatie aan
wat eerst zooveel later door Ezechiël in
den geest werd aanschouwd. Ezechiël37:1-10.
Toch was zijn werk den Heere zeer
welgevallig geweest, toch hadden Gods
kinderen er zich over verblijd, toch had
geheel het volk er den tijdelijken en uiter-
lijken zegen van genoten.
Alleen het overblijfsel zou behouden
worden.
Er is vooral uit Josia's werk en tijd
voor ons veel te leeren, en de kerk en
hare Opzieners zullen wel doen, indien zij
op de teekenen van dien tijd acht geven,
teneinde daardoor de teekenen van onzen
tijd te kunnen verstaan.
Er is tusschen toen en thans in menig
opzicht een ontzettende overeenkomst.
Misschien hebben wij dit voordeel, dat
nu de reformatie niet gesteund wordt door
de politieke en administratieve en rechter
lijke macht, maar alleen uitgaat van het
'priesterambt.
Misschien hebben wij dit voordeel, dat
nu alleen medegaan, zulken, die min of
meer overreed zijn, dat de zaak is naar
den Woorde Gods.
Geve de Heere maar, dat er onder ons
vele mannen en vrouwen mogen gevonden
worden, die als Josia voor 's Heeren Woord
beven, en die hebben leeren verstaan, dat
dit Woord het eenige richtsnoer is voor
geloof en leven, dat er buiten en boven
dit Woord jiiets is, dat als grond of maat
staf dienen kan.
En laten wij ons niet voorstellen, dat
bet in deze tegenwoordige reformatie anders
gaan zal dan in eenige voorgaande, en dat
ook nu weder alleen het overblijfsT zal
behouden worden.
LEESTAFEL.
Het Reglement van '52. Historisch-Juri
dische studie over het Hervormd
Kerkbestuur, door mr. D. P. D. Fabius.
Yan dit met meesterlijke hand geschre
ven werk verscheen het eerste stuk. Klaar
en afdoende woidt aangetoond hoe weder
rechtelijk en in strijd, ja met miskenning
der belijdenis en der Kerken, de Organi
satie van 1816" is ingevoerd en aan de
kerken opgelegd. Doel van dezen doorwroch
ten arbeid is, aan te toonen dat ook in
1852 de Organisatie van 1816 geen rechts
geldigheid, noch kerkelijk recht van bestaan
heeft gekregen.
Met deze studie bewees prof, Fabius de
kerken een uitstekenden dienst.
Wij wenschen het boek in handen van
allen, die geroepen zijn invloed uit te oefe
nen in de Gereformeerde kerken. Met
name de Opzieners dienen er ernstig ken
nis mede te maken.
Ter gedachtenis door J. C. Sikkel Die
naar des Woords.
Deze brochure van Ds. Sikkel geeft een
getrouw verhaal van de vervolging waar
aan de Nederd. Geref. Kerk van Hijlaard
heeft blootgestaan. Het zal niet alleen te
Hijlaard maar ook elders met belang
stelling worden gelezen. Worde de wensch
van den geachten schrijver vervuld,dat door
de lezing van dit boekske velen mogen
bewogen worden de gemeente Hijlaard te
helpen in het verkrijgen van een eigen
kerkgebouw, nu het gebruik van haar kerk
haar ontzegd is.
Het verlies en het herstel van het beeld
Gods in den mensch, door W. Hun -
tington, 2e deeltje. Prijs f 0,25.
De uitgever K. Ie Cointre deed gewis
een goed werk met van deze uitnemende
leerrede een vertaling te leveren.
De naam van den schrijver is genoeg
aanbeveling.
Mogen velen zich opgewekt gevoelen tot
koopen en lezen.
INGEZONDEN STEKKEN.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
In no. 88 van dezen Kerkbode deed X.
een tweetal vragen naar aanleiding van
het bekende rapport in zake schoolverband.
Hij vroeg: waartoe moet het bezoek
dienen door de commissieleden en onder
wijzers in hun waardigheid als zoodanig
aan alle ingezetenen der burgerlijke ge
meente te brengen?" en de 2e vraag wa3:
of op de maandelijksche vergaderingen ook
de hulponderwijzers moeten tegenwoordig
zijn, en welke de taak dier vergadering
zou zyn.
Op deze beide vragen zendt dezelfde on
vermoeide commissie, die het Happort op
stelde, ous het navolgend antwoord, dat
X. stellig wel zal bevredigen.
Al vraagt 't wat veel van onze beperkte
ruimte, toch plaatsen wij het gaarne in zijn
geheel
De zaak is belangrijk en verdient aller
aandacht.
Aan de Redactie van de Zèeuwsche
Kerkbode.
Aangenaam is het de commissie, die het
rapport over het schoolverband stelde, door
de redactie in de gelegenheid gesteld te
worden te antwoorden op de vragen door
X. te M. gedaan in no. 88. Een woord
van dank mag hierbij ook niet onthouden
worden aan den geachten redacteur, die
zooveel ruimte afstond om de lezers van
deze bode met het rapport bekend te
maken. Hoe meer het gelezen en bespro
ken wordt, hoe meer vragen op- en aan
merkingen er over tot de commissie komen,
hoe aangenamer het haar zal zijn, vooreerst
om zelf gewezen te worden op gebreken
en leemten in het rapport, maar ook in
de hoop, dat anderen er door opgewekt
mogen worden te gaan of te blijven onder
zoeken, hoe eene school met den Bijbel
nog meer dan tot hiertoe ten zegen kan
zijn voor de gansche gemeente. Yan het
opsporen en naleven der zuivere ordenin
gen d.i. Gods ordeningen hangt zooveel af.
Yolkomen stemt de commissie met X.
in, wanneer hij zegt, dat de lauwheid en
onverschilligheid omtrent het Christelijk
onderwijs, zoowel bij Chr. Ger. als bij Ned.
Ger. veelal een gevolg is van onkunde.
Het ligt nu echter ook voor de hand, dat
de onkundigen ingelicht moeten worden
door hen, die meer weten, opdat er niet
langer uit onwetendheid gezondigd worde.
Laat iedereen, die belang stelt in de op
voeding van de kinderen onZes volks naar
den eiseh van Gods Woord, het Christelijk
onderwijs bepleiten, liefst in zijn naaste
omgevingvoorts kunnen predikanten op
de noodzakelijkheid er van wijzen bij de
bediening des Woords en met hen de
ouderlingen bij het huisbezoek, de diakenen
bij de armenverzorging en verder ieder in
zijn ambt of beroep, dus ook de commis
sieleden en onderwijzers. Wie nu in de
eerste plaats tot dit werk geroepen zijn,
kan voorloopig nog wel onbesproken ge
laten worden. Heerlijk zou het zijn, als
ieder op dit gebied deed wat hij kon, ook
voor dit werk de leiding des Heiligen
Geestes be;:eerende.
Onderwijzers en commissieleden, die uit
den aard der zaak beter met het onderwijs
bekend zijn dan v le anderen, hebben
hier in elk geval eene gewichtige roeping
te vervullen. Op hen rust de plicht om
lo. te wijzen op de noodzakelijkheid eener
school met den Bijbel voor gedoopte kin
deren, terwijl 2o. de roeping om voor dat
onderwijs te zorgen in de eerste plaats
rust niet op de overheid, maar op de
ouders en de leden der gemeente. En 3o.
al ontvangen nu alle kinderen der ge
meente christelijk onderwijs, zoo bleef er
toch op dit gebied nog veel te doen.
Door de Staatszorg zijn velen zóó ver
wend, dat ze doen alsof de scholen met
den Bijbel stichtingen zijn van de besturen
en onderwijzers, terwijl de gemeenteleden
en de ouders moeten leeren, dat zij zelf
de verantwoordelijkheid dragen voor de
scholen, waarop de kinderen der Gemeente
onderwezen worden. Zoowel op de leden-