PLOEGERS. VOOR HALF GELD. Opruiming van donkerblauwe ge- weefde In dank ontvangen by mevr. Klaarhamer voor »Diakonaal Hulpbetoon" van vrouw B. f 5.bij Ds. Klaarhamer voor't stu- dtefonds der Vrije Universiteit van N. N. f 5.van vrouw H. f 2.50. Gevonden in de collecte laatstleden Zon dag voor den Bouw van N. N. f 1. van een werkman f 1. by Br. C. Ver- hage van P. en vrouw plaatsgeld f 3. voor den Bouw f 1.50. Bij den uit gever dezes voor Kootwijk uit Aardenburg f 1.-. INGEZONDEN STUKKEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Gesprekken over de Reformatie der Kerken. Hendrik, Goeden avond Johan Hebt gij Pieter in lang niet gesproken. Johan. Ja, nog onlangs was hij hier, maar in een zeer verkeerde stemming, 't was even of hij weer achteruit leert. Hendrik. O, dan is er zeker weder een oorblazer geweest, gij weet: die scheidt den voornaamsten vriend." En wat zou die onzen Pieter niet over stuur kunnen helpen, die nog steeds op een zee van eigen meeningen ronddrijft en dwaallichten naloopt. Johan. 'k Had er veel mede te stellen, hij kon de waarheid niet dragen. Doch dat is dan ook het eerste waar een rijk en verrijkt mensch zich aan stoot. Hendrik. Het is een geslacht dat rein in zijne oogen is, en van zyn drek niet is gewasschen. Johan. Dat is zooen evenwel, hier moeten wij toch ook weder schuldenaar onder worden, want 3>er is nog wat aan ons te reformeeren, en die zich aangordt, beroeme zich niet als die zich losmaakt." Hendrik. Ik stem u hartelijk toe mijn vriend er behoort veel zachtmoedigheid toe om de deugd der lankmoedigheid te beoefenen, jegens onkundigen en mislei den doch er moet toch eenige leergierig heid of lust tot onderzoek zijn. Jokan, Er komt mij zoo voor de aan dacht want ook wij waren eertijds on wijs, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, hatelijk zijnde en elkander hatende. Hendrik. Ja, 't is waar, maar jongen lief. dat opdringen van den Heere Jezus aan menschen die niet de minste behoefte aan Hem hebben, verloopt zoo spoedig op 't gebied van algemeene ge nade. Johan. Hendrik! Gij brengt mij iemand in de gedachten die in zijn leven eens zeidedat er op het gebied van Gods kerk altijd tweeërlei soort onderwijzers zijn, n.1. de eene is bevreesd dat er te veel en de andere is bevreesd dat er te weinig men schen zullen zalig woiden en toch alléén »de Heere kent degenen die de Zijnen zijn." Hendrik. Jk stem u toe, wy mogen met den verborgen raad Gods niet werken, maar toch wanneer de liefde Christi dringt, dan spreken wy en getuigen van Zijne liefde. Naar ik bemerk, tracht gij ons gesprek daarheen te wenden, is het zoo niet? Johan, Juist zoo, als het leven aan de ziel genoten wordt, en de mond belijdt tot zaligheid, o, dan valt het schepsel er zoo bij weg en krygt de Heere alléén de eer. Dan weten wij ook den rechten toon te vatten en maakt de Heere plaats voor een woord, dat hoewel naar het ons voor komt op het water geworpen wordt, toch ook wel na vele dagen weder ge vonden wordt. Dat hebt gij toch zeker ook wel ontmoet Hendrik. Och jongen »geen van die is jongeloos." Hoogl. 6:6. En wat gij daar zegtja als de Koning in de stad is" dan is het licht, vrede en blijdschap van rondom, en is elk rechvaardige moedig als een jonge leeuw. Ik verdiep mij soms wel eens in 't gene onze vaderen vroeger van den Heere mochten genieten, en noch banden, noch gevangenis ontzagen, ja zelfs de berooving banner goederen met blijd schap konden aanzien. Johan. Hoe smacht mijn ziel soms dat die tijd mocht weêrkeeren, terwijl mijn vleesch beeft Hendrik. En de oorzaak daarvan is, naar mijne bescheiden meening, dat wij onze sterkte kwijt zijn. Wij zyn als Israël in Egypte in het huis der dienstbaarheid. En toch getuigt de Heere: »Ik heb hun geschrei gehoord." Mochten wij nu ook dit voorrecht nog eens hebben, dat Gods Kerk in de schuld kwam, dan was er nog hoop, dat de Heere nog eens neder kwam om Zijn erfenis te bezoeken en ruimte te maken, door ze van de dienstbaarheid te verlossen. Johan. En wat zou dan al dat volk samensmelten in de zoetste en hechtste banden, nl. die der liefde Gods. Hendrik, Dan werd er niet meer gere deneerd over heteeniging al of niet, of tot welke conditiën, maar men was dan één, zooals het eigenlijk ook voor God bestaat, en het werk der Reformatie zou gezegend voortgaan. Johan. En gelooft gij niet, dat het dan tegenover de wereld naar buiten zou openbaar worden, in het vatten van den juisten toon om de boodschap des heils te verkondigen. Men spreekt wel van het ambt der geloovigen, maar dit zou dan eens recht geoefend worden, en de Heere zou medewerken en Zijn woord tot een hamer maken. Wij moesten elkander hier maar gedurig aan herinneren in deze dagen van opwekking, want dat is toch niet te weerspreken. Herdrik. Gij hebt gelijk, als de rede met zout besprengd is, zal het genade geven, dien die ze hoorendat er dan nu maar geen stilzwijgen bij ons gevonden worde. Johan. Waarlijk, die opwekking is niet overbodig. Ook behoeven wij den splinter niet by een ander aan te wijzen. Die aan een verborgen omgang met den Heere kennis heeft, wiet zeer goed hoe hij zich in dezen moet beschuldigen, en hij zich al te veel dekt, met »geen paarlen voor de zwijnen te mogen werpen", of wel in de gebreken der bijbelheiligen schuilplaats zoekt. Hendrik. Ik zou denken, dat zoo iemand niet goed geplaatst is, en van huis zwerft, en over de breuke heen werkt, omdat de liefde wordt gemist. Joiian. Dat is ook mijne gedachte en daarom tracht men het dan met de waar heid af te maken, tot zoolang het den hemelschen hovenier behaagt, en Hij zelf Zijne planting komt te reinigen, door den Geest des oordeels en der uitbranding; dat voor vleesch en bloed zeer pijnlijk is, omdat het daardoor sterft, het nieuwe leven wint, en dan ook de vruchten van zelf openbaar worden. Gij zij t toch immers ook wel eens in dien smeltoven geweest? Hendrik. Geliefde vrienddit mag ik niet ontkennen, maar ik moet tot roem van Gods genade zeggen, dat het veel eene Vaderlijke kastijding was. Want had de Heere met mij gedaan, zooals ik het my menigmaal heb waardig gemaakt, en 't gene ik in zulk een toestand eerst recht verstond dan ware ik over gelaten aan den vorst der duisternis en had steeds moeten versmachten. Maar neen, de Heere ontfermt zich als een vader over de kinderen. Joiian. Ja vriend dat is naar het woord en de ondervinding van het volk dat den Heere kent. Maar ik zeide zoo straks dat ik beef voor datgene waar mijne ziel naar smacht. Hendrik. Ja, dat kan ik wel verstaan, en toch als de Heere ons, opzichtens onze kerken nog zal blijken gunstig te zijn, wat zullen wij dan nog beleven, als Hij komt onderzoeken, en het Goddelijke schijnsel doet vallen op al onze zondige wegen op dit gebied, waar we zoo lang reeds ge woon zijn te doen naar dat het goed is in onze oogen. Joiian. Ik voeg er niets meer bij, het geeft stof tot overdenking, gebed en ver ootmoediging, Hendrik. Amen. Wegens plaatsgebrek moeten vele Advertenties tot een volgend No. blijven liggen. ADVERTENTIES. Op Zondag, 19 Augustus, des voorms. ten 9 en des avonds ten half 6 ure, zal D. V. optreden de heer Middelburg 1 J J IiOOLE ZOON. van de firma de Gebr. VAN NAMEN zijn te bekomen bij J. P. SWENnSTEHST Vlissingen. Pryscourant gratis.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 4