»en met name ook die in de voorzegde
Synode zijn veroordeeld, verwerpen, maar
»dat wij ook genegen zijn, dezelve te
wederleggen, tegnn te spreken, en allen
arbeid aan te wenden, om dezelve uit de
»Kerk te weren. En indien het zoude
mogen gebeuren, dat wij na dezen eeuig
v bedenken of ander gevoelen tegen deze
»leer kregen, beloven wij, dat wij het-
»zelve noch openlijk noch heimelijk, zullen
voorstellen, leeren of verdedigen met
prediken of schrijven dat wij hetzelve
alvorens den Kerkeraad, Classis en Sy-
»node zullen openbaren, om daar onder-
zocht te worden; bereid zijnde te aller
tijd ons het oordeel des Kerkeraads, der
Classis en Synode gewiiliglijk teonderwer-
»pen op straffe, dat wij, hiertegen doende,
metterdaad (ipso actovan onze diensten
>gesehorst zullen zijn. En indien de Ker-
»keraad, Classis of Synode, te eeniger tijd,
»om gewichtige redenen van nadenken,
»om te behouden de eenigheid en zuiver-
»heid der leer, goedvond van ons te eischen
nadele verklaring van ons gevoelen over
>eenig artikel van deze Belijdenis, den
^Catechismus of der Verklaring der Natio-
»nale Synode, zoo beloven wij ook mits
dezen, dat wij te aller tijd daartoe zullen
gewillig en bereid zijn, op straffe als
boven. Behoudens nochtans het recht van
appèl, in geval wij misschien door het
voordeel des Kerkeraads, der Classis of
■>Synode meenden bezwaard te ziju gedu
rende welken tijd van appèl, wij ons
met de uitspraak en het oordeel der Pro
vinciale Synode zullen tevreden houden."
Wij laten hieronder nu ook volgen de
Formule, welire de~Proponenten na afgelegd
examen moeten onderteekenen, vóór zij
toegelaten worden tot het ambt van predi
kant in het Genootschap.
»Wij ondergeschrevenen, door het Pro
vinciaal Kerkbestuur vantot de
openbare Evangeliebediening in de Neder-
>landsche Hervormde Kerk toegelaten,
beloven dat wij in het diep besef onzer
roeping en in vertrouwen op God daarin
»met ijver en trouw zullen werkzaam zijn
»om overeenkomstig de beginselen en het
karakter vau de Hervormde Kerk, hier
»te lande, het Evangelie van Jezus Christus
»te verkondigen, en de belangen van het
Godsrijk en in overeenstemming hier-
mede die van de Nederlandsehe Hervormde
»Kerk, met opvolging harer verordeningen,
»naar vermogen te behartigen."
Leest men nu deze beide stukken aan
dachtig, dan zal men moeten erkennen dat,
zoo beslist en duidelijk het eerste is, zoo
niets zeggend en onbestemd is het tioeede.
Het eerste kan alleen onderschreven
worden door mannen die waarlijk Gerefor
meerd zijndoch het tweede kan onderschre
ven door mannen van allerlei richting be
halve door hen die Gereformeerd, zijn.
In bet eerste staan Gods Woord en de
Belijdenis voorop, en is daaraan de per
soonlijke overtuiging van den Leeraar
onderworpenen is hij aan beide voor
alle ambtelijke handelingen gebonden
en weet de Kerk wat zij van hem ver
wachten en eischen mag, in het tweede
is noch van Gods Woord noch van de
Belijdenis sprake, hangt alles af van de
persoonlijke opvatting van den predikant,
weet niemand wat hij van hem verwachten
of eischen mag, en is hij alleen maar ge
bonden aan de verordeningen van het Ge
nootschap.
Het is óók weder uit deze beide stuk
ken duidelijk, dat de scheur makende
Genootschapskerken, welke in den laatsten
tijd bijv. te Amsterdam, Rotterdam. Middel
burg, Utrecht, Ylissingen, Axel, enz. ont
staan zijn, gansch wat anders zijn dan de
Nederd. Gereformeerde Kerken, welke op
die plaatsen en elders een 300 jaar lang
hebben bestaan, ja dat zij met die
Gereformeerde Kerken niets gemeenhebben.
INGEZONDEN STUKKEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie
Gesprekken over de Reformatie der Kerken.
III.
Joh an. Zoo PieterZijt gij daar weer
al, 't schijnt wel of gij iedere week wilt
terug komen Hoe gaat het man
Pieter. Ja 't gaat gelukkig wel, met
u ook
Jon an. Door den zegen ja. Gij zijt mij
welkom, want nu krijg ik hoop, dat ik
u nog eens dienstbaar zou kunnen zijn,
opdat gij u van de dwaling uws wegs
zoudt bekeeren.
Pieter. Och, ik kom naar u toe op
grond onzer vroegere vriendschap, en niet
om uwe tegenwoordige sympathiën.
Joiian. En toch stel ik, dat er nog
iets anders is, waar gij door gedreven
wordt.
Pieter. Ja, zie je, de zaak hindert mij.
J on an. Juist dat is de zaak, maar hebt
gij wel eens overlegd waar dit uit voor
komt Op 't oogenblik zijt gij u zeiven
genoeg, en keurt alles én diegenen af,
welke door daden toonen, naar des Heeren
Woord te willen vragen, en genade be-
geeren er naar te handelen.
Pieter. Gij trekt alles te vèr Johan
Joiian. Toch niet, laat mij maar eens
even toe met uw geweten te spreken.
Zit eens stil en zeg bij u zei ven, »wat
»doen die raenschen, welke men doleeren-
»den noemt, mij voor leed? Zij gaan niet
»meer met mij op, en verkiezen een ande
ren weg, zij zeggen: het Woord van
»God gaat boven alles en dit alléén moet
uitspraak doen. Dé Kerkbesturen, die
».k toch ook in keur handelingen moet
afkeuren, zeggen ja, het Woord Gods is
»goed, maar de Kerk is nu in dezen staat
gekomen, en nu kunnen wij onze regee-
ring toch niet nederleggen, want dan
»komt er eene 'groote' verwarring, en wie
»zal ons tractement betalen; zij hebben
altijd zoo gepraat om een gemakkelijk
leven te hebben en buiten controle te
blijven maar eigenlijk doen zij niets,
»maar veeleer zie ik, dat het jaar voor
»jaar achteruit gaat, waardoor de onbe-
schaamde loochening meer en meer veld
wint.
»Het is toch schreiend, dat er zoo
weinig menschen meer naar de Kerk
»gaan, sommigen willen hun kinderen
»niet meer laten doopen, het christendom
heeft alle beteekenis voor hen verloren,
»en nu willen »de doleerenden", naar zij
zeggen, breken met die heersch 'ppij-
voering welke zulke verpestende vruchten
afwerpt, zij zeggen, dat de Synode en al
»hare Besturen uit den booze zijn
Ik vraag Pieter gaat dat niet zooal
bij u om? En omdat gij deze zaken niet
kunt doorzien, treedt de ergernis vooruit,
doch waarom toch?
Pieter. Ja, gij slaat den bal niet ge
heel mis, maar men geeft ergernis ook,
en daarom ben ik geërgerd.
Johan. Dat is de reden niet Pieter 1
Sta mij toe, dat ik nog iets verder in uw
geweten in ga.
P:eter. Ja, maar gij hebt met mijn
geweten niets te maken.
Johan, Ho, Pieter Ik voer daarover
geenerlei heerschappij, versta mij wel, mijn
vriend! maar ik zal u mijn gedachten
maar zeggenen dan bedoel ik ronduit,
dat deze dingen u en een ieder noodzaken
nauwer met zich zeiven te rade te gaan,
en dewijl er van 't gene de doleerenden
bedoelen en beoogen, hoe gebrekkig
dit ook zijn moge, - - niets kwaads te
zeggen valt, als strijdig zijnde met des
Heeren woord, zoo wordt u deze aange
legenheid moeilijk, en hadt gij dezelve lie
ver geheel van de baan, om de vroegere
rust en ingebeelden vrede te kunnen ge
nieten.
Waarlijk Pieter geloof mij, neen, gelooft
des Heeren Woord, daar lezen wij»Wee
den gerasten te Sion en den zekeren op
den berg van Samaria". Waar moet ik
nu met dit woord heen, als er geene zeer
vèr reikende verkeerde rust bestond
Pieter. Ei zoo, dus al die doleerenden
hebben het nu eerst goed gevat
Joiian. Ik zal de laatste zijn om dit te
betoogen. Neen vriend, mogelijk is het
deel, dat ik bedoel, maar zeer klein onder
hen, en zullen velen onder de doleerenden,
die nu onder de waarheid, dus te Sion
verkeeren, onder het oordeel van dit ge
noemde »Wee" vallen, althans, wanneer
zij meenen dat alles nu in orde is, en alle
schuld vereffend en voldaan.
Maar merkt dit vooral op, dat zij zich
onder de tucht van het Woord Gods ge
steld hebben, door het aannemen der
Dordsche Kerkenorde.
En dan vraag ik, waarin hinderen deze
menschen u nu, alzoo doende
Pieter. Zij behooren in de kerk en had-
den niet weg mogen gaan.
Johan. Het komt er maar op aan te
weten wat Gij onder »de Kerk verstaat.
Pieter. Nu ja, de Kerk waar wij in
geboren en gedoopt zijn, daar allen aan
behooren die zich niet afscheiden.
Johan. En voeg er dan maar bij: »die
trouw ter kerk gaan."
Pieter. Neen, want dan hadden wij ze
niet allen. Velen denken niet meer om de
Kerk. Maar 't is onze volkskerk.
Johan. Zoo, zoo, dus die Kerk, zooals
gij het verstaat, moet steeds zoo maar blij
ven. Ieder heeft nu wat wils.
Pieter. Neen, daar moet de Synode voor^
zorgen.