Een welgelukzalig man,
dat de Boekhouder zitting hoopt te hou
den tot uitbetaling der rente ia de geld-
leeniug, voor den bouw der Kerk, vervallen
den 1 November 18ö8, en wel op Donder
dag 1 November 1383 van 's voormiddags
10 tot 1 uren, en op Vrijdag 2 November
1888, van 's voormiddags 10 tot 12 uren,
telkens in de consistorie-kamer der Noor-
derkerk.
Namens het Bestuur
0. fl, de Wagemaker, Yoorz.
Mocht er op Zondag a. s. in de samen
komsten der Gemeente aan elke plaats óók
in den gebede gedacht worden aan de
Yrije-Universiteit en aan hare onderwijzers
en kweekelingen.
Zeer driugend is de behoefte aan meer
hoogleeraren.
Mocht er bij het gebed ook dankzegging
zijn voor den zegen, welken de Heere in deze
floogeschool met den Bijbel ook aan Zijn
Kerk schonk.
De Heere doe deze school groeien en
bloeien en rijke vruchten dragen.
I.
Psalm 146 5. „Welgelukzalig
is hij, die den God Jakobs tot
zijne hulp heeft, wiens ver
wachting van den Heere zijnen
God is.;'
Wie begeert niet gelukkig te zijn Het
is een toestand waarnaar elk verlangt. Al
het loopen en werken en worstelen en
lijden wat bij dagen en nachten rondom
ons plaats heeft, 't is om te verkrijgen
datgene, waardoor men zich voorstelt ge
lukkig te zullen zijn of zijn geluk te zul
len verhoogen.
Het is bepaald een levensbehoefte en
een levenskwestie. Ongelukkig te moeten
léven is erger dan de dood. Daarom zijn
er in onze diepgezonken maatschappij,
waarin zingenot voor velen het hoogste
géluk is, en waarin zoo vele dwazen ge
vonden worden, die zeggen er is geen God,
géén oordeel, geen eeuwigheid, ook
zoovele zelfmoordenaars. Beklagenswaar
dige, misleide zielen, die in hun blindheid
en vertwijfeling niet bedachten, dat zij
zich moedwillig uit een tijdelijken in een
eeuwigen staat van jammer en ellende
neerwierpen.
Zelfs Gods volk heeft toe te zien, want
ook een Jóna bad eens een schrikkelijk
gebed, Joria 4 3 en 8.
Het is opmerkelijk. Duizendmaal mis
lukt ons de poging om het geluk te
grijpen en toch beginnen wij telkens de
worsteling op nieuw. Even vele malen
werden wij teleurgesteld. Wij verkregen
wel het begeerde, maar ziet, het gaf niet
wat het beloofde, hét was niet wat het
scheen. Tóch blijven wij hopen.
Lezerzijt gij waarlijk gelu/ckig De
wraag is niet, of gij uzelf voor gelukkig
houdt, maar of gij het inderdaad zijt. De
vraag is ook niet, of gij uz<df tracht te
vreden te Stellen met wat gij hebt, maar
«f gij inderdaad hebt al wat gij behoeft.
Kunt ge nu zeggen, dat gij leeft in een
toestand, in omstandigheden, waarin uwe
hoogste, uwe meest wezenlijke behoeften
zijn vervuld, waarin gij in den edelsten
en reinsten zin des woords vrede geniet
Kunt gij naar waarheid getuigenwaar
ik ook heenzie, omhoog of omlaag, rondom
mij of naar binnen in mijn hart, of ik
let op stoffelijke of op geestelijke zaken,
of ik in 't heden of in de toekomst blik,
of ik denk aan God of aan den mensch,
ik heb yrede, het is vrede. Ik leefik
beminik dank
Kunt gjj Lezer of Lezeres, belijden dat
gij gelukkig zijtomdat gij zoekt èn vindt,
omdat gij klopt èn u wordt opengedaan,
omdat gij vraagt èn ontvangt
Kunt gij uw geluk niet verliezen Een
verliesbaar geluk is niet wat het schijnt.
Neen, de vrees, het te kunnen verliezen,
neemt het genot weg en maakt het geluk
in 't eind tot een last. Zoo iets maakt
mij gelijk aan den gierigaard, die in 't eeue
oogenblik geniet als hij zijne schatten in
zijn oog doet schitteren, maar zie, daar
hoort hij een geritsel en met een van
vrees wegkrimpende ziel werpt hij zich op
zijn schatten en klemt er zich aan vast.
En toch, zoo gij uw behoefte om geluk
kig te zijn, door en in een schepsel
zoekt te voldoen, dan zult gij steeds slechts
een verliesbaar geluk vinden, dat gij metter
daad ook verliezen zult.
Al wat u buiten God gelukkig maakt
is gelijk aan een meer of minder schoon
vuurwerk, dat zich zelf in zijn schitterin
gen verteert, dat zeer kortstondig is, dat
alleen onder zeer gunstige omstandigheden
schoon kan zijn, en dat eindigt met u
in akelig stikdonker achter te laten, want
een der voorwaarden om dat geluk te ge
nieten is, dat Gods maan niet schijnt en
Zijn sterren niet lichten.
Men heeft er daarom wat op gevonden.
Men roept u toe Laat ons eten en drin
ken en vrolijk zijn, en morgen sterven
wij Dat wil zeggen nu goed, laat alles
vergaan en ik er bij,dan zal ik er van
halen, wat ik er van krijgen kau. Is dat
dan g lukkig zijn Is dat niet de wanhoop
Hoe onbarmhartig is die raad Geen
enkele afmé, geen verlaten weduwe of wees,
geen daglóoner met zwaar gezin, geen
enkele kranke, niet een met een zwak
lichaam, niet een van die duizenden slaven
in ons Christelijk Nederland die dag en
nacht, dag in dag uit, aan spoor of boot,
in kroeg of bordeel, in fabriek en elders, en
op allerlei anders wijzen moéten bezig zijn,
kunnen van dien raad gebruik maken.
Móeten die dan maar niet gelukkig zijn
En bovendien eten en drinken en vrolijk
zijn houdt geen mensch een maand vol
of hij is 't zat en is ziek.
Bovendien is een mensch geen beest,
dat in voldoening der vleesclielijke behoef
ten en lusten gelukkig is. Ook aan de
behoeften van verstand en hart moet vol
daan. En daartoe is wat anders dan eten
en drinken en pret noodig.
Neen Lezer, gij zijt niet gelukkig zoo
gij 't niet zijt als de man, van wien 'psalm
146 5 u spreekt.
De oorzaak van uw ongeluk is, dat gij
God kwijt zijt en dat Satan uw heer is
geworden
Gij zijt in het paradijs van heer veran
derd, omdat gijzelt een ander geworden
waart. Gij wierd een andere knecht en
daarom hebt gij een anderen heer gekozen.
Dit heeft een ganschen omkeer in uw toe»
stand en omstandigheden ten gevolge gehad.
Daarbij komt, Satan heeft u bedrogen
en misleid, en hij houdt niet op dit te
doen.
Hij heeft u doen gelooven, en wil u
nog doen gelooven, dat de dienst des
Heer en een akelige, den mensch onwaar
dige, vernederende slavernij is, maar dat
zelf God te zijn de hoogste zaligheid is.
Door u dit wijs te maken, trekt hij n
van God at, dat is hij brengt u in opstand
tegen uw wettigen Heere en zóó wordt gij
een doodschuldigeen ten andere berootfe
hij u zóó van uw e,enige levensbron en van
uw gelukuw zaligheid. Daarom is het
hem juist te doen. Zoodoende wordt hij
uw heer of gij 't wilt of niet.
Satan's dienst is een harde dienst. Hg
laat u alleen staan, geheel voor eigen re
kening. Gij moet maar zien hoe gij u
zelf in uw ellende gelukkig maakt.
Wat die booze dienstknecht van zijn
goeden heer zei in Mattheus 25 24, dat
is ten volle waar van den dienst van Satan
en wereld en zonde. Zij nemen weg, waar
zij niet gelegd hebben, en zij maaien waar
zij niet gezaaid hebben.
Daarom Le er of Lezeres, zijt gij zoo
diep ongelukkig, daarom komt gij zoo
telkens teleurgesteld uit, en zoo God 't niet
verhoedt, komt gij eeuwig om.
Satan en zijn helpers maken u wijs, dat
uw ongeluk ligt in uw omstandigheden,
in de menschen en de zaken rondom u.
O, zoo gij hem hierin gelooft, zal hij uw
hart met wrevel vervullen, gij zult tegen
God en menschen vloeken en opstaan, en
zóó zult gij uw oordeel en ellende slechts
te zekerder bevestigen.
Neen, zoo gij ongelukkig zijt, dan ligt
dit aan u zelf. Gij zijt niet die gij behoordet
te zijn, en gij zijt niet waar gij moest wezen.
Indien gij Gods kind waart, zoo gij Hem
in liefde diëndet, zoo gij u gewillig boogt
onder Zijn récht, dan zoudt gij volzalig,
volkomen gelukkig zijn.
Dan waart gij een ander dan die gij nu.
zijt, dan zou alles anders zijn.
Dan stondt gij in dienst van een Heere
die eerst zaait én doet groeien en dan maait,
die eerst geeft en dan eischt.
Lezerwaarom zijt gij niet gelukkig En
indien gij het wel zijt, kunt gij uw geluh
niet verliezen
33 3%
In het nummer dezer Bode van 6 Oct.
1.1. brachten wij een paar bedenkingen ter
sprake, welke men nog al eens hoort in
brengen tegen de op nieuw gezuiverde
Kerken.
Een dier bedenkingen trachtten wij weg
te nemen. Op de beide andere beloofden
wij terug te komen.
Wij stellen ons bij deze en dergelijke
besprekingen niet voor, dat zij, die zulke