Weekblad gewijd aan de belangen der Gerelormeerde Kerken.
21 JANUARI'
1888.
Middelbüiig.
NED. GEREF. KERKEN
(tlians (lolccrende.)
In de schuur van J. WONDERGEM.
Nam. twee uren, Lezen eener Predlc'
"Woensdagavond half zeven uren, Ds.
Klaarhamer, Bijbellezing.
Nog niet ontkoincnc kerken.
Het Gode welbehagelijk huisgezin.
No. 49.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
j^EDACTEUI\ Y' yJ- AARHAMER.
V. D. M. te MIDDELBUR G,
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal
ons behouden.
Jesaja 33 22.
Deze bode verschijnt eiken Vrij dagavond.
Abonnementsprijs per 20 nummers fr. pp.
(bij vooruitbetaling) f 0,50.
Advertentiën van 15 regels - 0,30
Iedere regel meer- 0,05
Uitgever
K. LE COINTRE
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan
Brandofferen, en Slachtofferen, als aan het gehoor
zamen van de stem des Heeren? Zie gehoorzamen is be
ter dan Slachtoffer, opmerken dan het vette dei rammen
I Sam. 15 22.
Bijdragen en ingezonden
stukken aan den Redacteur.
Abonnementen en Advertentiën
aan den Uitgever.
PREDIKBEURTEN
in de week van 22 tot 2$ Januari.
Zondag 22 Januari.
MIDDELBURG.
Zaal „Schuttersho ff."
Voorm. half 10 uren Ds. KLAARUAMER. Doop.
Avond zes uren Ds. KLAARHAMER.
Cath. Zond. 29.
VLISSINGEN.
Voorm half 10 uren, Lezen eener predic
Avond zes uren,
Vrijdagavond zeven uren,Ds. Klaarhamer,
Bijbellezing.
KOUDEKERKE.
Voorm. negen uren, T D A-
■kt -jj Lezen eener Predic.
JNamidd. twee uren,
SEROOSKERKE.
Voorm. negen uren, T r> A-
AT Lezen eener rredic.
IN am. twee uren,
"GAPINGËT
Voorm. half 10 uren, r D A.
-\r-AA Lezen eener rredic.
Namidd. twee uren,
VROUWEPOLDER.
Voorm. negen uren,(T -n
AXEL.
Voorm. 9 uur, Ds. Wolf.
Namidd. 2 uur, Ds. Wolf.
TERNEUZEN.
Geen opgave ontvangen.
POORTVLIET.
Geen opgave ontvangen.
ZAAMSLAG.
Zondag 22 Januari, 's avonds half zes nre
Ds. Wolf.
J o z u a 24 15b. „Maar aangaande mij
en mijn huis, wij zullen den Heerè
dienen."
II.
Welke gronden en beweegredenen Jo-
zua voor Zijn keuze en besluit had, d. i.
op welke gronden en door welke beweeg
redenen ook gij en ik tot die kenze en
tot dat besluit moeten komen, hebben wij
in onze vorige beschouwing met elkander
nagegaan.
Wij wenscbten nu elkander kortelijk te
herinneren, wat Jozua eigenlijk bedoelt
met dit Woord, of met andere woorden
gezegd, wij willen zien, wat is een huis,
dat den Heere dient
Ook hier baat natuurlijk de schijn dei-
godzaligheid niets.
Indien de Heere van ons huis moet
getuigen dit volk eert Mij met de lip
pen, maar hun hart houdt, zich verre van
Mij", dan zou ons huis niet een huis
zijn waar de Heere wordt gediend;
het zou Hem dan niet behagen.
Of er al een schoone Gereformeerde be
lijdenis in ons huis gekend en beleden
wordt, is op zichzelf zeker goed, maar zou
weinig baten, als de Heere tot ons huis
de verwijtende vraag moest richtenben
Ik dan een Vader, waar is mijn eer en
hen Ik een Heere, waar is mijne vreeze
(M a 1 e a c h i 1 6).
Een huis, dat den Heere dient, leeft als
geheel, als een gezin bij de erkenning, dat
God God is. Dit wordt door dat
huis niet alleen met den mond gezegd,
maar daarnaar leeft men. Die belijde
nis is regel voor de huiselijke ge
sprekken en daden, voor den toon die er
heerscht. Die belijdenis bepaalt, wat in
zoo'n huis mag en niet mag, wat
daar goed en wat daar kwaad wordt
geacht, wat daar wordt beloond en
wat daar wordt gestraft. Die belijde
nis bepaalt welk boek, welk geschrift,
welk onderwijs, welke personen daar in
den kring kunnen toegelaten en opgeno
men worden, en welke moeten worden
geweerd.
God is God, d. i. Hij is alleen goed
de Alleenwijze de Alleen rechte de
Almachtige en Vrijmachtige, de Aller
hoogste. Uit deze hartelijke erkenning
vloeit van zelf voort, dat ik en mijn huis
Hem dienen moeten, Hem dienen
kunnen, Hem dienen zullen. Daar
in is plicht, macht en zekerheid.
Zoo'n huis wordt dus daaraan gekend,
dat vader er voor zijn huis en ieder er
voor zich leert vragenHeere wat wilt
Gij, dat ik doen zal?' En dit vraagt
men dan niet aan een God, die wel ergens
moet zijn, maar dien men nergens behoeft
te ontmoeten, niet aan een God, die wel
heeft gesproken, maar zoo, dat iedereen
er van maken kan, wat hem in zijn eigen
willige vroomheid maar lust, neen, dit
wordt gevraagd van den Overaltegen-
woordigen en Alwetenden, die met macht
Zijn wet handhaaft, van Hem, die klaar en
onveranderlijk zich in Zijn Woord heeft
uitgesproken, zoodat op die vraag een be
paald antwoord is te ontvangen.
Een huis, dat den Heere dient, acht in
derdaad den Heere voor het hoogste
Goed en heeft Hem als zoodanig lief,
zoodat daar het Woord wordt verstaan en
de kracht er van gevoeld wordt, dat ge
schreven staat in Lukas 14 2633.
Ook wordt een beginsel der vervulling
hiervan gezien. De vreeze des Heeren
woont daar, d. i. men gaat er voor den
Heere en Zijn Woord ootmoedig op zij,