toch zonder Jezus. Van de aangeboden weldaad Gods weigert hij ook het ge ringste aan te nemen, zoodat hij ook ge heel verstoken blijft van de zalige genieting daarvan. Hij mag geacht worden schat rijk te zijn aan geestelijke goederen in Christus Jezus, en door zijn ongeloof tobt hij daarheen als een dood arme ziel die vau honger en dorst in haar naakt heid dreigt om te komen, Zonder lichthoewel de zon der ge rechtigheid heerlijk opging zonder troost hoewel er overvloedige vertroosting is gegeven zonder vredehoewel de vrede- koning ook voor hem heeft overwounen zonder hopehoewel de hope des eeuwigen levens ook hem wierd verworven, zóó dwaalt hij nu rond. Is de vrucht des ongeloofs niet ont zettend en bitter En toch, dit is het schrikkelijke van het zondaar zijndat wij niet anders kunnen dan ongeloovig zijn en deze wrange vruchten voortbrengen. Daarom niet verbetering, maar weder geboorte èn bekeering is ons noodig. Daarom is heb zoo'n heerlijk evangelie dat den zondaar predikt een Jezus die het willen én het volbrengen in de zijnen werkt, niet slechts eenmaal maar bij voortduring. Daarom kan ook deze Thomas in zijn onmacht en onkunde en onwil niet om komen. In het werk zijner zaliging is niet ge rekend met het willen en werken van Thomas, maar alleen met het willen en werken van God drieëenig en van den Borg en Middelaar. Het ongeloof in Gods volk wordt dan ook niet overwonnen door hen zelf, maar door Jezus in hen. Thomas wordt niet gered omdat hij Jezus zoekt maar omdat deZaligmaker hem zoekt, niet omdat hij naar den Meester vraagt maar omdat de goede Herder zijn dwalend schaap nagaat en .bij name roept. Het ongeloof wordt in Thomas over wonnen, doordien de Heere zich zelf als de Verrezene Christus aan Zijn Apostel ontdekt. In de Woorden waarmede de Heere zich tot hem wendt, ontdekt Hij den discipel Ziine alwetendezachtmoedigemede lijdende, nederbuigende liefde. Door deze ontdekking wordt Thomas nu niet gedwongen maar overreed om de waar heid Gods toe te stemmen en aan te nemen, om tot Christus te gaan en Hem aan te nemen en toe te eigenen, Hem wordt niet nieuw geloof ingestort, maar het reeds geschonken geloof, nu geheel ontdaan van de bijmenschelijke inmengselen, wordt vernieuwd, opgewekt, vei'sterkt, tot nieuwe en krachtige werking- gebracht. Alleen in de levende gemeenschap met Christus kan hij komen tot de aanneming van Christus en alle Zijne weldaden. H.t ongeloof wordt bij Thomas over wonnen en het gelooi gewerkt door de betooning van 's Heeren Almachtige barm hartigheid, welke zijne banden losmaakt, zijn kerkerdeuren opent, de nevelen van zijn zielsoog verdrijft, en hart en oog voor Jezus ontsluit. De Heere doet hem in Zijn wouden inzien, leidt hem in in Zijn lijden en sterven en opstanding van den doode. Hij leert de noodzakelijkheid, de gepast heid en dierbaarheid van dat lijden en sterven verstaan, gelijk hij Jezus ontmoe tende ervaart hoe noodzakelijk hem dss Heeren verrijzenis is. Gestorven om onze zonden, opgewekt om onze rechtvaardigmaking, dit wordt Thomas nu duidelijk. Zóó werdb Jezus voor hem, en hij voor dezen Zaligmaker de gepaste. Wij zien hier opnieuw hoe zalige bood schap het is dat Christus in de Zijnen het willen en vo bron gen werkt naar Zijn welbehagen, en ook dat de uit verkiezing nimmer kan zijn een slagboom op den weg tot heb leven en de zaligheid, want juist omdat Thomas verkorene was moest hij, maar daardoor ook juist kon hij. want het werd in hem gewerkt, en daardoor ook volbracht hij het. Hij kan dus zeggen dat hij zijn onge loof had overwonnen, doch niet hij, d. i. uit zijn kunnen noch uit zijn willen, maar Christus overwon in hem. De vrucht dezer overwinning was even uitnemend als de vrucht des ongeloofs schrikkelijk was geweest. Zij bracht Thomas op de rechte plaats n, 1. als discipel aan de voeten des Mees ters. Hij laat zich weder van den Heere onderwijzen en in de waarheid inleiden. Zóó alleen kon hij wijs worden tot zalig heid, en wierd hij het ook. Zij bracht .hem als nietig en zondig schepsel op de knieëen voor God, Zij bracht hem ook in den rechten toe stand. Als verootmoedigd bidder zinkt hij aan de voeten van den hem zoekenden Jezus neder. Zóó niets meer zijnde, noch hebbende, noch verwachtende in en van zich zelf, zóó in de erkenning dat zijn kracht en leven, zijn licht en wysheid, ziju gerechtigheid en heiligheid, zijn ver lossing alleen in Jezus is, en alleen door genadige schenking en toerekening hem kan behooreu, zóó alleen kon en wilde de Heiland hem troosten en zaligen. Als een dwalend schaap keert hij weder tot den getrouwen onveranderlijkeu Her der, ouder wiens staf alleen veiligheid en zekerheid is. D^ze overwinning bracht hem tot de goede belijdenis Mijn Heere en mijn God." Jezus zijn Heere, zijn Koning en Wet gever en Hechter èn Behouder. Jezus de Waarachtige God en het eeuwige leven. Dit is de belijdenis welke alleen de Heilige Geest leert, die alleen aan het gebonden volk geleerd wordt, die alleen en volkomen zaligmaakt, wijl zij God drieëenig en Diens Borg verheerlijkt. De Heere zelf heeft hem die belijdenis geopenbaard en geleerd. Zij is vrucht niet van verstandelijk weten, maar van het overtuigde, van het geloovige harte. Deze overwinning Christi in hem brengt hem tot de zaligste zekerheid. Immers hij weet nu en is verzekerd dat Jezus *zijn Heereis, die hem koeht> hem verloste en nu ook bewaren zal. Hij is van den Heere geëigend en gered en zal ook van Hem behouden worden. Hij weet en gevoelt zich van »zijn Godge zaligd, getroost en levend gemaakt. Waarlijk als wij op deze zalige vruch ten letten, dan is het te verstaan dat zij in de eeuwigheid altijd zingen het lied van Mozes en het Lam. Opmerkelijk dat ook deze Thomas den Heere de eerstelingen zijner inkomsten vereert. Gelijk Abraham in Kanaan, als de Heere hem gezegd heeft, dat dit het land der erve is, den Heere een altaar bouwt vóór hij zelf van de vruchten des lauds geniet, zoo is ook de eerste daad des geloofs bij Thomas gelijk bij al het volk, den Haam des Heeren groot maken. En nu, wij zagen het weder in Thomas, de toestand en de daad des ongeloofs zijn de oorzaken van onze smarten, van onze machteloosheid, van de duisternis waarin wij ellendig omdwalen, van al onzeu on vrede. Immers het scheidt ons van Jezus en houdt Gods Woord voor ons ge.Toten. De Heere alleen kan in ons dat onge loof overwinnen, Hij alleen kan uit dien dood ons levend maken, Hij alleen die kerkerdeuren ontsluiten en uit die ge vangenis ons verlossen. En Hij doet dit ook. Daartoe leed en stierf Hij, daartoe is Hij opgestaan. Door Zijn onkreukbare trouw, door Zijn verteederende barmhartigheid, door Zijn reddende liefde wordt Gods volk gered èn behouden. Hij leert hen in persoonlijke gemeen schap de goede Belijdenis doorZijn Geest en Woord. Zij komt eerst in 't hart en dan op de lippen, en schenkt een vrede die alle verstand te boven gaat en een troost die onuitsprekelijk zalig maakt. Lezer kent gij dit en kunt gij dit toe stemmen Merkelijke Berichten. Hilversum. Door het Classikaal bestuur van Amsterdam is de heer J. L. Jaspers, godsdienstonderwijzer alhier, vervallen verklaard van de bevoegdheid tot het uitoefenen van kerkelijke rechten en tot het aanvaarden van kerkelijke bedienin gen voor onbepaalden tijd, en is hij ontzet uit zijn betrekking en van het lidmaat schap der Ned. Herv, Herk. Voor het woordje kerkelijke" moet hier gelezen worden genootschappelijke"^ anders is het onwaar. Wij wenschen overigens den Heer Jaspers geluk met het voorrecht dat de Bestuurders der valsche Kerk hem als een vijand hunner zaak hebben uitgeworpen. Voor die, welke Hilversum's gemeente kennen, is het wel zeer opmerkelijk dat Br. Jaspers en niet Br. Klein en de overige BB. zijn uitgeworpen. Men kan bemerken dat de valsche Kerk en haar bestuurders te Hilversum een berekenden raadgever hebben. Overigens is ook dit niet meer dan ijdel vertoon.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2