Te half zes uren sloot de Voorzitter de vergadering met dankzegging en gebed. Namens de buitengewone Classis- vergadering. A. B. CRUCQ, h. t. Actuarius. De Kerkeraden worden vriendelijk her innen! aan de storting bij den onderge- teekende voor het einde dezer maand van het quotum over September in het trakte ment van den Classikalen Oefenaar. de Classikale Quaestor, C. H. DE WAGEMAKER. Aan de Kerken dezer Classen wordt herinnerd dat in de vergadering van 7 Maart met algemeene stemmen besloten is om telkens om de 2 maanden een collecte te houden tot het saambrengen van een fonds voor hulpbehoevende kerken. De eerste collecte zou gehouden worden Zondag 18 Maart 1. 1. De tweede had dus moeten plaats hebben in Mei en de derde in Juli. In Juli is dit echter in niet één kerk geschied. Sommige kerken deden het nu reeds in Augustus, doch anderen lieten het tot heden nog na. Mogen wij deze laatsten aan die col lecte herinneren. Het geldt hier niet enkel het dragen van elkanders lasten, maar ook het nakomen van een belofte, die niet tegen maar naar het Woord is. Aan de Kerker aden der Neder d. Geref. Kerk- en der gecombineerde Classen van Zeeland. De Kerkeraad der Nederd. Geref. Kerk te Arnemuiden. heeft de eer u langs dezen weg te berichten dat hij in zijne verga dering van 16 Augustus voor de geheele Kerk te Arnemuiden gebroken heeft met de Synodale Hiërarchie om van af dien dag weder kracht en geldigheid te verleenen aan de Kerkenorde welke laatst in 1618/19 te Dordrecht werd herzien. Tot die daad moest de Kerkeraad over gaan aangezien de Kerk van Arnemuiden zoo min als eenige andere Kerk zonder te breken met de Synodale Hiërarchie tot refor matie komen kon. Terwijl de Kerkeraad u dit bericht, spreekt hij den hartelijken wensch uit dat gij met hem in correspondentie moogt willen treden op de basis van onze be lijdenisschriften, ter onderlinge versterking en opbouwing. Gods Geest zij met uwe Kerken. XJ Zijne genade toebiddende, blijven wij met broedergroete. De Kerkeraad voornoemd. J. Wisse Voorzitter, N. Cornelisse, Secretaris. Getuchtigd maar niet g-eciood. Exodus 3:2. Wel mocht Mozes uitroepenik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat groote gezicht," Immers de doornbosch (braambosch) brandde, maar werd niet verteerd. Het stond geheel in 't vuur, en toch bleef het ongedeerd en werd niet tot kool en asch. Voorwaar dit mocht zijn verbazing wek ken. Het was een verschijnsel dat niet uit de wetten der natuur was te verklaren, dat geheel het tegengestelde was van den gewonen loop der dingenhet was een goddelijk wonder. Een wonder van groote en heerlijke be- teekenis voor Mozes, voor geheel Israël, ja voor geheel de Kerk. De Heere heeft in Zijn eeuwigen raad besloten, dat op aarde vele volken zouden wonen, en dat onder alle dezen één volk in 't bijzonder Zijn volk, Zijn knecht, Zijn eigendom zijn zal, waarin Hij zal verheer lijkt worden. Gelijk alle anderen zoo had de Heere nu ook dit volk geformeerd, en nu was het oogenbiik gekomen, dat Hij het zich als Zijn volk zou eigenen, en het tot zijne roeping zou gaan bekwaam maken. Hoe dit nu zijn zal, en hoe dit ge schieden zal, toont de Heere nu vooraf in dit gezicht aan Zijn knecht Mozes den Middelaar der wet. De engel des Heere is dezelfde als de man met wien Jacob worstelde en wiens naam wonderlijk is, die zich aan Manoach en zijn vrouw openbaarde als een man des Heerendie bij Zacharia verscheen als de Openbaring en het Woord van Jehova en als de Voorbidder des volksdezelfde dien Maleachi noemt de Heere die snellijk tot zijn tempel komen zalhet is de Heere der Heirscharen wiens gedenknaam Jehova is. (Hosea 12 6.) In een vuurvlam verscheen deze Engel des Heeren. Het vuur is in de Schrift beeld van 's Heeren heiligheid en gerech tigheid, in haar louterende en reinigende of verterende kracht. De Heere is een verterend vuur, dat de tegenstanders zal verslinden. Als de Heere (Openb. 19) krijg voert in gerechtigheid, dan zijn Zijne oogen een vuurvlam. Zijn troon is vuur vonken en Zijn raderen een brandend vuur. (Daniël 7.) Hij verscheen in het midden van den doornbosch. In Richteren 9 15 is de doorn bosch de minste onder al de boomen van den Libanon. En ook in Zacharia 1 wordt Israël niet voorgesteld als een ontzag'lijk woud, maar als een mirtenbosch in de diepte. De Heere gaat om zich te openbaren, alle heerlijke wouden voorbij en verkiest als plaats daartoe het onaanzienlijke en lage doornbosch in de nabijheid der woes tijn, en niet verre van den naakten, schrikkelijken Horeb. Dit was zeker al een weinig geschikte of aantrekkelijke plaats. Mozes had die plaats den Heere niet aangewezen. Geheel vrij verkiest de Heere in dien doornbosch zich te openbaren. Zóó is die doornbosch een beeld van het volk en de kerk des Heeren naar hunnatuar- staat. Zonder waarde zijn zij, alleen deugende om in het vuur geworpen te worden. Er is in dat volk voor den Heere niets begeerlijks noch voortreffelijks. Ook schijnt elk ander beter en uitnemen- der begaafd en grooter dan dit. Het is een volk zonder gedaante of heerlijkheid, het is voor den hoogen en heiligen God wel verwerpelijk maar niet begeerlijk. Indien dat volk eenigermate zich zelf leert kennen, stemt het hartelijk in met 's Heeren Woord: »Ik doe het niet om- uwentwil, gij huis Israëls maar om mijnen heiligen naam." Ezechiel 26. Het kleine en verachte heeft dus de Heere vrijwillig uitverkoren. In het mid den van zulken wil Hij wonen, in en aan hen wil Hij zich openbaren in heerlijkheid. Zóó is het al de eeuwen door geweest. Niet Kaïns, maar Abels offer verkoos Hij. Niet Ezau, maar Jacob heeft Hij lief gehad. Het trotsohe, machtige, wijze Egypte was verworpen en het tichelstrijkende volk nam Hij aan. Niet Saul, niet Isaï's eerst geborene, maar de kleinste en minstge- achte David was de man naar Zijn hart. Niet de Gamaliël's, noch de Nicodemussen, maar Galileesche visschers waren Zijne Apostelen. De Christus werd geboren naar 't vleesch uit eene vrouw, die den staat- der rechtheid verloren had, uit Sarai, de onvruchtbare, uit Lea, de geminachte, uit Thamar, de hoer, uit Éuth, de Moabitische, uit Bathseba, de overspelige, uit Maria, de maagd, niet te Jeruzalem, maar te Beth lehem, niet in een paleis, maar in een beestenstal. Waarlijk, zoo de Heere met dit volk een verbond maakt, dat Hij hun God zal zijn, en zij Zijn volk zullen wezen, dan is dit in Zijn hart uit vrije liefde opge komen. Het feit nu, dat de Heere in een vuur vlam in dien doornbosch woont, en deze toch niet verteert, doet ons zien, dat Jehova in heilige gerechtigheid, als de Heilige Israëls, onder zijn volk wonen wil, doch tevens in genaderijke liefde. »Wees heilig want ik ben heilig." Met dezen eisch komt de Heere allereerst tot Israël, tot zijn kerk, tot elk der zijnen. Hij is heiligHij kan zich niet anders openbaren. De heilige kan met het on heilige geen oogenbiik gemeenschap hebben» Wat vuur is voor de doornen, dat is zijn heiligheid en gerechtigheid voor den zon daar, voor de in Adam verdorven natuur. De Heere komt tot Israël en tot Zijn Kerk allereerst met Zijn wet, en Zijn eisch is heiligmaking en wandelen in nieuwheid des levens. Het schijnt dan ook, alsof het niet anders zal kunnen, dan dat het volk onder het recht en de heiligheid zijns Gods zal omkomen. Israël meende aan Sinaï te zullen ster ven, en in de woestijn brandde 's Heeren toorn tot 10 malen toe als een vuur, en het scheen alsof het volk als stoppelen zou verteerd worden. Als de heiligheid des Heeren Sions tempel vervult, dan kunnen zelf de priesters niet staan om te dienen. En als profeet of apostel iets van den glans Zijner heiligheid aanschouwen, dan vallen zij als dood neder aan Zijne voeten. En toch, o wonder, zoomin als die doornbosch is Israël verteerd, noch is het volk omgekomen. Zij werden wel getuch tigd, maar niet gedood, wel gelouterd als door vuur, doch niet verteerd. Het is

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2