genade en trouw huns Gods, wiens roe
ping en verkiezing onberouwelijk zijn.
Aan die roeping is veel gelegen. Zij is
niet ijdel en doelloos, maar vau het grootste
gewicut. iSiet slechts dat de geloovigon
geroepen worden, om te verkondigen de
deugden des tleeren, en als lichten te
wand-len in het midden van een duistere
wereld, (waarover wij thans niet spreken,)
maar er is aan deze roeping eene bepaalde
hoop vei bonden. Dat wil zeggen, er is
▼oor de gemeente eene heerlijke toekomst
weggelegd, eene toekomst, die zoo heerlijk
is, dat zlj alle verwachting te boven gaat
waarbij dingen gezien worden en woorden
gehoord, die het een mensch hier op aarde
niet geoorloofd is, uit te spreken. Eeuvige
zalige vrede, onuitsprekelijk groote blijd
schap zal het deel zijn van al de kinderen
Gods. Hoe zal hunue blijdschap ten top
stijgen, als zij zullen ademen in die
frisjche hemellucht van Gods Heiligen
Geest, en zij zullen bereiken dat doel,
waarnaar hunne zielen gesmacht hebben,
en door het gezicht waarop hunne zielen
getroost werden in het land hunner vreem
delingschap.
En wat zal dat zijn Waar hebben zij
zoo naar uitgezien liet is niets anders,
dan naar hetgene hier op aarde van den
Heere is toegezegd. Het is, om bij deu
Heere te zijn om Hem te kennen, gelijk
Hij is om Hem te aanschouwen aange
zicht tot aangezichtom zonder vlek of
rimpel, geheel onberispelijk voor Zijn
aangezicht gesteld te worden om alzoo
ook gehe I één met den Heere te zijn en
in die eenheid de reinste en volkomenste
zaligheid to genieten, zonder eenige zorg
of moeite, angst of vreeze, smart of rouwe
om gansch vereenigd met al Gods volk,
met alle geheiligden en geesten van vol
maakte rechtvaardigeu, in volkomen eenig-
heid des geestes den Heere volkomen en
eeuwig te loven en te prijzen.
Eenmaal komt de ure, wanneer de open
baring van Christus in heerlijkheid ge
komen zal zijuwanneer de gemeente
vervuld wordt tot al de volheid Gods
wanneer de Heere komen zal, om verheer
lijkt te wordeu in al Zijne heiligen.
Die heerlijkheid is de erfenis, die der
gemeente is weggelegd in de hemelen.
Daarvoor is Borg onze dierbare Heere en
Middelaar, die, als Hoofd der gemeente,
na alles volbracht te hebben is opgevaren
in de hemelen. En dat wel, opdat Hij de
ZÜ nen plaats bereiden zou in Zijne heerlijk
heid, en in zijn hemelvaart ons een onderpand
geven zou van onze opname bij Zich in
heerlijkheid, daar het Hoofd met Zijne
menschelyke natuur niet is opgevaren voor
zich zelf, maar voor de gemeente, om
haar te verzekeren, dat gelijk Hij is op
genomen, o >k wij zouden wordeu opge
nomen, opdat ook het lichaam zijn zou,
waar het Hoofd is voorgegaan.
Als wij ons die toekomst voorstelleö, hoe
smacht onze ziel om daar te zijn. Het
nieuwe leven, ons geschonken, is hier op
aarde geiijk eene plant, die thuis behoort
in de warme landen, maar die in de koude
landen overgebracht, niet kan tieren, bloot
gesteld aan koude en ongemak. De plant
is Wel goed, maar zij kan niet tieren, daar
zij behoefte beeft aau eene zachtere warme
lucht. Daar is zij geheel op ingericht. Zoo
kan ons leven hier niet tier- u, al mag het
wel groeien en zich ontwikkelen in kracht;
maar wij ziju nog in onzen nardscheu
tabernakel, ons oog is nog zoo beneveld,
de dampkring zoo mistig, de lucht zoo
koud, ja de g'h ele omgeving drukt ons
ter neder niets werkt mede, maar w> 1
alles tegen, tenzij genade alleen ou^ alle
dingen doet medewerkeu ten goede. Maar
O O
zonder de genade en de gedurige inwer
king des Heeren liggen wij gedurig in
zonde en ell nde ter neder, eu zond r
trekking van boven, trekken wy altijd naar
de a irde, waaruit wij genomen zijn.
Heerlijke hoop onzer roeping! Zij doet
ons alles m»-t lief tie verlaten n dragen
om Christus' wil. Zij verheft onze blikken
boven het stof eh doet ons ruimer adem
halen. .-ij maakt bet heengaan gemakke
lijk, als onze scbeidingsure daar is. Eu
wat onze blijdschap verhoogt bij het koes
teren van die hoop is, dat eenmaal alle
kinderen Gods ééu zullen wezen, geschaard
om den trooD des Heeren. Dan geen ver
schillende kerkgenootschappen meer, met
even zoo vele kerkgebouwen. Die levens-
verwoestende, liefdeversmorende, rustver-
storende, Christusgrievende, onhemelsck*
ellende, houdt dan op. Dan wordt de
heerlijkheid van dat eenige Hoofd Jezus
Christus en van dat ééne lichaam recht
gevoeld. Paar stemmen alle zielen samen
in één lied ter eere van Hem, die op den
troou zit en des Lams. Daar is de hemel
ouze gemeenschappelyke tempel, daar is
de ware belijdenis ingedrukt in aller
harten, daar is eenheid en orde, liefde eu
samenbinding, in de gemeenschap des
Heiligen Geestes. Daar zullen wij den
Heere en elkander volkomen liefhebben
en allen te zamen op volmaakte wijze den
Heere prijzen en verheerlijken.
Waar wij samen op weg zijn naar het
hemelsch Zion, waar wij allen dezelfde
hope hebben, waar wy straks samen leven
eu loven, dat wy hier op aarde reeds aan
elkauder gewennen en die eenheid zoeken
en bedoelen, die mede behoort tot de
vervulling onzer zalige hope, welke bereid
is om geopenbaard te worden in den
laatsten tijd.
?r. K. B. P. v. A.
Kerkolijue Berichten.
Vele leden der gemeente zullen met ons
diep getroffen zijn door het bericht van
het overlijden van den Heer Ds. iiijuders.
Het heeft den Heere van leven en dood
behaagd hem in 't raidden zijner jaren uit
den kring der zijnen en uit zijn arbeid
weg te nemen.
Het mocht niet zijn, dat de voor zijn
'herstelling opgezonden gebeden zouden ver
hoord worden.
Sinds 12 November 1876 arbeidde hij
als Dienaar des Woords in onze Nederd
Ger. Kerk, en was voor velen ten zegen
terwijl hij aan menige goede zaak zyu,
krachten wijdde.
Zijn arbeid is niet onvruchtbaar geweest.
Slechts korten tijd mochten wij met hem
saam ai beiden, toen verschil van begin
selen en overtuiging ons uiteen deed gaan.
De overledene werd in lc64 toegelaten
tot de bediening des Woords en arbeidde
te Vleuten, Hazerswoude, Alkm ar en
Middelburg.
JVIoge de Heere zelf, óók door veler
hartelijke deelneming de diepbedroefde
weduwe en kinderen troosten.
De Heer Ds. A. Littooy, predikant alhier,
heeft weder een brochure de wereld in ge
zonden. Zij heeft tot titelVeremiging
van de Nedeirduüscli Gereformeerden l)o-
leerendenen de t hnstelijk Gereformeerden
/ij bevat de bekende bedenkingen der
Christelijk G ere for meerden tegen de Ne-
derduitsch Gereformeerde Ki-rken (thans
doleereude), benevens hetgeen naar de
meening van den geachten sc< rijver aan
de hereeDiging van het nu gescheidene in
den weg staat.
Wij hebben met instemming de eerste
bladzijden van dit boekske gelezen. Tegen
het overige hebben wij vele en naar wij
meenen gegronde bedenkingen.
Het is echter ons doel niet die thans
hier kenbaar te maken.
Wij meenen, het is nog niet de tijd
voor een debat over deze zaken ten aan-
hoore van iedereen. Als de Synodale
vergaderingen der beide kerkengroepen
voorbij zijn, misschien komt er dan wel
gelegenheid tot een openlijk uitspieken
va wat voorloopig nog alleen in besloten
kring kan behandeld.
Ook onze overtuiging is, dat hereeniging
van hen, die nu ruim 50 jaren gescheiden
leefden, moet komen. Gods Woord wil het.
Er is o. a. te Middelburg slechts één
Gereformeerde Keik, en dat deze nu ouder
vier kerkeraden leeft, dat is, zooals het
nu geschiedt, niet naar Gods Woord, dat
is in strijd met ons verleden, dat is schade
voor kerk en huisgezin en school, en voor
veel daaarenboven.
Ds. Littooy schrijft echter terecht, dafe
wij niet alleen op de noodzakelijkheid dezer
hereeniging (uereeniging schrijft deze Broe
der liever) moeten letten, maar ook op
andere belangendie daarbij in 't spel zijn,,
moeten acht geven.
Opmerkelijk is, dat ook dit geschrift
eigenlijk ons komt aanraden hetzelfde,
wat alle Christelijk Gereformeerden die
in het laatste jaar over deze zaak geschre
ven en gesproken hebben ons aanraden
n.l. kom tot ons overd. i. wordt lid van
die kerk, waarvan sommige genieenten
sind 1839 optraden onder den naam van
Christelijke Afgescheiden Gemeentedie
in 1854 bij den Staat verzocht erkend te
worden als i>de Christelijke AfleschHdene
Gereformeerde Kerken die sinds 1870
van regeringswege erkend is ouder den
naam Christelijke Gereformeerde Kerk
Naar onze meening nu kunneu de
Nederduitsch Gereformeerde Kei keu on
mogelijk aan dien raad gevolg go ven.
Meu zou kunnen vragen, of wij dan
wat in 1834 aanving, niet voor een werk
des Heeren houden.