Iceraad zoo spoedig mogelijk bericht ontvangt, opdat het plaatsregister zoo spoedig mo gelijk in orde korae, en zoo noodig elk in 't genot van zijn eigen plaats kan wor den gehandhaafd. Dit ruilen kan slechts gedurende deze maand April worden toegestaan. Met Mei blijven de plaatsen gelijk zij dan zijn ver deeld. Verder zal de Kerkeraad gaarne schrif telijk vóór Donderdag a. s. ontvangen alle gegronde bezwaren, welke er bij dezen of genen tegen de aangewezen plaats moch ten bestaan, en dan trachten zooveel moge lijk daaraan te gemoet te komen. Op later inkomende bezwaren kan dan vooreerst geen acht worden gegeven. Er komen ook plaatsen tekort, nl. om aan de aanvraag te voldoen. Daarom wordt in herinnering gebracht aan leden van andere kerken, dat hun slechts tijdelijk een plaats is verleenden ten andere aan sommige ouders die wat al te rojaal in 't aanvragen zijn geweest, verzocht, enkele plaatsen weder af te staan nu er te kort komen. De Kerkeraad zou hierin liever geen gebruik maken van zijn recht, dat hij zich voorbehield in de Zeeuwsche Kerkbode van 24 Dec. 11. Het brengen van plaatskussens kan ge schieden des Zaterdags van 10—12 en van 24 uren. Geve de Heere voorts dat wij steeds van goeder harte mogen kunnen zingen den 138sten Psalm. Namens den Kerkeraad, P. 3. W. Klaarhamer, h. t. Praeses. C. H. de Wagemaker, h. t. Scriba. THOMAS. Johannes 20 2429. Onder de mannen der Schrift, aan welke vele brave en vrome menschen zich ergeren, doch die voor de Godvreezenden tot rijken troost eu krachtigen steun zijn, behoort •ook Thomas. Thomas, de zwaarmoedige, zwaartillende man, die den gang naar Jeruzalem zóó gevaarlijk acht en van den treurigen afloop zóó zeker is, dat hij uitroept: »Laat ons ook gaan, opdat wij met hem sterven." Joh. 11 16. Ook hij was, gelijk al de anderen, aan Jezus geërgerd geworden. Dat kruis en dat gesloten graf was ook hem geworden een aanstoot en een oor zaak van struikeling. Bange bekommering en o, zoo pijnlijke twijfel hebben ook in zijn hart de plaats ingenomen der blijde verwachting. Hoe had ook hij gehoopt, dat de Meester degene zijn zou, die Israël zou verlossen ja, hij ook had geloofd en beleden dat Hij was de Christus de Zone Gods. Ook voor h^m bestond er geen andere, tot wien hij gaan kon, aangezien bij niemand and rs de Woorden des eeuwigen levens te vinden waren. En ziet, dat alles was nu naar het scheen hem ontvallen. Achter al wat hij had ge loofd en gehoopt, stond nu voor zijn zielsoog ^en groot vraagteeken. Hoe kon die gekruisigde, van God verlatene, gestorvene en begravene d.e Christus zijn, die hem en gansch Israël verlossen zou En toch wat was Hij krachtig in woorden en werken geweesthoe had hij zelf de kracht en de lieflijkheid van dat Woord ervaren er was toch een tijd geweest, dat hij op goede gronden ingestemd had in de belijdenis *Gij zijt de Christus, de Zone des levenden Gods En zou dat alles nu ten deele slechts een voorbijgaande zaak geweest zijn, en ten deele ook zelfmisleiding? Welk een schrikkelijke twijfelSchrikkelijk, omdat die gestorven Christus Thomas' hope op Israël's verlossing en op zijn eigen heil met zich in 'tgraf nam. Geen wonder, dat zulke twijfelingen dat hart met hangen kommer vervullen. Ach, hoe weinig verstonden de discipelen het toen nog,' dat de Christus alzoo lijden en sterven moestHoe weinig kenden zij zich zelf in hun behoefte aan zulk een Borg en zoodanig een borgbetalingHoe weinig kenden zij den eenigen waarachti- gen God, en Jezus Christus, den Borg'en Middelaar van Hem gezonden. Hoe zijn zij ons hierin het bewijs, dat zij menschen waren van gelijke beweging als wij. In zichzelf even blinde en dwaze en doode zondaren, als alle andere voor- gekende bondgenooten en kinderen Gods. Neen Lezer, meen niet, dat het onge loof van Thomas en van al de anderen moet toegeschreven aan het mindere licht en de mindere ken ais, welke de kerk toen had. Zulks te meenen ware dwaze zelf verheffing, ijdele hoogmoed, die U tot jammerlijke zelfmisleiding zou voeren. Neen, het ongeloof is niet een fout, een gebrek ill"het denken, het komt niet voort uit gemis aan kennishet is een dadelijke verkeerdheid in uw zijnin uw geestelijk en zedelijk bestaan. Uw hart deugt niet, en daardoor is ook uw ver stand verblind. Het is niet, dat gij alleen maar onge- loovig denkt en spreekt en doet, maar gij zijt een ongeloovige, en daardoor denkt en spreekt en doet gij ongeloovig. Eer ik dus als een geloovige kan leven, moet ik eerst een geloovige worden En eenmaal door wedergeboorte een geloovige geworden zijnde, kunnnen wij nog niet uit ons zelf een geloovige blijven, noch als een geloovige leven. Onder meer had ook Thomas zoowel als de anderen dit laatste vooral ook nog te leeren. Dit kon niet anders dan in een pijnlijken weg van lijden en sterven. Daarin is Thomas nu. Hij heeft evenals al de anderen betuigd Mare14:12, »al moest ik met U sterven, zoo zal ik U geenszins verloochenenl" Die betuiging ging tegen het Woord des Meesters in, en rustte dus op het kunnen van eigen geloof en eigen liefde. Tot op dat oogenblik scheen het dan ook, dat hun geloof hen bij Jezus hield. Immers als zij allen weggingen, en de Meester zelf hun vraagdeWilt gijlieden ook niet heengaan Hadden zij met het welbekende antwoord zich als op nieuw aan den Heere verbonden. En nu daar dwaalde Thomas rond in de nevelen van ongeloof en twijfel en vol bange bekommering. Hij erv. art nu dat het niet is desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods, niet alleen in de wedergeboorte of levend- making, maar ook in de dagelijksche be keering. Te midden nu van zijn duisternis en droefheid komt daar het evangelie van Jezus' opstanding tot hem. Het gaat hem daarbij echter als de Erainausjougers; in plaats dat het hem blijdschap aanbrengt,, vermeerdert het slechts zijn vleeschelijke overleggingen en ongeloovige twijfelingen, en wordt zijn ziel er door ontsteld. Hij kan het niet gelooven. Hij weet wel dat de getuigen betrouwbaar zijn, hij hoort wel wat zij prediken, hij ziet wel wat zalige blijdschap zij zelf door het gepredikte feit smaken, doch de zaak zelf is voor hem in zich zelf zóó onmogelijk, zóó ondenkbaar, zóó geheel in strijd met hetgeen op het kruis is geschied en zóó geheel indruischende tegen de overleggin gen van zijn hart gedurende de laatste dagen, dat hij het niet gelooven kan. Men ziet het hier weder gelooven en weten is twee. Gelooven is wat anders dan weten. Men komt op een andere manier tot weten en op een andere ma nier tot gelooven. Men kan de waarheid weten, gelijk hier Thomas, zonder haar te gelooven. Toch had Thomas er het hoogste be lang bij dit evangelie te gelooven. Immers zoo hij dit aanneemt, de waar heid toestemt, dan is op eenmaal aan zijn twijfel en kommer een einde gekomen daagt het licht hem in zijn duisternis, dan worden al zijn vroegere ervaringen weder levenddan kan hij weêr hopen, dan krijgt hij weêr een toekomst, dan be hoeft hij niet langer het onmisbaarste en den meest onmisbare te ontberen, dan blijft er maar een begeerte te voldoen, n. 1. Jezus te ontmoeten. Doch hij kan het niet aannemen. Ver stand en hart zijn machteloos. Het ongeloovige vleesch heeft op hem de overhand. Hij ervaart nu dat zijn gelooven en belijden van weleer, voor zooveel het zaligmakend was geweest, niet uit hern, niet uit zijn kracht of wijsheid was geschied. Dit zijn ongeloof wordt nog in de hand gewerkt door dat hij nalaat de genade middelen te gebruiken. Hij verzuimde nl. voor een deel de vergaderingen der broe deren te bezoeken. En daar kwam Jezus juist zoo heerlijk de Zijnen bezoeken. Lu- kas 24 3647. Daar was alles wat hem had kunnen genezen en troosten, daar had hij het ant woord ontvangen op al zijn vragen, daar zou een eind gemaakt zijn aan alle be kommering en twijfel. De Heere was zoomin aan dit als aan eenig middel gebonden, doch Hij had er blijkbaar Zijn Thomas aan gebonden. Ongeloof leidt altijd tot ongehoorzaam- he'd, en door ongehoorzaamheid wordt het ongeloof sterker. Ook was hij onverstandig in het geschre ven, zoowel als in het gesproken Woord

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 2