voor moet komen en dan voor rechters
zal staan die tot eiken prijs zijn dood
willen, toch is hij volmaakt rustig.
Zie, in de gemeente ten huize van Ma
ria zien wij de Kerk in het volle gevoel
der smart en benauwdheid en der kom-
mernisse en van het onrecht en geweld
aan haar gepleegd, worstelen voor den
troon der genade, doch hier in dat akelige
kerkerhol zien wij in Petrus de vrucht
van die worsteling.
In hem aanschouwen wij de kerk na
die worsteling, zoo als zij is, nadat zij
in God tot rust is gekomen.
Petrus slaapt niet als op Thabor van
vermoeidheid, noch als in Gethsemané van
droefheid, maar door de geloofsvereeniging
met Christus rust zijn ziel veilig en zeker
in God, en kan hg ook het lichaam ruste
geven.
Er is niets waarover hij bezorgd be
hoeft te zijn.
Zijn peisoon is bg den Heere veilig.
Het leven is hem Christus, het sterven ge
win. Over hem kan niet anders komen
dan wat in 's Heeren liefderaad over hem
besloten is. De Heere regeert en niet
Herodes; en alle menschen zijn uitvoerders
van Zijn besluiten.
Ook voor de Kerk en voor de uitbrei
ding des koninkrijks behoeft deze dienst
knecht Christi niet bezorgd te zijn.
Het is toch niet zijn zaak, maar de
zaak des Heeren- Het is genadevrije ge
nade geweest, dat de Heere hem als in
strument koos en gebruikte, doch als de
Meester nu de taak van zijn knecht afge
daan acht, dan gaat hij heen tot de voor
gestelde rust en heerlijkheid, maar zgn ar
beid blijft, en weêr andere knechten gaan
tot dezelve in, en zóó wordt 's Komngs
wil volbracht.
Zij kunnen op 's Heeren tijd wel den
prediker dooden, maar zijne prediking blijft.
Het woord Gods is niet te binden. Ja, dit
was de roem der hope, waarmede hij in
zijne brieven de verstrooide en vervolgde
Broeders troostte Want alle vleesch is als
gras, en alle heerlijkheid des menschen is
als een bloem van het gras. Het gras is
verdord, en zijn bloem is afgevallen maar
liet Woord Gods blijft in der eeuwigheid
en dit is het woord, dat onder U verkon
digd is."
Er is bij den Apostel volkomen eens-
willendheid en daarom overgegevenheid en
wachten en uitzien.
Van die gesteldheid verstaat het natuur
lijke hart niets.
De Kerk en het kind des Heeren genieten
de z iligheid van het alzoo gesteld zijn niet
dikwijls en meest slechts voor korten tijd.
Veel meer verkeert de Kerk en het
volk Gods in den toestand der verga der-
den in de binnenkamer van het huis
van Maria.
Nu doet ditzelfde schriftgedeelte on3 ech
ter ook nog zien, hoe de Heere de Zijnen
redt.
Hg doet dit goddelijk en wondervol en
volkomen.
Wg bemerken, zoo wij wel achtgeven,
drie kenmerken waaraan hier de ure des
Heeren wordt herkend.
De wereld nl, juicht reeds in de zeker
heid dat zg triumfeeren zal en de kerk
des Heeren zal doen verdwijnen, of voor
't minst onschadelijk zal maken tegelijk
nu worstelt en roept Gods volk uit de
diepte met sterke roepingen en tranen voor
Hem die het uit den dood verlossen kan
en terzelfder ure is Petrus het volkomen
met den Heere eens geworden.
Alle vleeschelijke kracht en wijsheid en
heerlijkheid is verdord en alle schepsel
niets geworden, nu is er plaats voor den
Souvereine om te werken. Nu is het 's Hee
ren tijd.
Zie nu, als de Heere komt als de Hel
per der ellendigen en bedrukten dan doet
Hij alles.
Hij verbreekt de kluisters, Hij baant den
weg, Hij geeft licht in duisternis.. Hij wijst
den weg naar buiten, Hij voert in de
ruimte en in de vrijheid der kinderen Gods.
Als de Heere helpt en voorgaat, dan
zwijgt alle berekening en alle jamaars"
verstommen, dan kan alles dan staat de
wereld en het vleesch, onmachtig, verle
gen en beschaamd.
Als de Heere komt, dan wordt Zijn volk
gewillig gemaakt 0111 stil te volgen, dan
aanschouwen zij in stille zalige verrukking
de verlossende daden des Heeren, dan ver
zekert Hij zelf hen dat zij waarlijk vrij
zijn en dat Hij hun helper is.
Dan big kt de trouw en de almacht
Gods, dan verheerlijkt Hij zich zelf in de
waarheid vau Zijn woord, dan doet Hij de
zijnen smaken, hoe goed en zalig het is
Hem te dienen.
Dan wordt het geloof zoowel in zgn
toevlucht nemen als in zijn toeëigenen
gerechtvaardigd, want het blijkt dan van
den Heere gewerkt, en dat het terecht al
zijne verwachting op den Heere stelde.
Zoo blijkt het dan, dat ook in onze da
gen 's Heeren Kerk en volk zonder vreeze
zijn mag.
Ziende echter op die vergadering bij
Maria en op dien Petrus in het gevan
genhuis dan blijkt ons ook wat ons nog
ontbreekt, en waarom wij nog zoo vol
bekommering en vreeze zijn.
Doch dit troost, dat Hij, die het gebed
hoort ook het gebed werkt, Hij die uit de
benauwdheid helpt en redt, Hij leert ook
in de benauwdheid worstelen en roepen.
Hij is het begin en het einde aller dingen.
Lezer, kent gij den Heere als Uw Red-
der uit ellende Hetzij dan in wachtend
uitzien of bij ervaring. Hoopt gij op Hem
als Uw Redder uit ellende
Heb dan goeden moed, want Psalm
130 7 is nog waar Israël hope op den
Heere want bij den Heere is goedertie
renheid, en bij Hem is veel verlossing
en 1 Petri 5 7 is nog van kracht: werpt
al Uwe bekommernissen op Hem, want
Bij zorgt voor U."
Ker-liolij Ue Berichten.
Wi) kunnen niet nalaten het navolgende
stuk uit de Friesche Kerkbode over te
nemen.
Hij zelf zal er wel niet op tegen hebben
ook aan Zeeuwen eens zijn boodschap te
brengen, en onzen lezers doen wij een
dieust, door hun deze goede woorden voor
te leggen.
„S ÏNODAIE N."
Vele van onze gereformeerde Kerken
bukken nog onder den voet der Synodale
Organisatie.
Vele mannen en vrouwen, ambtsdragers
en leden der Gemeente, die den Heere naar
Zijn Woord willen belijden, deinzen er nog
voor terug, dat ook hun Kerk met de
Synodale Organisatie breken zou, of aarzelen
om met de Reformatie mee te gaan ja
nemen eene min of meer scherpe houding
aan tegen hen, die voor deze Reformatie
van verre of van nabij ijveren.
Velen noemen dezulken ,,8yuodalen" en
zij noemen zichzelven reeds gedurig zoo.
Toch zijn die mannen en vrouwen daar
om nog geen „Synodalen".
Synodalen in den goeden zin behooren
wij allen te zijn. Zoo toch werden in onze
gereformeerde Kei ken oudtijds diegenen
genoemd, die riepen om het bijeenkomen
eener wettige Nationale Synode en die het
gezag van zulk eene Synode overeenkomstig
Gods Woord erkenden. Synodalen in den
goeden zin zijn dus alleen zij, die de
gereformeerde Kerkenorde, gelijk deze in de
laatste Nationale Synode te Dordrecht in
1619 vastgesteld is, als de éénig wettige
orde erkennen, en daarom van het gezag
der zoogenaamde Haagsche „Synode" niet
willen weten.
Tegenwoordig noemt men echter juist
hen „Synodalen". die voor het recht dier
onwettige Haagsche „Synode" opkomen.
Indien men nu echter meent, dat allen,
die nog huiverig of onwillig zijn in de
zaak der Reformatie, in dezen slechten zin
tot de „Synodalen" behooren, dan vergist
men zich en doet hen onrecht aan. Ieder
mag wel toezien, eer hij voor zichzelven
of voor anderen met dien naam in dm
tegenwoordigen zin genoegen neemt.
Neen, ons volk voor zoover het nog den
Naam des Heeren als van den God des
Verbonds belijdt en aan Zijn Woord wil
vasthouden, gevoelt niet de minste liefde
voor de Haagsche „Synode", voor de „be
sturen" en Reglementen.
Daar hebben alleen de ongeloovigen mee
op en verder de „heeren", die gaarne den
baas blijven, die zei ven niet onder het
opzicht der gereformeerde Kerken willen
staan en die het belijdend volk, de eigenlijke
Kerk liefst onder den duim houden.
Wie den Heere vreest en Zijn Woord
liefheeft, die kan niet de minste liefde ge
voelen voor de „Synode", de „besturen" en
de reglementen.
En de pogingen om in de prediking, in de
catechisatiën, in de samensprekingen, ja in
het gebed op den kansel de belijders des
Heeren eerbied en liefde in te boezemen
voor de Haagsche „Synode", hare trawan
ten en hare verrichtingen, zullen dan ook
geenszins ingang vinden in de harten der
hoorders, evenmin als een geloovig predi
kant in zijn binnenkamer voor die ongodde
lijke instelling bidden kan.
Men prate, wat men wil,maar niemand