maar zij zeidenHij doet zijn teekenen door Beëlzebul, den overste der duivelen, of hoogstens liepen zij Hem na omdat «ij van de brooden gegeten hadden. O, zij hebben zijn hart door ondankbaarheid verscheurd. Zoo uw liefde ooit is gewond door ondankbaarheid, bedenk dan toch dat het niets is bij de wonden die men zijn liefde sloeg; en Hij verdiende toch wel aller dank. Ziet wij hebben er voor gezorgd, dat zoo Hij dan wilde zijn God met ons, Hij het voorzeker zou zijn in ons lijden en daarom was het van onzen kantDuivel, Samaritaan, oproermaker, godslasteraar. En inmiddels weende zijne ziel over onze ellende en bad Hijach, dat gij nog bekennen wildet, ook nog in dezen uwen dag, wat tot uwen vrede dient. God met ons. Ja met ons in al ons lijden. Als ik bedenk dat Hij van God gezalfd is tot onzen grooten Profeet of Leeraar, hoe moet ik dan ook bedenken, dat Hij al de smarten van een Leeraar heeft gedragen. Moest Hij niet klagen wie heeft onze prediking gehoord Moest Hij niet klagenIk heb te vergeefs gearbeid Ik heb mijne kracht onnuttelijk en ijdellijk toegebracht? Al3 er een ploegde op rotsen, was Hij het dan niet Ja zij verachtten Zijn Woord Zij bespotten Zijne prediking. Zij hoorden, maar hadden geen harten om aan te nemen. Welk een smarten heeft Hij geleden bij Zijn huisbezoek, als zij Hem niet ontvingen of spottend Hem nagaven Hij is tot een zondig mensch ingegaan om te herbergen. Welk een smarten, waar Hij den tempel Gods zuiverde en Israëls oudsten dan voor hunne inzettingen opkwamen, boosaardig vragendedoor wat macht doet Gij deze dingen en wie heeft U deze macht gegeven God met ons. De kinderen Gods worden in deze dagen door hunne broeders vervolgd, maar heeft ook Jezus die smart niet gekend Gij weet het, Zijn eigen volk heeft Hem geplaagd. Plaagden zij Hem niet door hun wereldsgezindheid, door hun klein geloof, door hunne onderlinge twisten? Zijne broeders geloofden niet in Hem, Petrus heeft Hem driemaal verloochend. In Gethséraané hebben zijn jongeren Hem allen verlaten. O, de diepste wonden heeft Zijn eigen volk Hem geslagen. God met ons. Want wordt gij, kind van God, door Satan geplaagd, ook Jezus heeft de aanvechtingen van Satan gekend. Welk een strijd in de woestijnWelk «en oogenblik, toen Hij uitriep dit is uwe ure en de macht der duisternis Welk eene aanvechting, toen Hem het bloed zweet werd uitgeperstO, Zijae zonde- looze ziel leed ontzettende smarten waar zij met Satan in aanraking kwam, want zij gruwde meer van dien Vorst der duis ternis, dan wij gruwen van den pestzieke of den melaatsche. En dan denkt welk een lijden zijn God Hem beschikte. Ook hierin was Hij den broederen gelijk, ook hierin was Hij God met ons. Een lijdensbeker is vau God op de hand gezet aan Job en aan David en aan Mozes en aan Daniël en aan alle heiligen, maar dan ook aan Jezus. Lezen wij toch nietdoch hét behaagde den Heere Hem te verbrijzelenHij heeft Hem krank gemaaktWeten wij niet met welk een doop Hij van Zijn God gedoopt is, toen Hij uitriepmijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten God met ons in al onze smarten. En waarom Paulus zegt het ons door den Geest. Hoort maarwant in hetgeen Hij zelf verzocht zijnde geleden heeft, kan Hij dengenen, die verzocht worden, te hulp komen. O, dat wij het bedenken wilden, dat Hij in al onze smarten is iugegaan. Dat er geen donkere plaats is in ons leven of Hij is ook in die plaats geweest. Dat er geen smartelijke toestand voor ons is of Hij heeft ook in dien toestand verkeerd. Dat het alzoo met Hem geweest is, opdat Hij ons in al onze nooden zou kunnen helpen. O christen, het is u uit genade gegeven in Jezus uw Zaligmaker te hebben. Gij hebt door Hem de uitdelging uwer schul den. Gij hebt door Hem de hoop uwer zaligheid. Gij hebt door Hem het eeuwige leven. Maar hebt gij nog niet meer aan Hem Waarom vergeet gij Hem toch in uwe moeiten, in uwe tallooze verdrietelijkheden, in uwe lichaams- en zielssmarten Waar om brengt gij ook niet voor Hem de wonden, u door vrienden en vijanden geslagen? Waarom ook niet het leed, u door uwe huisgenooten aangedaan Is Hij dan geweest voor u een »man van smarten", opdat gij uwe smarten Hem niet zoudt klagen O, kom, hoon Hem niet langer. In uwe smarten, doe wat de vrouw deed, van welke ons het H. Evangelie verhaalt en zeg Hem al de waarheid. Leg uw hoofd aan Zijn borst en klaag Hem alles wat u pijn doet. Laat mij het nog eens voor u uitschrijven dat heerlijk woord van Paulus: want in hetgeen Hij zelf verzocht zijnde geleden heeft, kan Hij dengenen die verzocht worden te hulp komen. Zelf verzocht, kan Hij in alles te hulp komen. O, dat wij altijd, als onze weg moeielijk is, op Hem mochten zien en Hem als een waterstroom aanloopen. Waarlijk het Woord Gods zou aan ons vervuld worden deze ellendige riep en de Heere hoordeen Hij verloste Hem uit al zijne benauwdheden. (Ps. 347.) Y. W. ^3=3 HL De onderscheiding tusschen de ware en de valsche Kerk. Ten einde de geloovige een vasten toets steen hebbe om te beslissen, wanneer zijn Kerk ophoudt een ware Kerk te zijn, en wanneer ze begint een valsche Kerk te wezen, dient nader - uiteengezet, hoe het gelegen is met de merkteekenen der ware en valsche Kerk. p) Overgenomen, uit het//Tractaat van de Refor matie der Kerk". In den godgeleerden en kerkrechtelijken strijd door onze vaderen in de 16e eeuw met Rome gevoerd, gaf Rotne als merk teekenen der ware Kerk een vijftiental kenmerken op, die om tal van redenen door gereformeerde kerkleeraars te licht werden bevonden, en waartegen zij hunner zijds een poging waagden, om juister kenmerken over te stellen. Vat men saam wat destijds daarover verhandeld is, dan dient gezegd, dat alle gereformeerde godgeleerden als noodzakelijk kenmerk stel den de prediking van het Woord Gods dat de meesten liier als tweede kenmerk bijvoegden de bediening der Sacramenten; dat enkelen met deze beiden nog verbonden de oefening der kerkelijke tucht; en dat zeer enkelen hetzij hiervoor in de plaats, hetzij hiernevens plaatstende Christelijke liefde, de heiligheid van zeden enz. Onze geloofsbelijdenis stelt in art. 29, gelijk men weet, eerst drie kenmerken: le. de prediking des Woords; 2e. de bediening der Sacramenten3e. de oefening der kerke lijke tuchten vat daarna deze drie saam in den algemeenen regel, dat men zich aansluite »aan het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd." Waarbij voorts nog zij opgemerkt, dat zoowel onze oudste godgeleerden als ge noemd artikel van onze geloofsbelijdenis, aan elk dezer drie kenmerken den eisch van zuiverheid toevoegen. Niet prediking des Woords is genoeg, het moet reine predicatie des Evangeliums zijn. Evenzoo wordt reine bediening der Sacramenten geëischt. En de oefening der Christelijke tucht moet zóó worden aangelegd, dat niet enkele, maar alle zonden gestraft worden. Dit lezende zijn nu enkele broeders tot het besluit gekomen, dat derhalve elke Kerk als van de ware Kerk vervallen moet worden beschouwd, in wier prediking iets ontbrak, aan wier Sacramentsbediening iets haperde, of wier tuchtoefening verslapt was. En hieruit namen deze broederen dan aanleiding, om ijlings het lidmaatschap van deze Kerk op te zeggen, teneinde opnieuw een zuiverder Kerk op te trekken tot ook die Kerk weer haar gebrek en zonde vertoonde, en ook aan haar weer de scheidbrief geteekend wierd. Intusschen gaat het toch kwalijk aan, zoo diepgaande levenskwestie derwijs opper vlakkig te behandelen. Reeds het algemeen bekende feit, dat een man als Johannes a Marck, daarin door Bernard de Moor gevolgd, twee andere merken stelden, t.w. De zuiverheid in de grondslagen der leer en de heiligheid des levens", had, dunkt ons, van zoo lichtvaardig oorileel moeten terughouden. Althans, wijzer en beter mannen, gelijk de Moor, Turretin en wie niet, hebben er steeds op gewezen dat niet elk dier drie kenmerken even onmisbaar is, alsook dat in het afeischen van deze drie kenmerken zekere speelruimte dient gelaten voor gradueel verschil. Het is op dien grond, dat wy ons ver- oorlooven, dit uiterst gewichtig punt eenigs- zins nauwkeuriger te behandelen dan

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2