ZEEUWSGHE KERKBODE.
Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken.
Uitgever
K. LE COINTRE
NED. GERE F. KERKEN
(thans dolecrende.)
Het Gode welbehagelijk huisgezin.
fto, 51.
4 FEBRUARI.
1888.
j^EDACTEUR, j3. jj. y/, JClAARHAMER.
V. D. M. te MIDDELBURG,
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal
ons behouden.
Jesaja 33 22.
Deze bode verschijnt eiken Vrijdagavond.
Abonnementsprijs per 20 nummers fr. pp.
(bij vooruitbetaling) f0,50.
Advertentiën van 15 regels - 0,80
Iedere regel meer 0,05
Middelburg.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan
Brandofferen, en Slachtofferen, als aan het gehoor
zamen van de stem des Heeren? Zie gehoorzamen is be
ter dan Slachtoffer, opmerken dan het vette dei rammen
I Sam. 15 22.
Bijdragen en ingezonden
stukken aan den Redacteur.
Abonnementen en Advertentiën
aan den Uitgever.
PREDIKBEURTEN
in de week van 511 Februari»
Zondag 5 Februari.
MIDDELBURG.
Zaal „Schuttersho f."
Yoorm. half 10 uren, Ds. KLAARHAMER.
Avond zes uren, Ds. KLAARHAMER.
Catb. Zond. 32.
VLISSINGEN.
Voorm. half 10 uren, Lezen eener Pred.
Avond zes uren, dbr. Hoonte.
Vrijdagavond zeven uren, Ds. Westerbeek
van Eerten.
KÖÜDEKERKE.
Voorm. negen uren, dhr Hoonte.
Namidd. twee uren, id.
SEROOSKERKE.
In de schuur van J. WONDERGEM.
Voorm. negen uren, Lezen eener Predic.
Nam. twee uren, dhr. K. Werner.
Woensdagavond half zeven Ds. Klaarhamer,
Bijbellezing.
G APIN GE.
Voorm. half 10 uren, Lezen eener Predic.
Avond zes uren, dhr. K. Werner.
Donderdagavond half zeven uren dhr. van
der Valk.
VROUWEPOLDER.
Voorm. negen uren dhr. K. Werner.
Nam. twee uren, Lezen eener Predic.
AXEL.
Voorm. 9 uur, Ds. Wolf.
Namidd. 2 uur, Ds. Wolf.
TERNEUZEN.
Voorm. negen uren, T A -n s-
Namid. twee uren, ^ezen eener Predic.
Voorm.
Namidd.
POORTVLIET.
Lezen eener Predicatie.
(^ete.jv (liccwó do(eeteude.^
Offlciëele mededeelingen van den
ELerkeraad van middelburg.
Aangifte voor doop trouw, inschrij
ving in het duplicaat- lidmaten- of doop
boek, aanvrage om of indiening van
attestatiën, bebooren te geschieden bij den
Scriba van den Kerkeraad, den heer C.
H. deWagemaker, (Molenwater
N. 50) opD i n s d a g a v o ndvan 8-9uren.
J o z u a 24 15b. „Maar aangaande mij
en mijn huis, wij zullen den Heere
dienen."
HL
(Slot.)
Welke de gronden en beweegredenen voor
dit besluit en deze keuze zijn, zagen wij
reeds. Ook bespraken wij te zamen wat
eigenlijk een huis is, dat gezegd kan wor
den, den Heere te dienen. Laat ons nu er
elkander nog met een enkel woord op
wijzen, wat er al zoo voor en wat tegen
zoo'n huisgezin zich verzet.
En dan weet ieder, die er door genade
naar staan mag, om zijn huis alzoo te
regeeren, dat het den Heere dient, bij
ervaring, dat het verzet niet allereerst komt
van buiten of nog van anderen, maar dat
het eerste en niet zelden moeielijkst te
overwinnen verzet voorkomt uit ons zelf.
Overal waar wij den Heere willen dienen,
kan dit niet anders dan met zelfverlooche
ning, met kruisiging van het vleesch ge
schieden. Doch nergens wordt dit dieper
gevoeld dan in ons eigen huis, als wij het
tot den dienst des Heeren willen leiden.
Hoe tal van zaken, lusten, begeerten en
wenschen zijn er, welker inwilliging en
genieting ons buitenshuis van zelf onmo
gelijk worden gemaakt, doch waartegen
zich i n ons huis, d. i. in dien kring waarin
wij in zekere mate souverein zijn, niets
anders verzet dan het recht des Heeren.
Nu kan ik mijn huis niet om Gods
wil verbieden, wat ik mij zelf zou willen
veroorloven, en daar nu vader in den regel
in zijn huis een afdruk van zich zelf vindt,
zijn eigen persoonlijke en karakterzonden
te bestrijden heeft, zoo wordt de tuchtiging
van zijn huis, d. i. het brengen en houden
van zijn huis onder Gods Woord en recht,
een kruisiging van zich zelf.
Zich zelf kruisigen toch is in verre de
meeste gevallen, zoo niet altijd, volstrekt
niet het laten en doen van eenige zaak
om der wille van een ander of van mij zelf.
Daarin toch is loon, en dit loon is een
vergoeding die niet zelden nog meer he
geerlijk is dan hetgeen ik moest missen
of opofferen. Wat ik echter alleen o m
Gods wil laat, daarin is geen loon dat
eischt dooding van mij zei ven.
Dit nu komt in 't huisgezin te pas, omdat
nergens zóó als hier woord en wandel saam-
gevoegd dienen te zijn.
Maar daarom ook hebben wij in ons
vleeschelijk gezinde, van God afkeerige,
wereldlievende hart zulk een geducbten
tegenstander.
Meestal gaat dat hart zeer listig in dien
tegenstand te werk. Het verwerpt niet Gods
eischen, het ontkent niet zoo rechtstreeks
hunne billijkheid en rechtheid, neen, het
werpt slechts allerlei bezwaren op tegen
hunne uitvoering. Bezwaren, ontleend
aan onze eigen zwakheden en gebreken,
aan onze eigen vroegere of latere fouten
en overtredingen, of ook ontleend aan de
wenschen of de gesteldheid van een beminde
vrouw of een teêrgeliefd kind, om vanandere
maar niet te spreken. Ons hart wijst er
ons daarbij natuurlijk niet op, dat de Heere