Iaat de kiüderkens tot Mij komen. De onderscheiding tusschen de ware en de valsche Kerk. ■voor aan Zijn volk. Wij hebben het gewei 1 worden door een trouwen Herder ganschelijk verzondigd. Laat ons daarom ook die Herders niet vergeten voor den troon der genade, die weigeren met deze kerk kerkelijk naar 's Heeren woord te leven. Namens den kerkeraad der Nederd. geref. kerk, P. J. W. Klaarhamer. G. v. do Pufte. De Kerkeraden worden vriendelijk her innerd aan de storting bij den onderge- teekende voor het einde dezer maandvan het quotum in het traktement van den Classikalen Oefenaar over Augustus. De Classikale Quaestor, C. H. de Wagemaker. De Kerkeraden worden ook herinnerd aan de bepaling dat er om de 2 maanden in elke Kerk eene collecte zal worden gehouden voor hulpbehoevende Kerken in deze Classes. Er is zulk eene Kerk. Zij komt reeds sind geruimen tijd ongeveer f 200 te kort, en ontving nog pas f 80. De tijd voor bedoelde collecte is weder aangebroken. Met eenigen aandrang verzoeken wij haar niet uit te stellen. Laat ons gewillig en blijmoedig elkan ders lasten dragen, en alzoo de wet van Christus vervullen. Markus 10 1316. L Ziedaar een dier schriftwoorden welke bijna iedereen in ons land kent. Ook zij die nimmer een Bijbel hebben gezien. Wierd dit Woord maar zoo algemeen in praktijk gebracht als 't gekend wordt, hoe geheel anders en hoe veel beter zou 't er in huis en maatschappij en staat uitzien. Helaas, hoe ontzettend vele ouders en onderwijzers en predikanten verwerpen we-- tens of onwetend den rechten eisch en de groote genade beide in dit Woord hun en hunne kinderen voorgesteld. Zij geven liever gehoor aan de stem eens anderen, die dit zelfde Woord doet hooren. Immers niet alleen de Heere Jezus maar ook de Overste der wereld, de Vorst dezer «euw, d.i. de leugenaar enmenschen moorder van den beginnen roept ook aan ouders en opvoeders toe: »laat de kinderkens tot mij komen". Oogenschijnlijk en voor het door de zonde beneveld verstand sehijnt.het heel wat voor- deeliger en verstandiger en begeerlijker, ja liefderijker aan de stem van den verleider gehoor te geven, dan naar de stem des Heeren te hooren. Daarbij de tegenwoordige inrichting der maatschappij, de eischen des levens, de geest des tijds, de richting van onderwijs en wetenschap, het werkt alles saam om de ordeningen Gods om te keeren en ge heel op zij te zetten. De groote vraag waarop bij onderwijs en opvoeding steeds en voor alles wordt gelet, is hoe bezorg ik mijn kind, mijn leerling een bestaan in deze wereld een bestaan dat hem in staat-stelt zooveel mogelijk van deze wereld te genieten. Dat deze wereld slechts een vreemd land is, dat de mensch voor korter of langer tijd doortrekt, dat dit leven gegeven is van den God des levens tot een voor bereiding voor de eeuwigheid, dat de mensch niet bestemd is, en het hem dus ook niet geoorloofd is, om te leven voor zich zelf, voor de voldoening van zijn eigen lusten en begeerten, maar dat hij ten zeerste ver plicht is voor God zijn Schepper en Onder houder te leven, wie rekent nog met deze onomstootelijke waarheden. Toch zegt de Heere laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet". In difc Woord tegelijk de zaak bevelende naar Zijn recht, en genadig vergunnende naar Zijn ontfermende liefde. Hij kan ons dit naar recht bevelen en doet dit ook, want ten slotte behooren wij Hem toe met onze kinderen. Hij heeft ons gemaakt. Hij onderhoudt ons, wij kun nen geen lid van ons lichaam bewegen of gebruiken, zoo Hij er niet de kracht toe geeft, wij kunnen niet denken noch willen, noch spreken, wij kunnen noch lichame lijk noch geestelijk genieten, zoo Hij er ons niet toe in staat stelt. Wij hebben en houden onze kinderen niet naar onzen wil, maar naar Zijn wil en welbehagen. Wij hebben dit vroeger in ons opstel over het Gode welbehagelij/c huisgezin'' aan getoond. Daarom heeft de Heere recht onaf wijsbaar recht om te bevelen, dat wij onze kinderen tot Hem zullen leiden,'d.i. dat wij hen zullen leeren Hem te erkennen en te dienen als hun Heere en God. Of en op welke wijze, indien wij ge hoorzamen mogen, het doel zal worden bereikt, is iets anders. Doch de Heere beveelt het, en Hij bewijst in Zijn Woord en door de dagelij ksche geschiedenis, dat Hij het zeer nauw met dit bevel neemt. Zijn bevel is echter tegelijk eene gena dige vergunning. Immers omdat de ge vallen en ongehoorzame Adam Zyn beeld had verloren, onheilig, onrechtvaardig en dwaas was geworden, daarom verbande Hij hem en zijn nakomelingen uit zijn gemeenschap uit Edens hof. Adams kin deren nu dragen diens beeld en gelijkenis en daarom moeten ook onze kinderen dat schrikkelijke woord overnemen: »zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen." In hen woont geen goed meer, tot het liefhebben en doen van het goede zijn zij geheel onbekwaam en alleen geneigd tot wat kwaad is. Hoe recht niet waar, indien de Heere hen wegdeed van voor Zijn aangezicht, en naar hen niet meer vraagde. Hij doet 't tegendeel. Hij zegt, laat hen tot Mij komen. En dat niet om als Rechter hen te dooden, maar om hen in Zijn Konink rijk deel te geven, hen tot kinderen en erfgenamen des Koningrijks te maken. Den dood hebben zij verdiend, en Hij roept ze om hun het eeuwige leven te geven. Hoe groote genade betoont de Heero hierin aan ons en onze kinderen. Dit Woord is dan ook maar niet zoo'n los woord, eens gesprpken zonder verdere beteekenis of kracht. Neen, de Meester sprak hierin uit, welke de taak is der ouders en van hunne mede helpers bij de opvoeding en onderwijzing hunner kinderen. Die taak is niet allereerst, noch minder uitsluitend, om hun een goed bestaan in deze wereld te bezorgen, dat is maar een klein onderdeel van die taak. Neen, hun roeping is, door opvoeding en onderwijs hun kinderen tot Jezus te doen komen, niet alleen om door Hem te worden zalig- gemaakt, maar om Hem te kennen, te dienen en lief te hebben, om Zijn onderdanen te wezen, Zijn dienstknechteu en dienst maagden. Hierin is dan het eeuwige leven. Dit is 's Heeren onveranderlijke wil al de eeuwen door. Abraham had tot stellige roeping om zijn kinderen en zijn huis te bevelen aan gaande den weg des Heeren. Het was den Israëlitischen vaders ernstig en herhaalde- 1 lijk geboden hun kinderen te spreken van Gods daden in Egypte, in de woestijn, bij den intocht en in Kanaan verricht. Zij, moesten hun zaad, de wetten en rechten en inzettingen des Heeren leeren kennen en onderhouden. Feesten en allerlei tee kenen en ceremoniën moesten daartoe dienen en aanleiding geven. Volgens Psalm 78 heeft de Heere een getuigenis en eene wet gesteld en opgericht, opdat de vaders die hun kinderen zouden bekend maken. In Efeze 6 eischt Hij, dat de vaders hun kinderen opvoeden in de vreeze en vermaning des Heeren. Die zijn kinderen niet alzoo opvoedt en onderwijst of laat onderwijzen, die ze dus verhindert om tot Jezus te komen, die is- schrikkelijk ongehoorzaam aan een der duidelijkste bevelen des Heeren, die ver grijpt zich aan het welzijn van zijn kind. Wij hopen hierover een volgende maal, saam nog nader te handelen, doch eindi gen niet zonder de hoogst ernstige vraag Vaders en moeders en onderwijzers leidt gij de kinderkens tot Jezus, en verhindert gij hen niet on; tot Hem te komen? II: E R {Vervolg). Hieruit leide intusschen niemand af, dat we de tucht in Jezus' kerk voor niét noodig zouden achten. Het tegendeel is waar. Zonder tucht moet een kerk ontheiligd.' worden en te gronde gaan. Maar belijdt;.' en gelooft men eenmaal dat de kerk op aarde ten doel heeft, instrument van den Heiligen Geest te zijn, opdat deze de uitverkorene wederbare door het Woord, dan volgt hieruit Rechtstreeks, dat het1 wezen der kerk, hoe gebrekkig ook, reeds

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2