van synodalen kant lnide uitroept»bij
die doleerenden is het alleen een dub
beltjes kwestie, 't Gaat niet om het
geloof. Het is eenvoudig een strijd om het
kerkegoed.
Maar ik vraag uWie hooren in een
Gereformeerde (Hervormde) Kerk thuis
En dan zal toch het bewijs zeer moeielijk
zijn, dat allen daarin thuis hooren, van
wat belijdenis ook, alleen de Gereformeer
den niet! Juist die zoo smadelijk verachte
Gereformeerden, weten dan ook zeer goed,
dat ze maar niet zoo voetstoots de erve
hunner vaderen mogen prijsgeven.
Daarover te waken is hen juist ten dure
plicht gesteld.
Indien een indringer, onder den schijn
van uw belang te behartigen uw vaderlijk
goed gaat beheeren, wel niet juist op uw
verzoek, maar toch ook zonder uw protest,
en straks uwe kindskinderen tot de droeve
ervaring komen, dat hij hen van dat goed
berooft, om het aan vreemden te geven
is het dan niet alleszins in die kindskinde
ren te prijzen, dat zij maar niet zoo voet
stoots dat erfgoed prijs geven
Evenmin mogen de Gereformeerden, die
de genade ontvingen om de Haagsche
Synode uit te werpen, dat goed blin
delings weggeven.
Toch, en dit sta op den voorgrond, is*
daarom de strijd niet minder geestelijk.
Neen veeleer is het een klaar bewijs van
het geestelijk karakter van den strijd, dat
men desgevorderd dat kerkegoed opoffert,
om in de Kerk den Heere, naar Zijn
Woord, te mogen dienen. Naar Zijn Woord,
en dies niet langer bukt voor een Synode,
die aan Christus bestrijders toestaat, week
aan week de Gemeente in te enten met
zielengift.
Van geestelijken aard, moet dus ook de
strijd een geestelijk karakter dragen en
moet de vraag gedaanaan welken kant
worden de vleeschelijke wapenen gehanteerd
Het is niet vreemd, dat men thans hoort
van de s e c t e, die overal wordt tegenge
sproken. Ware het nog maar tegenge
sproken. Want de klinkers, hiel
en daar gebruikt om de doleerenden te
verschrikken, verkondigen eerder dan eenig
mensch en woord, dat dit toch niet uit den
Geest kon zijn.
Maar ook woorden worden er gebezigd,
woorden van bedreiging.
Als gij nog den moed mist om openlijk
met de synodale organisatie te breken en
als ge dan toch begeerte hebt, om van
tijd tot tijd bij de Doleerenden ter Kerke
te komen. Dan wekt ge al aanstonds den
argwaan op. Dan ziet men u verdacht aan.
Dan wordt ge gewaarschuwd dat ge dus
uzelf in uw brood zult benadeelen.
En dit alles heet dan barmhartigheid
oefenen. Dat heet ijveren voor de zake
Gods.
Of gij Gods Woord verwerpt, of ge den
Sabbath ontheiligt, dat moogt ge straüeloos
doen. Als ge maar den lof der Haagsche
Synode bezingt, dan zijt ge een waardig
lid van de Nederd. Herv. Kerk.
Meent nn niet, dat dergelijke manieren
slechts uitzonderingen zijn. Hoeveel drei-
gemente zou men kunnen oprakelen van
landheeren, die hunnen pachters zeggen
»'t zal je geld kosten, als je gaat doleeren."
Al haalt men nu ook spottenderwijs de
schouders op, indien wij spreken van de
synodale hiërarchie. Dat de uit
vloeiselen dezer organisatie hierarchiesch
zijn, is toch waarlijk niets nieuws.
Voor jaren is dat rèeds beweerd.
Dr. Bronsveld zegt toch (Stemmen voor
Waarheid en Vrede 1877 pag. 845) over
de behandeling aan Dr. de Cock aange
daan, wiens schorsing en afzet
ting hij een vlek noemt in onze kerke
lijke rechtspraak Ik krijg den indruk bij
het lezen der aktestukken, dat onze toen-
maligen hiërarch en op het stuk van leer-
vrijheid niet recht zuiver waren en dat
niet alleen vrees voor rustverstoring
hen deed optreden tegen Ds. de Cock."
Dus hierarchen waren er ook
toenmaals.
En niet alleen vrees voor rustverstoring,
zette hen aan tot schorsen en afzetten.
Zou het thans anders wezen
Dat voor elk eerlijk gemoed de tijd is
aangebroken om geene gemeenschap meer
te hebben met eene organisatie die allerlei
richtingen wil vereenigen is reeds in
den jare 1877 door Dr. E. II. van Leeuwen
uitgesproken (Stemmen van W. en Vr.
pag. 1140). fis die kerk," zoo zegt hij;
fnog niet genoeg geworden tot een aan
fluiting, dat zij nu nog de schande zal
gaan op zich laden van een woordenspel,
waarbij de vraag ontstaat, niet voor moder
nen, niet voor evangelischen, niet voor
orthodoxen, maar voor ieder eerlijk
gemoed of de tijd niet is aangebroken
om het voorbeeld te volgen van een man
als Paulus te Corinthe, toen hij het stof
afschudde van zijne voeten en voor zijne
evangelieverkondiging tijdelijk herberg zocht
in het huis van een priester, wiens huis
paalde aan de synagoge."
»Het stof afschudden," aldus maande
Dr. v. Leeuwen in 1877. Is het dan geen
oorzake van verheuging in deze dagen, dat
het hier en daar weer verstaan wordt, dat
de Kerke des Heeren, geene gemeenschap
mag hebben met de onvruchtbare werken
der duisternis met het ongeloof.
Beware de Heere Zijne kinderen voor
vleeschelijken ijver. Ver wakkere Hij ze
opdat ze steeds meer beven voor Zijn Woord.
- En worde dus met geestelijke wapenen
bet recht van zijn Sion verdedigd.
J. J. WfiSÏSRBEEK VAN EERTEN.
Mijdrecht.
Kerkelijlie Berichten.
DIACONAAL CONGRES.
Woensdag 1 Februari werden deze sa
menkomsten door de gemeente den Heere
opgedragen door bij monde van Ds. P. J.
W. Klaarhamer, na vooraf te zijn bepaald
bij den eisch, de voorwerpen, de beweeg
redenen en de middelen der barmhartig
heid, naar aanleiding van Lucas 10 30—3/.
Op de samenkomsten die den 2e en 3e
Februari gehouden werden lokten de vol
gende punten belangrijke besprekingen
uit:
le de bediening ingeleid door Ds. N.
A. de Gaay Fortman
2e de bedienende personen in te leiden
door Dr. M. W. van den Bergh
3e de bediende personen in te leiden
door Ds H. Hoekstra.
Ongeveer 60 Kerken waren vertegen
woordigd en de vergadering door 200
personen bezocht.
Handhaving der Reglèmenten.
Wanneer men Gods Woord raadpleegt,
staan de orthodoxe synodalen tegenover de
reformatie machteloos.
Gods Woord is tegen hen.
Om dit te weten behoeft men niet eens
de Kroniek" van de Stemmen voor
Waarheid en Vrede te lezen,
noch zich op de Wageninger te abon-
neeren. Als ge slechts let op de schorsings
bullen, die gedurende het laatste jaar door
allerlei besturen" werden uitgevaardigd,
waarin nooit een enkel woord uit de H.
Schrift werd aangehaald, is het duidelijk
dat zij het met Gods Woord in deze zaak
niet vinden kunnen.
Maar als zij nu de leden der gemeente,
die met de reformatie meegaan, schrappen,
dan staan zij toch zeker, waar zij de Schrift
moeten laten liggen bij hunne regle
menten en kunnen zij op grond van het
hoog geprezen reglementen boek ,,die dolee
renden" kerkelijk wel afmaken?
Laat ons zien.
Zij zeggen bij uwe bevestiging zijn u
enkele vragen ter beantwoording voorge
steld, die door u toestemmend beantwoord
zijn. De laaste dier vragen was deze be
looft gij tot den bloei van het Godsrijk
in het algemeen en van de Ned. Herv.
Kerk in het bijzonder, met opvolging van
hare verordeningen, naar uw vermogen vol
ijverig mede te werken Als gij nu met
uwe zoogenaamde" reformatie meegaat,
verbreekt gij de verordeningen, schendt
dus uw belofte en moeten wij u dus
schrappen.
Is dit nietduidelijk
Om te doen zien hoe goed hier de regle
menten gehandhaafd worden, schrijven wij
ook de beide andere vragen uit, die bij
uwe bevestiging door u toestemmend be
antwoord zijn.
VooreerstBelijdt gij te gelooven in
God den Vader, den Almachtige, Schepper
des hemels en der aarde en in Jezus
Christus zijn eeniggeboren Zoon, onzen
Heere en in den H. Geest
Vervolgens: Zijt gij des zins en willens
bij deze belijdenis door Gods genade te
volharden, de zonde te verzaken, te streven
naar heiligmaking en uwen Heiland in
voorspoed en tegenspoed, in leven en in
sterven getrouw te volgen, gelijk aanzijn
ware belijders betaamt
Als gij, die ook deze twee vragen toe
stemmend beantwoord hebt, nu na eenigen
tijd die belijdenis gaat weerspreken, ja breekt
met alle belijdenis van God den Vader,
den Almachtige en van Jezus Christus den
eeniggeboren zoon en van. den H. Geest
en dus toont dat gij geenszins meer des
zins en willens zijt om bij de door u af
gelegde belijdenis te volharden, (en hebben