rechtvaardige Lot in Sodom liever verdroeg, dan den Heere te volgen, en hoe hij ein delijk maar nauwelijks ontkwam aan het oordeel des Heeren. Denk maar eens hoe zwaar het Abrarn blijkbaar viel, om den Heere te volgen, toen een hongersnood hem uit Kanaan naar Egypte dreef. Indien er dus ook in onze dagen nog geloovigen gevonden worden, die onder allerlei voorwendsels weigeren den Heere te volgen in de reformatie van Zijn Kerk in dit land, en die liever hun ziel dage lijks kwellen in een Ohristusverwerpend, kerkverwoestend genootschap, dan afstand te doen van zooveel, dat hun vleesch aan genaam is en waarvan zij, vleesehelijk geredeneerd, geen afstand kunnen doen, wijl zij het niet kunnen missen, laat ons dan daarover niet zóó verbaasd zijn, laat ons daarover niet hard noch uit de hoogte oordeelen, maar laat ons uit ijver voor den Heere en uit barmhartigheid jegens de zielen, het kwade kwaad noemen, en voor die gebondenen bidden om losmaking. Indien er ook anderen worden gezien, die, hetzij als Abram, blijmoedig en ge willig uit Ur, of hetzij als Lot zuchtend en onwillig uit Sodom, den Heere mogen volgen, met achterlating van veel of van alles, laten die zich dan niec verheffen, alsof zij wat bijzonders waren, laten zij dan des Heeren eere niet stelen, maar zeggendeze genade is mij van den Heere geschied. Hoe moeilijk nu dit volgen echter ook zij, het is nogtans noodzakelijk. Het moet. De Heere wil het. Het is Zijn recht dit te eischen, en het is des volks plicht en roeping te gehoor zamen. Hij is uw Makeruw Onderhouder. Hij bezit u geheel. Zonder Hem kunt gij u roeren noch bewegen, zoomin geestelijk als lichamelijk. Hij is naar het allerheiligst recht voor u, gelijk voor al wat leeft de eenige Wet gever en Rechter en Koning. Bovendien heeft Hij een verbond met u. Gij zijt gedoopt. Gij zijt van Gods wege vermaand en verplicht tot eene nieuwe gehoorzaamheid. Gij zult dezen eenigen God, Vader, Zoon en H. Geest, aanhan gen, betrouwen en liefhebben van ganscher hartevan ganscher zielevan qansclier ge- moede en met alle krachtende wereld ver laten, uw oude natuur dooden, en in een nieuw, godzalig leven wandelen. Zonder het stoutste en schuldigste on recht te plegen, kunt gij u aan dezen eisch des Heeren niet onttrekken. Den Heere niet te volgen, is uwer ziele onberekenbare schade te berokkenen. Want alleen achter en onder den Heere in Zijn dienst is het leven een anderen Koning te volgen is de dood. Dit is van het pa radijs af gebleken, en door al het volk ^ervaren. Van den Heere af te wijken brengt een magerheid en doodigheid over de ziel, en het noopt den Heere, (menschelijk uitge drukt) om de tuchtroede op te nemen en Zijn weêrstrevige kinderen te kastijden. Dit kan wel niet anders. Immers van den Heere afgaande, gaan wij af van het licht, van de kracht, van den raad, van onzen troost, en van ons leven. En dan kunnen wij wel een vromen en reusach- tigen Saul tot onzen Koning stellen, maar met dien eindigen wij toch nergens anders dan op Gilboa's jammerlijk gebergte. En hoewel de Heere de ziel van Zijn Jona than gered heeft, hij viel toch met Saul en diens mannen op Gilboa. Dit voldoen aan 's Heeren billijken en rechtmatigen eisch gaat zóó nauw, dat ook alle menschelijke inmengselen moeten uit gezuiverd worden. Nog nimmer is 's Heeren Kerk zonder veel vermengd volk uitgetrokken, en nog nimmer volgde eenig discipel den Meester alleen uit geestelijke liefde en eeniglijk, in de kracht des geloofs, zuiver een daad van gehoorzaamheid doende. Dit moest ivel zoo zijnmaar is na den val slechts zeldzaam bereikbaar, en kan in elk geval alleen in den weg van hei ligmaking afstervende en afleggende den ouden mensch, en den nieuwen mensch aandoende. Volmaakt zal de liefde en daarom ook de gehoorzaamheid, pas in den hemel zijn, en daarom blijft het hier op aarde: »ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik ook van Christus Jezus gegre pen ben." Doch er dan ook naar jagen. Want de Heere neemt in dat vermengde uittrekken geen genoegen, en kan die inmengselen in Uwe gehoorzaamheid, welke niet naar zijn Woord zijn, niet goedkeuren noch dulden. Hij zal u als al zijn kinderen in een weg van loutering en heiliging leideu, opdat uitgezuiverd worde de oude zuurdeesein. Het spreekt van zelf dat nergens in Gods Woord geleerd wordt, en ook nooit in de de echte praktijk der godzaligheid voor gesteld is: gij moet wachten met volgen, tot dat gij het volmaakt doen kunt. Dit kan noch mag. Want dan zou God om uwer zonde wille, om der wille van uw schuldige onmacht en verdorvenheid voor een tijd en voor een deel afzien van Ziju recht en Zijn wet. Zoo zou de Heere God een knecht van uw zondige en verdorven natuur worden, en ophouden de Heere te zijn. Neen. De Heere eischt hedendat gij Hem volgen zult zonder eenig beding. En let wel op Lezer, in dien weg van dat volgen komt Saul om, en wordt David door de tuchtigende liefde des Vaders behouden. In dien weg van dat volgen wordt het open baar dat zij niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn. In dien weg van dat volgen wordt openbaar wie de gekenden en ge- kochten zijn, en wie de verworpenen. Waarom dit zóó is, zullen wij later wel bezien, zoo de Heere wil, nu wijzen wij alleen op het feit. Hieruit volgt o. a. dat wij bij 't uittrek ken en optrekken om te volgen niet hebben ie schiften. Ook om nog andere redenen kunnen noch mogen wij dit. Wij hebben alleen ons zelf en anderen, zoovelen er gedoopt zijn, den eisch des Heeren te prediken dat zij volgen moeten, en tegelijk het evangelie des Heeren dat èn hoe aan dien eisch kan voldaan n. 1. door het geloof in Christus Jezus. Komt het dan tot volgen, dan hebben wij daarbij Gods Woord als eenigen maatstaf en eenig richt snoer te doen gelden, en dan zal door de tucht van dat Woord het ware van het valsche worden onderscheiden en gekend worden. Lees eens aandachtig 1 Corinthe 10:1—15 en vergelijk daarmede Israëls uittocht uit Egypte, doortocht door de woestijn en intocht in Kanaan. Het wordt ons ook, zoo overdenkende, duidelijk dat er nog een reden is, waarom dit volgen" zoo noodig is. Er is daarin een beslissend kenmerk voor het kindschap Gods, n,l. in het echte volgen dat volhardt tot den einde. Het ware godzalige en God verheer lijkende volgen is alleen mogelijk voor de levend gemaakte zielen, voor zulken in wien de Heere het willen en volbrengen werkt. Zondër dit, is dat volgen onmogelijk Men kan er zich dan wel toe aangorden o gewis, dat deden alle Israëlieten in Egypte ook, en zelfs veel vermengd volk met hen, doch toen 't op voorttrekken aankwam, en dat wel in den weg Gods en naar den wille Godstoen bleek dat alleen het overblijfsel naar de verkiezing volgen kon, en al vol- geride binnen kon komen. Waarlijk niet om dat dit overblijfsel iets be ter of anders was dan het geheel, maar alleen omdat de Heere vrijelijk Zijne genade en kracht in hen verheerlijken wilde. Zoodat, uit dat volgen de ziel kan en mag en moet haar roeping en verkiezing vast maken. Niet uit de volmaaktheid van het volgen, maar uit het wondere feit d&t hij volqt en hierin volhardt. Lezer, als gij nu deze en de voorgaande overdenking over dat »volg mijnog eens wilt nalezen, dan leggen wij u drie vragen voor, n. 1. vooreerst volgt gijten andere, hoe voelt gij u onder het feitdat gij niet volmaaktniet heilig volgen kunten ten derde, waar blijjt gij met dat onvolmaakte en onheilige in uw volgen 3s® Sé Dat er tegenwoordig nog vele geloovigen zich blijven buigen onder het Genootschap en onder de tegen-kerkeraden, die in naam van het Genootschap zich opwierpen, valt niet te ontkennen. Dit is een zeer treurige zaak. Treurig omdat daarin de naam des Heeren niet wordt verheerlijkt, en óók om der wille van die geloovigen zelf. Nu moeten die Broeders en Zusters voor dat achterblijven, voor dat verwaarloozen van de onderlinge samenkomsten der Kerk toch redenen geven. Onder deze redenen zijn er al diep treurige, o. a. ook deze, die men niet het minste hoort noemen: »zoo lang er nog zulke mannen blijven preèken, en ik nog zoo'n preek kan hooren, ga ik er niet uit." Wij zouden kunnen vragen, waaruit U it de kerk Daar moogt gij nooit uit gaan, al keerden ook de schrikkelijke dagen van Eli of van Jeremia terug.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2