van te maken, doch ook deze geven geen gunstig resultaat. Hoe komt het dat er in de stichtingen zoovele kinderen sterven Omdat de liefde er ontbreektallen worden gelijkmatig be handeld, er wordt niet gerekend met de verschillende karakters het is alles als in eene kazernemet één woord de persoon lijkheid wordt onderdrukt. De overgang van de stichting in de we reld gaat niet geleidelijk, zooals dit met opgroeiende kinderen moet, maar, heden onder den band, morgen geheel vrij, en hierdoor mislukken zoo velen. Yoor alle godsvrucht is eene stichting doodelijk. Ook gebed en godsvereering gaat alles militairement. Voor afzonderlijk gebed is daar geene plaats. Nog erger, als men een grooten hoop bijeenbrengt zijn er immer goddeloozen onder en deze nemen spoedig de overhand zoo ook in de stichting. De Heere zegt in Jeremia»laat uwe weezen achter.God is de Vader der wee zen zij zijn als het klimop, dat den eik verloor, waarom het zich slingerdeen nu stelt de Heere God zijne ambtenaren, de Diakenen, om dat verlies te vergoeden. Het is niet bij geval, dat de Heere de kin deren weezen laat worden, doch opdat Zijne barmhartigheid zou worden betoond. Het is dus de roeping der Kerk voor hen te zorgen. Vooreest zijn de kinderlooze ouders hier het naaste toe. Waar God hun kinderen onthield, moeten zij weezen aan nemen. Vervolgens moeten ze geplaatst worden in kleine gezinnen en steeds in de zelfde omgeving waarin ze waren, niet in hooger klasse, opdat ze niet gerukt worden uit de plaats die de Heere hun gaf. Zij moeten nooit vereenigd worden in stichtingen of koloniën, want dan zouden we van zelf terugkeeren tot de oude kwaal. Het werk der barmhartigheid in de weezenverpleging is het werk der Kerke. Predikanten zoowel als Ouderlingen en Diakenen moeten hierin samen stemmen, en waar de ontferminge Gods meer leven dig wordt in Zijne Kerk, zal ook de ver zorging der weezen beter tot haar recht komen. Volgens het achtste jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Ge reformeerden grondslage over 1887, is het aantal Hoogleeraren thans zes, na het ver trek van Prof. Hoedemaker. Pogingen om te voorzien in de ledige plaats van Prof. Dilloo bleven nog vruchteloos. Het presidium van het college der curatoren ging over op Mr. Keuchenius Ds. Pelix, de vroegere voorzitter, bleef er toe behooren. Da Vrije Uuiversiteit telt thans 77 stu denten, waarvan 58 in de Godgeleerdheid, 6 in de Godgeleerdheid en Rechtsgeleerd heid, 2 in de Godgeleerdheid en Letteren, 5 in de Rechtsgeleerdheid en 6 in de Letteren, terwijl aan 3 personen, die niet als student waren ingeschreven, verlof gegeven werd om enkele lessen bij te wonen. Een viertal candidaten in de Theologie zijn in 1S87 als predikanten beroepen, in het geheel dus 12. In dat jaar werden met goed gevolg 8 candidaats-examens in de Godgeleerdheid, 11 propaedeutische voor de Godgel., 1 Doctoraal-examen in de Rechtsgel. en 1 candidaats-examen in de Rechtsgel. af gelegd. De lessen werden door alle studenten geregeld gevolgd, terwijl het gedrag der jongelieden geen aanleiding gaf tot klachten. Vóór het einde des jaars kwamen nog elf zitkamertjes in het hospitium, waar 27 studenten verblijven, gereed, door het ver bouwen van een tuinhuis. De ruimte is echter nog zeer beperkt. De bibliotheek, waarvan druk gebruik gemaakt wordt, breidt zich door schenking en aankoop voortdurend uit. Uit het Studiefonds <s genoten bijna dertig studenten onderhoud. De uitgaven voor dit fonds bedroegen f8109 en de ontvangsten f 5063, zoodat dit jaar met een tekort van f3046 sloot. Toch wordt de verhou ding van credit en debet hoe langer zoo gunstiger. De Vereeniging ontving in 1887 f 50,977 en gaf f 50,433 uit, zoodat een batig saldo van f543 in kas is. De schenkingen en collecten, vergeleken bij 1886 verminder den, doch de contributien stegen. De schuld van het Hospitium, welks regent Dr. A. H. de Hartog en Directrice Mevr. Wed. A. C. E. Mond met ijver en toewyding de belangen behartigen, steeg door de verbouwing tot een halve ton gouds. Wij hebben dezen schuldbrief uit gebreid voor het aangezicht van Hem, Wiens het goud en het zilver is,zegt het verslag. Deze jaarrekening is in zeker opzicht die van de vrienden der Vrije Universiteit. Mogen zij een oüer der dankbaarheid aan God voor deze stichting afzonderen, die meer en meer blijkt in 't harte des volks te leven Zeer bevelen wij aan de aandachtige lezing der artikelen in de Heraut van de hand van Dr. Kuyper over het in deze dagen zoo veel besproken Statuut van 1869. Het eerste stuk is te vinden in het nummer van 10 Juni, het tweede in 't nummer van 17 Juni enz. Men zal dan zien welke ernstige beden kingen er tegen dit Statuut bestaan. Zeer lezenswaard is ook wat de heer D. K. Wielenga, Docent aan de Theol. school te Kampen omtrent dit Statuut schreef in zijn dezer dagen verschenen brochure, stemmen der Historie. Ook hij komt tot de slotsom dat het Statuut onhoudbaar is. Ook de heer Ds. Littooy verklaart zich in de Zeeuw van den 21 dezer, overtuigd, dat dit Statuut niet deugt. Zoo komen wij verder. De alom gehouden besprekingen en ge voerde correspondentie hebben tot onder zoek gedrongen, en hierdoor tot klaarheid gebracht, wat voor sommigen nog wat duister was. Wellicht is de tijd niet zóó ver meer als sommigen denken, dat ook andere zaken, die nu nog onverstaanbaar zijn voor vele Broederen, hun duidelijk zullen geworden zijn. Hereeniging van alle Gereformeerden moet en kan komen. Alleen, niet tot eiken prijs, en men zie toe voor overhaasting. Wij beginnen elkander pas te verstaan. In het laatst van Juli en het begin van Augustus a. s. zal het 300 jaren geleden zijn, dat de Spaansche onoverwinnelijke vloot vernietigd werd. Wie weten wil van hoe groot gewicht dit feit was, en welk een uitkomst de Heere daarin o ok aan onze vaderen schonk, die koope en leze het werkje dat de heer E. J. Veenendaal daarover schreef. Gij kunt het bij uw ge wonen boekhandelaar koopen voor 75 ets., en het is waard dat gij het leest. Laten wij vooral onzen kinderen weer verhalen of doen verhalen van de groote daden Gods in de geschiedenis onzes volks geboekt. Dank zij de staatsscholen in hun ver schillende rangen kent ons opkomend geslacht zijn geschiedenis niet meer. En een volk dat zijn geschiedenis vergeet is op weg naar zijn ondergang. Bedankt voor het beroep naar Ter Neuzen door dhr K. Werner Oefenaar te Middelburg. INGEZONDEN STUKKEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie Gesprekken over de Eeformatie der Kerken. Pieter. Goeden avond Johan Jon an. Kom binnen, is het wel met u Gij zijt al vroeg present en Hendrik is er nog niet. Pieter. Ja, ik gevoel mij zeer wel, en of Hendrik komt weet ik nietmaar ik heb u beiden nu zoo al eens hooren praten, en ik wilde u maar eens zeggen, dat het mij niet geheel bevalt, ik wil wel zoo eens in die doleerende kerk gaan luisteren, maar op den duur moet ik er niet van hebben. Johan. Hebt gij dat aan Hendrik ook al gezegd Pieter. Neen, dat niet, maar ik spreek daarover liever met u, want ik vind Hendrik zoo terugstootend. Joi-ian. Merkt gij nu niet Pieterdat er wat hapert. Gij wilt wel bij die doleerenden eens gaan luisteren, maar op den duur zijt gij afkeerig. Laat mij u vragen was is daarvan de reden Pieter. Wel, men moet er dan toch naar leven, en zulk een dwangbuis bevalt me nietIk zeg maar het Evangelie is vrijheid, en daar worden wij toe geroepen. Johan. Gij weet niet wat gij zegt Pieter Neen, gij wilt u niet voegen onder de tucht van des Heeren Woordgij verstaat niet, en wilt niet verstaan, dat de Heere recht op u heeft, gij ziet niet in welke onschatbare voorrechten het Chris tendom u schenkt, en daarom ook niet de bijzondere verplichtingen waar gij onder ligt, door het geboren en gedoopt zijn in de Christelijke Kerk. Ook de belijdenis die gij afgelegd hebt, waardoor u de toegang tot het gebruiken van het Heilig Avondmaal opengesteld wordt. Door al deze zaken zijt gij verplicht en gehouden u onder het juk van Christus te buigen,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 3