Lezer, gij zijt wellicht mede uitgetrok ken, zult gij ook kunnen voorttrekken? Kerkelijke Berichten. Op het Diaconaal congres sprak Dr. v. d. Bergh over: >de bedienende per sonen." Zijn uitnemend woord is kosteloos saamgevat in de volgende 13 stellingen aan welke het congres zijn goedkeuring schonk. 1. Er is geen Diaconaat buiten de zonde. Het wortelt in het goddelijk mededoogen met het lijden des doods, dat om der zonde wil Gods schepsel overkomt. Het daalt af van »den Vader der barmhar tigheden en den God aller ver troosting" (2 Cor. 1:3.) 2. Iets van dit mededoogen werkt reeds in de algemeene tegenhoudende genade. Anders zouden we allen levend ter helle varen. Het zijn de goedertieren heden des Heer en dat wij niet vernield zijn, dat Zijne barm hartigheden geen einde hebben (Klaagl. 3 22). 3. In de Kerk verkrijgt dit ontfermen een gewijzigd karakter. Het gaat door menschen. Niet door natuurbeschikking, maar door persoonlijke aanraking der liefde. >Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten ge geven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd; Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevan genis, en gij z ij t tot M ij geko men". Voor zooveel gij dit een van deze Mijne minste broe ders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij gedaan" (Alath. 25:35, 36, 40). 4. De bedienaar van dit Diaconaat is de Middelaar. Hij alleen. Zonder mij kunt gij niets doen." (Joh. 15 5.) De Christen, die als Diaken optreedt, is dit slechts door de verborgen gemeenschap met Hem, als lidmaat van Hem, het Hoofd, als door Hem in het ambt gesteld. Alle diaconie, die dit mist, is geen diaconie. 5. Het Diaconaat behoort niet tot het profetisch, niet tot het koninklijk, maar tot het priesterlijk ambt van den Christus. En in den Kerkeraad is de Bedienaar des Woords profetisch, de ouderling konink lijk, en de diaken priesterlijk. Niet volstrekt gescheiden maar in de hoofdzaak. Joh. 13 14. »Indien dan Ik. de Heer en de Meester, uwe voeten gewas- schen heb, zoo z ij t gij ook sch ul- dig elkanders voeten te was- s c h e n. 6. Alle geloovigen staan in het Diaconaat, zooals de Levieten bij de Pries ters stonden. Alleen zij oefenen hun ambt persoonlij]? en in engeren kring. Namens de Kerk doet het de Diaconie, die intusschen niet slechts voor de armen en ellendigen heeft te zorgen, maar ook de van God gestelde organen in familie en maatschappij aan hunne roeping heeft te herrinneren, en verder te handelen, overeenkomstig art. 26 der Dordsche Kerkenorde. 7. In zooverre de overheid nog de ar menzorg aan zich trekt, is dit een getui genis tegen de Kerken in hare verschillende organen en moet stelselmatig beproefd worden een armenzorg der overheid over bodig te maken, op dergelijke wijze als dit op het gebied van het onderwijs ge schiedt. »Hunne schilden, (het is eene schande!) beminnen het Woord: geeft." (Hosea 4 18). 8. In zooverre Vereenigingen en Stich tingen, buiten verband met de Kerken en hare organen, voor de ellendigen zorgen, moet met schuldbelijdenis wegens jaren lang plichtverzuim dit beschouwd worden; en de gebreken prikkel worden tot nauwer verband met de Kerken en hare ambten en tot toetsing van allen arbeid aan de eischen van Gods Woord. (»H ij zond Z ij n Woord uit en heelde hen en rukte hen uit hunne kui- 1 e n." Ps. 107 20). 9. Bij de opleiding tot Diaken worde gezocht de opwekking van ambtelijke gaven, waartoe ook de Jongelings-vereeni gingen gebruikt konden worden,practisch on der leiding van hen, die in het ambt staan. Bij de verkiezing van Diakenen worde vooral gelet op de eischen in Hand. 6 3 en 1 Tim, 3812 genoemd, bijzonder ook op de eigenschappen van godzaligheid, eenvoudigheid, ootmoedigheid, barmhartig heid en herbergzaamheid; terwijl ook op de vrouwen der voorgedragen personen gelet worde. 10. Diakenen beperken zich tot de eigen lijke armverzorging en tot geestelijke verzorging, voor zooverre deze dienstbaar daaraan isalleen in kleine gemeenten kunnen zij aan Kerkregeering ook deel nemen. 1 Cor. 7: 20. Een iegelijk blijve in die beroeping, waar in hij geroepen is. 11. Wenschelijk is nauwer verstand houding met de dienaren des Woords, opdat deze de nooden kennen en in den gebede met de Gemeente den Heere voor dragen, en tevens de wetten der barm hartigheid naar Gods Woord uitleggen (art. 40 Kerkenorde)met de Opzieners is verband wenschelijk, opdat de geeste lijke zonden door dezen worden bestraft. 12. Diaconessen zijn de aanslui ting van de vrouw aan het ambt. In het profetisch en priesterlijk ambt zwijgt de vrouw in het priesterlijke treedt zij als behulpsel op. 1 Tim. 5 3, 916. 13. Ook met het oog zoowel op de oplossing der sociale kwestie als op de gemeenschappelijke verzorging van blinden, doofstommen, krankzinnigen enz., is het wenschelijk: het classikaal en provinciaal samenkomen van diaconiën, waarbij onder leiding van leeraars besproken worden a. de maatschappelijke toestanden, de oorzaken en de geneesmiddelen der ellenden; b. de stichting of het onderhoud van be doelde stichtingen voor classis of provincie; c. in hoeverre arme diaconiën door rijkere kunnen gesteund worden. In >de Hoop" schrijft v. V. het volgende waaruit men zien kan hoe men nog steeds voortgaat, geschiedenis te verhalen. In den avond van Donderdag 26 Janu ari hield Dr. II. G. Kleijn, predikant te Hooge Zwaluwe, de eerste voordracht voor de Werkmans-Vereeniging tot behoud der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Rotterdam", over »den strijd onzer da gen in de Kerk." Deze gedachte werd echter spoedig ver drongen bij het verder lezen van den in houd van dit verslag, daar allerlei andere vragen mij nu bezig hielden, naar aanlei ding van hetgeen ik daar las. Zoo moet, altijd volgens dit verslag, de geachte Spre ker gezegd hebben, dat »men reeds vroe ger ,,confessioneelen", „vrienden der waar heid", „voorstanders van evangelisatie" en nog verscheidene andere richtingen had zien opkomen, bij welke het te doen was om opbouw waarna men vervolgens ook eene richting heeft zien verschijnen, die in den beginne niet van al die andere werd onderscheiden, en die zelfs door de vrienden der Ned. Ilerv. Kerk werd ge steund, totdat het bleek, dat zij iets geheel anders bedoelde". En voorts „hoe die rich ting, onder leiding van Dr. Kuyper, aan leiding heeft gegeven tot den tegenwoor- digen strijd" enz. Indien Dr. Kleijn dit nu werkelijk zoo gezegd heeft, is het geheel in strijd met de historie en dus eene onjuiste voorstel ling der feiten, die wel wat van v e rzin- s e 1 s heeft. Immers, volgens deze voorstelling zouden de bovengenoemde Vereenigingen oorspron kelijk homogeen zijn geweest, en zou zich daarin ongemerkt de Kerkrechtelijke rich ting van Dr. Kuyper c. s. hebben inge drongen. De waarheid is, dat, behalve vele zelf standige plaatselijke evangelisatiën, in de laatste halve eeuw in ons vaderland drie groote, over het geheele land haren arbeid uitstrekkende, Vereenigingen zijn werkzaam geweest, waarvan de Evangelisch Prote- stantsche Vereeniging met algemeen pro- testantschen, en de Confessioneele Veree niging met gedeeltelijk confessioneelen grondslag zich de medische bearbeiding van het volk of der gemeenten hebben ten doel gesteld. Maar clat de Vereeniging „Van Vrienden der Waarheid tot handhaving van de leer en de rechten der Gerefor meerde Kerk" zich van hare oprich ting in 1862 af, in beginsel en doel, van de beide eerstgenoemde Vereenigingen heeft onderscheiden. Zij stond toch van haren aanvang af op den grondslag van „De Drie For mulieren van Eenigheid" der Gereformeerde Kerken in Nederland, en stelde zich bij haren arbeid nooit ten doel, alleen „door medische bearbeiding der ge meente eenige gebreken der Kerk te ver beteren," maar om de belijders der waar heid te verzamelen tot gemeenschappelijke smeeking om de verlossing der Kerken, en ook zeer bepaald, om de kennis van de rechten der Kerk meer en meer te verspreiden. Dat deze Vereeniging zich ook wel eens

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1888 | | pagina 3