in zgn trouwe waakzame liefde en op een of andere wijze ons aanrakende, wenkt en roept Hij ons toe: »Volg Mij." Ook dit is de plaats der ruste nietO, wat kwam ons die roepstem ongelegen, wat hebben wij bet den Meester toen moeilijk gemaakt, eerst met onsZeg dat wij hier tabernakelen maken, en daarna met onze murmureeringen, en o, hoe pijnlijk viel ons die zelfkruisiging en dooding, waar door wij er toe komen moesten om al dat beminde los te laten en achter te laten en den reisstaf weêr op te nemen om den Meester te volgen. Wij hadden alles verlaten, land en 'maagschap en vaderhuis, wij hadden een langen gevaarvollen en moeilijken zwerf tocht achter ons, wij waren gekomen in een land vloeiende van melk en honig daar verscheen ons de Heere en sprak tot onze zieledit is het land der belofte. O, wat zieleblijdschap Doch hoor de Heere heeft nog iets te zeggenaan uw zaad zal ik dit land geven." Dus, nog niet ingaan tot de zoo zeer begeerde ruste. In het afgodische Ur der Chaldeën hadden wij nog een vaste woonstede, nog bloed verwanten die met ons den naam des Heeren aanriepen, doch hier in het beloof de land woont rustig de gevloekte nakomeling vau Cham en het zaad Abrahams moet er als een vreemden zwerver rond trekken en in tenten wonen, telkens weêr tot uit trekken en voorttrekken opgeroepen door dat: »Volg mij." Eindelijk was Isaï's verongelijkte, ge krenkte, geplaagde, vervolgde zoon in Ke- hila aangekomen. De Heere had het hem op zjjn gebed gegeven. Dit de hand van 's Heeren vijanden mocht hij bet verlossen. Hij wenschte er 's Heeren volk ten nutte te arbeiden. Zou hij nu eindelijk de ruste hebben gevonden O, hoe heeft 't hem door de ziel gesneden dat dubbele antwoord (1 Sam23 li en 12.) »Hij zal alkomen" en s> Zij zouden u overge ven." O, als als de Heere zelf ons roept »volg mij", dan is er nog altijd zoetheid en lieflijkheid in, dan worden wij er nog immer de stem van den goeden Herder in gewaar, die zijn, zij 'took afgedwaalde, schapen roept. Maar als de Heere de vij anden toelaat dat zij ons doen omzwerven, en als dan die vijand soms eens gezalfde des Heeren is, of de man die ons brood at, of wel onzen Absalom, o, als de Heere zóó zijn »volg mij" ons hooren doet, Lezer, dan leeren wij Psalm 42 en 43 verstaan, dan krijgen wij kennis aan 't gebed, Psalm 36: 12. Neen David, ook in Kehila is de ruste niet, de Heere uw Herder, heeft wat beters voor u wegge legd, uwe getelde omzwervingen hebben nog geen einde, uw tranenflesch is nog niet geduld, er zullen nog meer klagingen uwer ziele in Gods register moeten inge schreven worden. Pscdm 56.) Lezer, wat is het een kort, maar zwaar en beteekenisvol woord, dat wij overdenken. Tegen het in hetzelve geëischte komt geheel de wereld, komen de poorten der hel, komt geheel ons hart en ons vleesch in verzet. Zoo gij niet Je-sus, maar Satan volgen wilt, desnoods onder vromen schijn, onder schijn van godzaligheid, onder schijn van ijveren voor den Heere, dan biedt hg u, hoewel liegende, de wereld aan met al haar macht en heerlijkheid maar weet wel, zoo gij zijn aanbod afslaat, zoo gij durft roepen: »Weg van mij Satan!" zoo gij durlt belijden en volbrengen »den Heere uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dieuen dan zal de vorst der duisternis en dezer eeuw tegen u op zetten al wat in deze wereld sterk en hoog en heerlijk is, en naam heeft. Het zal n dan vergaan als David, dan zult gij eens Jacobs woord moeten overnemen: weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens," dan zult gij kennis krijgen aan Mozes' klacht Psalm 90:10 »en het uitnemendste van die is moeite en verdriet." En wilt gij nu het geheim kennen waar door al die vreemdelingen en bijwoners telkens weêr den staf hebben opgenomen, en op 's Heeren roepstem ook uit de vriendelijkste Elims zijn weggetrokken de woestijn in, en zelfs in Kanaau in taber nakelen hebben kunnen wonen Sla dan uw bijbel eens op bij Hebreen 11 14 en bij Filippensen 2 13. gg M g, Wij wezen er in het nummer van 1 Sep tember 1.1. op, hoe noodzakelijk het ambt van den Bedienaar des Woords is voor de Kerk. Noodzakelijk voor het welwezen der kerk, omdat het den Heere behaagt ook door dit ambt te arbeiden aan de volmaking der heiligen en aan de opbouwing des lichaams van Christus, en mede door hetzelve het werk der bediening te doen plaats hebben. Wij wekten op tot gebed bij Opzieners en leden der vacante kerken allereerst, om van den Heere te begeeren, dat Hij Zijne kerken weêr met bekwame en goede Dienaars mocht versieren. Hierbij willen wij nu nog 2 zaken her inneren. Vooreerst laat ons bij ons bidden niet vergeten, dat er in ons gemis in deze schuld is. De H. Geest is bedroefd, en heeft zich teruggetrokken. Het is Zijn ambt de Kerke Christi met goede ambtsdragers te versieren en wijl Hij zich nu terugtrok, niet zóó krachtig meêwerkt onder ons, daarom zijn er geen wachters en geen tempelbouwers in Zion. Laat ons gebed dus gepaard gaan met schuldbelijden en verootmoediging. Laat ons Jeremia 3 25 overnemen en Jere- mia 31 19 ook bij ons worden gezien, en laat er een antwoord bij ons gevonden worden op de vraagwaar wij met onze zonden en schuld in deze zijn gebleven Én ten andere vergeten wij niet, dat de echte bidder zoekt] om het gebedene te verkrijgenDat wil niet zeggen, dat hij den Heere het werk uit de handen neemt, öf dat hij den Heere wat gaat helpen, neen maar dat hij in diepe afhankelijkheid en stille verwachting de genademiddelen en wegen Gods aanwendt en ingaat. Zoo deed ook David naar Psalm 27:4. Zoo deed ook Habakuk blijkens Habakuk 2 1, En zoo heeft de kerk steeds gedaan. Laten wij dan bedenken, dat de Heere wil dat wij niet alleen bidden, maar ook arbeiden om goede Dienaars te bekomen. Daartoe moeten dan ook naar onzen Cate chismus scholen onderhouden worden. Onderhouden worden met gebed en gaven en onderwijzers en leerlingen. Deze genademiddelen te verwaarloozen, is den Heere verzoeken. Want wel geeft de Heere soms in buiten gewone tijden aan enkele personen op buiten gewone wijze de gaven en bekwaamheden om dit ambt te bedienen, doch juist dat het buitengewoon is, doet zien dat dit voor ons geen regel is. Niet wat de vrijmachtige Onttermer naar Zijn vrijmacht kan en wil werken, maar Zijn geopenbaarde wil is voor ons regel. Laat ons dus ook hier biddende werken en werkende bidden, en dan zal de Heere een blijde uitkomst geven. Wij hebben hiervoor Zijn beloften. Laat ons ook niet vergeten dat er nog mannen zijn die, hoewel nu nog gebonden in de banden der zonde en der eigenwil lige godsdienst of der menschenvrees of van ongeloof, nochtans van den Heere be gaafd zijn met gaven en krachten tot de bediening des Woords. O, mocht er gebed zijn voor die mannen Broeders, of het den Heere behagen mocht, ook hen aan den strik te doen ontkomen, en hen aan Zijn Kerk weder te geven. Ook hier geldt Jacobus 5:19 en 20. Wanneer dan bij dit alles Spreuken 3 9 wordt betracht, en Paulus' voorschrift 1 Corinthe 16 1 en 2 wordt in acht ge nomen, en het voorbeeld van de Macedoniërs en Achajers Romeinen 15 26) ook ten op zichte van arme kerken wordt nagevolgd, dan zal men nergens ongehoorzaam behoe ven te zijn aan 1 Corinthe 9:14. Wij zeggen dat wij Gereformeerd zijn. Nu, een gereformeerd mensch beeft voor 's Heeren Woord en laat zich in alle dingen door dat Woord gezeggen, hij wandelt ootmoedig naar dat Woord achter den Heere aan. Laten dan de Nederduitsche Gerefor meerden ook in deze hoogst gewichtige zaak toonen, dat er weêr reformatie onder hen is. Wij zeiden in het nummer van 1 Sep tember, dat het ambt van den Bedienaar des Woords door niets kan vervangen worden. Dit ligt allerminst in de uit nemendheid of godzaligheid van hun persoon. Neen, »een Dienaar des Woords is voor den gereformeerde een gewoon mensch, wiens adem in zijn neusgaten is en dies even weinig als andere menschen te achten,, daar God alleen groot is en een schepsel nooit groot kan zijn. En zelfs door het ambt waarmeê hij bekleed is, werd de waardij van zijn persoon als persoon niet in het allerminste verhoogd. Met of zonder ambt is en blijft hij dezelfde zwakke, brooze mensch en afgedoolde zondaar, die alleen door Gods genadestaan kan." De persoon kan daarom wel vervangen,.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2