banden en gevangenis, zijn Helper zal hem
losmaken en bevrijden.
Mocht zijn natuurlijk of geestelijk oog
verblind zijn, zoodat hij in akelig duister
moet omdwalen, zijn Helper raakt zijn oog
aan en doet hem zien, al zou Hij daartoe
ook het slijk der straten gebruiken.
Is hij neêrgebogen door de lasten en
de moeiten en de zorgen des levens, neêr
gebogen wijl de geloofskracht aan zijn len
denen en de staf der hope aan zijn hand
ontviel, ligt hij klagelijk neder, zijn
Helper zal tot zijn hulpe gereed zijn, zoo
hij roept en zal den gebogene uit het
stof weder oprichten, zijn lendenen weer
met kracht omgorden en hem den staf weêr
in de hand geven.
Moet hij als een vreemdeling omdolen,
is hij soms als een verlaten wees, zit hij
bij wijlen neder als een eenzame bedroefde
en van kinderen beroofde weduwe, zijn
Helper houdt hem dan staande, zal hem
een Vader zijn, zal een Rechter voor hem
wezen.
En dit zijn geen ijdel) verwachtingen.
Zij zijn welgegrond in 's Heereu Woord
en verbond. De Iieere heelt Zich zóó ge
openbaard in het leven van Zijn Kerk en
volk. Hij kan en wil en zal zulk een
Helper zijn dengenen, die van Hem hun
verwachting mogen stellen.
Jacob's God is niet zijn hulpe uit kracht
van zijn geloof of liefde en ook niet omdat
hij Hem tot een Helper koos, maar alleen
omdat die Outfermer zich in vrije liefde
en onveranderlijke genade aan hem ont
dekte, en aan hem zich verbonden heeft.
Lezer kunt gij Psalm 146 op u zelf toe
passen? Zijt gij inderdaad gelukkig?
Alleen door en in Christus Jezus wordt
gij zulk een welgelukzalige.
Wij hebben getracht aan te toonen,
dat men op goede gronden zeggen, kan,
dat de kerkeraden der Nederd. Gereform.
Kerken niet slechts voor enkelen, maar
voor heel de Gemeente den band met het
Hervormde Kerkgenootschap, het Staats-
creatuur van 1816, hebben verbroken.
Wij wezen er op dat door deze daad in
verre de meeste kerken nu drieërlei groe
pen zijn ontstaan. Er zijn kerkleden, die
noch naar kerk, noch naar godsdienst
meer vragenzij weten waarlijk niet,
waartoe die beiden nog goed kunnen zyu.
De meesten van deze groep houden zich
geen oogeablik met de kerkelijke beweging
bezig. Enkelen hunner gebruiken kerkelijke
zaken en ambtsdragers al3 voorwerpen voor
hun spot. Terwijl zeer weinigen onder
hen een woord van waardeering hebben
voor den moed der overtuiging en der
consequentie, welke zij bij de gereformeer
den zien
Dj tweede groep kerkleden bestaat uit
hen, die door allerlei beweegredenen er toe
komen zich te verzetten tegen de opzieners
der Gemeente en hun bovengenoemde daad;
die, 't koste wat 't wil, de bestaande orde
van zaken wenschen te bestendigen. Geen
middel wordt ontzien om hun doel te be
reiken, en in hun gevolg vooral ziet men
er helaaszeer velen die geen andere be
weegreden hebben dan Ilerodes naar Han
delingen 12:3 hadzij zien dat het velen
aangenaam is, en zij er zich bij velen
aangenaam mede maken, zoo zij ook roepen
voor het ingedrongen geweld en tegen de
wettige macht.
De derde, in aantal meestal de kleinste
groep, bestaat uit kerkleden, die met meer
of minder beslistheid, en uit meer of minder
zuivere beweegredenen, met de Opzieners
der Gemeente zich huigen ouder Gods
Woord, en in 's Heeren naam alle indringers
tegen staan.
Achter dezen staan er o nog zoo velen
die nog in allerlei strikken gevangen zit
ten, en door allerlei overweging weerhou
den worden, om toe te geven aan den
drang van Gods Woord, en aan den drang
hunner eigen overtuiging.
Wij hebben ook getracht aan te toonen,
dat het bestaan, het zeggen, het doen der
beide eerste groepen van kerkleden niet
geacht kan worden een bewijs tegen de
rechtheid en gerechtigheid van de zaak der
Nederd. Geref. Kerken te zijn.
Nu zijn er velen die zich dan maar
niet kunnen begrijpen, dat de Opzieners
der Nederd. Geref. Kerken, die beide eerste
groepen dan niet loslaten. Zij kunnen niet
verstaan dat wij gansch onverschilligen en
openlijke weêrstrevers nog vasthouden,
dat wij, zooveel in ons vermogen staat,
ook bij zulken nog blijven aanhouden op
medegaan met de reformatie hunner kerk.
Het is hun onverklaarbaar dat wij gedurig
het 'ook die beide eerste groepen herinne-
ren gij zijt gedoopten daardoor van God
vermaand en verplicht tot een nieuwe ge
hoorzaamheid, tot een wandelen naar Zijn
W oord.
Zij zouden willen dat wij toonden te
gelooven, dat wij macht hebben ontvangen
van den Heere over de gansche Gemeente,
door zulke gemeenteleden bij tien- en
honderd- en duizendtallen af te snijden of
zooals zij dat liever noemen te schrappen.
Nu wij dit niet doen, en blijkbaar geen
plan hebben dit laatste in den eersten tijd
te doen, nu zien zij met zeker wantrouwen
de tegenwoordige reformatie-beweging aan.
Zij zeggen, gij bereikt uw doel nooit.
Die groote massa is u ontglipt, en zij
zal zich nimmer weêr gewillig door u
laten binden. Ook is uw aantal en geeste
lijke kracht voor zulk een taak veel te
klein over heel wat andere, en veel meer
mannen en vrouwen moest gij kunnen
beschikken, om met eenige hoop op goeden
uitslag zulk een doel na te jagen. Het is
een onbereikbaar ideaal, en men moet het
onbereikbare niet willen, want dat; over
spant eerst en verlamt daarna. Zie de
afscheiding, zij bewandelde sinds ruim
dertig jaren een gansch anderen weg, en
tij is toch ook uit God. Gij zult zien, na
jaren van tobben en vergeefsche inspanning
moet gij het opgeven, en dan komt gij ten
slotte toch uit, waar ook de Afgescheidenen
uitgekomen zijn. Gij let veel te veel op
de algemeenheid der Kerk en veel te weinig
op de zuiverheid der Kerk, en vergeet daar-
bij. uw belijdenis, die zegt dat men zich
moet afscheiden van hen die van de Kerk
niet zijn.
Deze bezwaren komen van de zijde van
Broeders en Zusters met wie wij in belij
denis één zijn, doch die van ons verschil
len in de wijze waarop de kerk moet ge
reformeerd worden, of beter gezegd, zij
geven een ander antwoord dan wij, op de
vraag: hoe te handelen als de kerk gede
formeerd is geraakt
Hoe dit verschil is te verklaren, hebben
wij niet te bespreken. Het bestaat.
Wij hebben nu maar aan te toonen, dat
wij goede en naar wij meenea afdoende
redenen hebben om te doen gelijk wij de
den, en denken te blijven doen.
Eerst willen wij echter even ingaan op
sommigebedenkingen hierboven opgenoemd.
Men zegt, gij bereikt uw doel met. Wij
zouden willen in bedenking geven of 't
toch niet beter ware, niet met zoo groote
zekerheid te spreken. Een meusch is zoo
kortzichtig, en wat hij ziet, ziet hij nog
vaak zoo onzuiver, wij staan aan zooveel
invloeden bloot en vergistten ons reeds zoo
menigmaal in de uitkomst.
Maar daarbij vragen wij, wat meent gij
ons doei te zijn Wij willen dat het
kome in de kerk tot reformatietot die
hervorming van hart en wandel, waardoor
het alles weêr gaat naar Gods Woord, en
waardoor men zich in ahes weêr onder
werpt aan het eenige Hoofd der Kerk,
Jezus Christus. Sinds 1816 heeft in
onze Nederduitsche Gereformeerde kerken
een vreemde macht den baas gespeeld, nl.
de macht van ongeloof en revolutie zij
heeft veel bedorven, veel krank gemaakt,
veel uit de voegen gelicht. Wij wenschen
nu dat die ingedrongen macht buiten het
erf der kerken weêr worde gezet, en dat
onze kerken weêr naar 's Heeren Woord
zullen geregeerd wordeD, en dat zij door
woord en tucht genezen zullen worden
van hare krankheden, gezuiverd van het
ingeslopen bederf en de ingeslopen mis
bruiken, en dat de wanorde voor orde
plaats make.
Wij meenen daarbij dat aan dezen eisch
des Heeren tot reformatie onderworpen
zijn alle gedoopten, d. i. allen die gemerkt
zijn als bondgenooten, als onderdanen des
grooten Konings, als leden van het lichaam
van Christus.
Wij hebben ons dus niet opgemaakt om
die groote massS, der 12 duizend doopleden
der Nederd. Geref. Kerk van Middelburg
tot den laats ten man te bekeeren, wij wen
schen evenmin een Labadistisch groepje
van bevindelijke geloovigen te vergaderen,
wij wenschen al evenmin te saam te rapen
of te houden wat men tegenwoordig goed
vindt een volkskerk te noemen, het ligt
gansch niet in ons beginsel om tot eiken
prijs en altijd die ruim 12 duizend te blijven
behandelen gelijk thans, neen niets van
dit alles.* Maar om tot reformatie te komen
begonnen wij met naar ons recht en door de
ons van God verleende macht het Genootschap
met zijn besturen en reglementen buiten
de deur te zetten, en nu is in de tweede
plaats ons werk om eenerzijds in elke over
weging en bij alle handeling ons te laten
leiden door 's Heeren Woord, en anderzijds
de leden der Kerk te vermanen, te dringen,
te onderwijzen dat zij van God vermaand
en verplicht zijn om te onderhouden de