Geref. kerken te ondersteunen, en hunne
Conferentie met de kerkeraadsleden der
Doleerende kerken bij te wonen
3e. dat op deze Conferentie geen theo
logisch debat zou worden gevoerd, wat
onprofijtelijk zou zijn en te langen tijd zou
vorderen, maar dat aan de orde zou worden
gesteld a. de noodzakelijkheid tot her-
eeniging, gelijk die van Gods wege ons is
opgelegd; de aanwijzing van de beider
zijds saamkomende Synoden als de machten
die eeniglijk tot handelen geroepen waren;
en c. de grondslag van hereeniging;
en 4e dat als grondslag van hereeniging
zou worden voorgeslagen
a. dat het Statuut van 1869 uit de wereld
zou worden geholpen.
b. dat de Kerkeraden beiderzijds zouden
blijven bestaan.
r. dat de meerdere vergaderingen in Clas-
sen en Synoden gemeenschappelijk zullen
zijn.
en d. dat de noodige maatregelen van
overgang zullen geromen worden, om alle
ongeregeldheid en botsing te voorkomen.
Wij verzoeken onze kerkeraden met het
oog op deze punten dringend, al hun aan
dacht te wijden aan de zaak waarom het
gaat.
Laat men deze punten en de komende
stellingen zeer ernstig overwegen
Eerst in kerkeraadsvergadering en daarna
ter samenkomst onzer Classes.
Het gaat om Yereeniging van 't saam-
hoorende dat nu gescheiden is.
Maar dan eene heuschelijke hereeniging.
Niet eene, welke door eene Synode officieel
wordt uitgesproken, om dan door den
tijd tot werkelijkheid te worden.
Wij vestigen de aandacht op punt 3, b.
en op punt 4 b. en c.
Ds. J. H. M. G. WolfEFHzn te Game
ren heeft het beroep van de Nederd. Geref.
Kerk van Serooskerke c. a. aange
nomen.
Dit bericht zal door de betrokken kerken
met hartelijke blijdschap worden ontvan
gen.
Moge ZEerw. spoedig en met den Heere
tot zijn-arbeid ingaan, en stelle de Heere
hem tot een rijken zegen.
Zestal te Ylissingen en Koudekerke
Ds. Fernhout te Zwartsluis Ds. Yonk
te Oldebroek Ds. Vermeulen te Yuursche
Ds. IJnzonides te Waspik Ds. Bongers te
Ameide en Ds. v Brum men te Dordrecht.
Kerkelijk geschil te Leiderdorp.
De officier van justitie bij de Haagsche
rechtbank, Mr. van der Kemp, had 31 Ja
nuari 1.1. eene uitvoerige, gemotiveerde con
clusie genomen in zake 1. de Nederl. Herv.
Kerkeraad te Leiderdorp en 2. Ds. Pijzei,
predikant aldaar, contra Ds. Vlug, bezitter
van de pastorie te Leiderdorp.
De bewering dat de personen, die als
vertegenwoordigers der eischende gemeente
optreden, niet uitmaken het college van
kerkvoogden, aangezien, behalve Dr. van
Rhijn, geen der andere heeren kerkvoogd
is, achtte de officier ongegrond, daar eischers
de stukken waaruit hunne benoeming
blijkt, geproduceerd hebben, alsmede de
schriftelijke verklaring dat zij die benoeming
aannemen.
De tweede vraag echter nl. of het clas
sicaal bestuur te Leiderdorp bevoegd was
om op te treden om te doen wat des Ker-
keraads is, beantwoordde Z.E. A. ontkennend.
Alleen toch wanneer er was gebrek aan
geschikt personeel voor de samenstelling
van den Kerkeraad of wanneer tengevolge
van bedanken enz. van leden, hun aantal
gedaald is beneden der leden waaruit
deze bestaan moet,mag het classicaal bestuur
handelend optreden. Geen van beide om
standigheden doen zich hier voornergens
toch is gebleken dat het zevental zich
door woord en daad van de kerk heeft
afgescheiden. Hieruit volgde volgens Z.E. A
1. de synode heeft ten onrechte uitge
maakt dat de zeven personen zijn vervallen
van hunne respectieve betrekkingen
2. dat er niet was ontstentenis van een
Kerkeraad
3. dat het classicaal bestuur dus onbe
voegd was op te treden gelijk het gedaan
heeft en
4. dat het door het classicaal bestuur
gedaan beroep van den tweeden eischer
Ds. Pijzei, onwettig was.
Daar nu het bezit der pastorie voortduurt
tot dat er volgens art. 1. reglement op
de vacatures,plaats heeft vertrek, overlijden,
emeritaat, kortom totdat zoodanige omstan
digheden voorvallen, van welke in dit
proces niet blijkt dat zij werkelijk zijn
voorgevallen, moet Ds. Vlug rechtens
beschouwd worden als rechtmatig bezitter
der pastorie en kan derhalve de actie niet
worden toegewezen.
Mitsdien heeft zijn Z.E.A. geconcludeerd
tot ongegrondverklaring van den ged. in
zijne opgeworpen exceptie van nonqualifi-
catie, tot niet ontvankelijkverklaring van
Ds. Pijzei, en overigens tot ontzegging der
vordering.
In deze zaak nu heeft de Haagsche
rechtbank 28 Febr. 1.1. uitspraak gedaan,
en in een breed gemotiveerd vonnis het
volgende beslist.
In de eerste plaats besl:ste de rechtbank,
dat de exceptie als zouden de eischers sub.
1 de hoedanigheid niet bezitten, die zij
zich toeschrijven, ongegrond is Alvorens
de tweede exceptie, n.l. dat Ds. Pijzei niet
wettig beroepen predikant zou zijn, te
onderzoeken, trad de rechtbank in eene
beschouwing der zaak zelve, en zij overwoog
dat de vraag, of de beweerde afscheiding
door woord en daad werkelijk heeft plaats
gehad, ter beoordeeling staat der kerkelijke
besturen, zoodat de rechtbank niet bevoegd
is in een onderzoek nopens deze vraag te
treden en het besluit der Synode (dat de
afscheiding inderdaad heeft plaats gehad)
heeft te eerbiedigen. Wat de bewering
betreft, dat Ds. Vlug niet had opgehouden
predikant te Leiderdorp te zijn, overwoog
het vonnis, dat de stelling, dat er geene
vacature zou bestaan, onjuist is, aangezien
art. 1 Algemeen reglement op de vacatures
niet in engen zin moet worden opgevat,
daar ook buiten dat art. (b.v. in de art.
33 en 35) gevallen genoemd worden, waar
in van vacatures gesproken wordt. De
bevoegdheid van het class, bestuur tot
beroeping van een nieuwen predikant aan
nemende, wees de rechtbank der eerste
eischeresse haar vordering tegen Ds. Ylug
tot ontruiming van pastorie en tuin te
Leiderdorp toe verstond dat den tweeden
eischer, Ds. Pijzei, het gebruik van die
onroerende goederen toekomt, mach
tigde de eischers tot het doen van ontrui
ming in geval van weigering door den
gedaagde, met behulp van den sterken arm;
veroordeelde den gedaagde tot vergoeding
van kosten, schaden en interessen, reeds
geleden of nog te lijden door eischers, en
zulks voor het geval deze de som van
f 150 mocht te boven gaan uitvoerbaar
bij lijfsdwang, en veroordeelde den gedaagde
in de kosten der procedure.
Nu zeggen wij zoo in onze eenvoudig
heid 't Is toch vreemd, d-^ Officier van
justitie zegt op grond van het beschreven
recht (en hij heeft hier meerdere rechts
geleerden aan zijn zijde) dat Ds. Vlug en
de zijnen recht hebben en Ds. Pijzei en
de zijnen niet. Doch nu doet de recht
bank uitspraak, en beslist op grond van
hetzelfde beschreven recht, dat Ds. Pijzei
en de zijnen recht hebben, maar Ds. Ylug
en de zijnen niet.
Wie heeft nu het recht aan zijn zijde,
en wat is recht
Natuurlijk onderwerpt al wat gerefor
meerd is zich aan de uitspraak des rech
ters, omdat de Heere God wil, dat wij de
van Hem gestelde machten zullen onder
danig zijn.
Maar wij wilden toch uit liefde tot het
recht ook wel antwoord hebben op die
vraag.
INGEZONDEN STUKKEN.
Builen verantwoordelijkheid der Redactie
Gesprekken over de Reformatie der Kerken.
Pieter. Goeden avond Johan ik kom
u weder eens bezoeken.
Johan. Dat doet mij genoegen, hoe is
't met u
Pi eter. Heel wel, kom ik u niet on
gelegen
Johan. Och neen, integendeel, ik ver
heug mij, dat gij nog eens terugkomt op
ons vorig gesprek, en nu zie ik toch, dat
het geen kwaad bloed gezet heeft.
Pi eter. Neen Johan dat juist niet,
maar men hoort zoo veel praten in onze
dagen en dat vooral, als men zoo lang
afwezig geweest is men weet bijna niet
wat te denken en terwijl wij toch vroe
ger zoo veel saam gesproken hebben en
wij zoo ééns waren in het afkeuren van
de leugenleer, dacht mij best om van u
te vernemen, wat er toch eigenlijk gebeurd is.
Johan. Kijk Pieter! dat is nu eene
betere taal, ik dacht wel dat mijn oude
vriend zich vergalloppeerde.
Doch laat ik u eens iets zeggen Zul
len wij een juist en grondig oordeel vellen,
dan moet des Heeren Woord onze eenige
richtsnoer en raadgever zijn. Stemt gij
mij dit toe
Pieter. Ja, maar men kan het wel
te ver trekken.
Vervolg in het bijblad