middel van beschouwingen, welke
natuurlijk altijd meer of minder onder-
werpelijk zijn, en dus niet als beslis-
senden maatstaf kunnen gebruikt worden,
maar wij hebben eenvoudig de feiten ge
toetst aan de van God gestelde eischen.
Nu is natuurlijk hiermede niet gezegd,
dat er in dien schijn kerke raad
geen enkel veranderd man meer zit. In
tegendeel. In menige plaats behoort het
onder de verdrietige en smartelijke zaken,
dat mannen, die men naar den aard dei-
liefde gaarne als Broeders erkent, en met
wie men weleer als Broeders saam leed
en streed en bad, nu door hun zijn of
blijven in den schijnkerkeraad de
eenvoudige zielen (zij 't ook onopzettelijk)
misleiden, en verleiden om in zoodanige
wegen te wandelen.
Die Broeders zitten verstrikt in Laba-
distische of anti-Nomiaansche of Metho
distische ketterijen. Alleen de Heere kan
hen daaruit verlossen, en wij kunnen niet
anders doen, dan voor hen bidden, dat de
Heere dit spoedig doe, en tegelijk moeten
wij niet ophouden de eischen van 's
Heeren Woord aan hun consciëntie te
leggen.
De personeele staat en de rijke bevin
dingen dier Broeders kan nooit hun
ambtelijke zonde en schuld
goedmaken of wegnemen. En
de kerk heeft juist met hun a m b t e-
1 ij k e daden te maken. Het ambt kan
alleen dan tot zegen en tot welzijn
der Gemeente zijn, indien het be
diend wordt naar Gods Woord.
De ambtsdrager, die in de bediening
van zijn ambt -van dat Woord af
wijkt, het doet er niet toe om welke
reden, al was hij overigens deuitnemend-
ste onder de kinderen Gods, die is niet
een zegen, maar die is een oordeel voor
's Heeren gemeente.
Als David in zijn ambt als koning
zondigt, door die hem opgelegde macht
te misbruiken en het volk te laten tellen,
dan is de vrucht dier daad voor het volk
ontzettend, zie 2 Samuël 2415. Lees
eens hoe die echte ambtsdrager geslagen
en verootmoedigd wordt en tot schuldbe-
lijden komt. 2 S a m. 24 17. Toen
Aaron in zijn ambt als priester gezondigd
had uit vreeze en menschelijke overleg
gingen, E x o d. 82 2225, bracht hij
hierdoor groote ellende over het volk en
over zichzelf de harde kastijding in Mozes'
woord, E x o d. 82:21.
Indien wij dan die in hun ambt zon
digende Broeders liefhebben, indien wij
de Kerk des Heeren liever hebben dan
een eigenwilligen vrome, indien de liefde
tot Gods recht sterker bij ons is dan de
liefde tot het vrome vleesch, dan zullen
wij het voorbeeld van God en van Mozes
volgen en hen met het Woord des Hee
ren tegenkomen, maar geenszins om hun
nentwil medeloopen in wegen, die door
het Woord geoordeeld zijn.
Het wordt nu dus de vraag of dan dat
andere gezelschap van ambtsdragers de
echte Kerkeraad is der Nederd. Geref.
(of Hervormde) Kerk
Het bleek ons reeds dat, indien wij
den leefregel van dat 2e gezelschap
toetsen aan 's Heeren Woord, dan moes
ten wij zeggenja, dat is de echte
Kerkeraad.
Nu is dan de vraag, of dit nu ook uit
zijn arbeid blijkt.
Wat doet hij, om te waken over en te
zorgen voor de zuivere bediening des
Woords, voor de rechte bediening der sa
cramenten, voor de uitbreiding des Evan-
vangeliums onder Israël en de volken, voor
de bediening van de tafelen der barmhar
tigheid, voor de scholen, voor de onderhou
ding van hetgeen de Heere geboden heeft
aan ambtsdragers en leden, voor de keuze
van rechte ambtsdragers.
Wij zagen het reeds vroeger, dit is zoo al
het voornaamste uit den arbeid des kerke-
raads.
Wat hierin de eischen van 's Heeren
Woord zijn, kan blijken uit onze belijdenis,
met name uit de Geloofsartikelen art. 30,
31, 32, eu ook uit art. 27—29 en 3335;
ook uit de Formulieren van bevestiging
der ambtsdragers, ook uit de Formulieren
voor Doop en Avondmaal, alsmede uit de
Formulieren van den Ban, en van de we
deropneming der afgesnedenen in de Ge
meente van Christusen evenzeer uit die
artikelen onzer Kerkenordening, die wij u
noemden in het nummer van 8 October 1.1.
Nu spreekt het wel van zelf dat hier
nog niet veel feiten te noemen zijn. Immers
in de meeste Kerken is de Gereformeerde
Kerkeraad nog zeer jong. Dat wil niet zeg
gen, dat die Kerkeraad nu pas ontstaan is.
Volstrekt niet. De Synodale of beter gezegd
de genootschapskerkeraad is
niauw, en dagteekent pas van dit jaar, maar
de Gereformeerde Kerkeraad is bijna net
zoo oud als de Gereformeërde Kerk in de
plaats uwer woning. Als wij nu zeggen,
dat hij nog zeer jong is, dan bedoelen wij,
dat het nog maar kortgeleden is, dat die
Kerkeraad weêr als een Gereformeerde, dat
is naar en door Gods Woord gezuiverde,
optrad.
Bij de beoordeeling van die feiten, dienen
wij ook voorzichtig en rechtvaardig te werk
te gaan. Dat wil zeggen, als die echte
Kerkeraad op dit oogenblik en voorloopig
een tijd lang werk levert dat in menig
opzicht gebrekkig is, dan kan men daaro m
dien Kerkeraad niet verwerpen.
Vergeten wij toch niet in welk ontred
derden staat de Kerk thans verkeert. Zij
heeft 70 jaren lang in de gevangenis ge
leefd, gedwongen zijnde zich aan de rege
len dier gevangenis te onderwerpen, en den
gevangeniskost te eten.
Zeventig jaren lang heeft het Genoot
schap zijn verwoestenden invloed kunnen
uitoefenen, doodende alle geestelijk levenden
en roovende of verstikkende alle geestelijke
kennis.
De gevolgen komen nu pas aan den dag,
nu die gevangenen worden uitgeleid. Hoe
gebrekkig zijn de ambtsdragers en hoe klein
is hun aantal. Geen wonder dat de Ho-
ronieten en deAmmonitische knechten en de
Arabieren en Samaritanen ons bespotten
en verachten en zeggen, wat is dit voor
een ding dat gijlieden doet Wilt gij tegen
den Koning (d. i. in dit geval, de Synode
en de Besturen en den papieren koning der
reglementen) rebelleeren En ons naroe
pen Wat doen deze amechtige Joden
Zal men hen laten geworden Zullen zij
offeren Zullen zij het in een dag volein
den Zullen zij de steenen uit de stof-
hoopen levend maken, daar zij verbrand
zijn (Zie Nehemia 2 en 4.)
Het is thans zoo, dat wij soms schaven
moeten met een bijl, ja nog erger som§
met een zaag.
Daarom komt het ons voor, dat wij vra
gen moeten: Wat wil die kerkeraad
doen Waarom doet hij niet wat hij
wil, en vaak juist datgene wat hij niet
wil Waar brengt hem dit, dat hij do»r
eigen zonde en schuldige zwakheid
niet kan wat hij toch moet?
Indien wij zoo toetsen (en wij meenen,
dit is naar het Woord) dan zal het blijken,
dat die telkens struikelende, die gebrekkig
werkende, die telkens over gebrekkig werk
schuldbelijdende Kerkeraad toch de echte is.
Een der eerste daden van dezen Kerkeraad
is, dat hij Zijn Kerk en daardoor zich zelf
vrij maakt uit de gevangenis van het Ge
nootschap met zijn reglementen en van
zijn besturen, die als gevangenbewaarders
dienst doen.
Dit moet vooropgaan. Wij hebben her
haaldelijk gezien, en het wordt al sinds
maanden telkens door anderen ook aange
toond, en het is nog door niemand weerlegd,
dat elke poging tot Reformatie, elke poging
tot getrouwheid ten eenemale mislukt en
op niets dan verergering van den toestand
uitloopt, indien niet eerst de Kerk uit het
Genootschap is uitgeleid en er van is
losgemaakt.
Deze daad is niet alleen gewettigd en
gerechtvaardigd maar zelfs geboden
door Gods Woord, de geschiedenis en het
Kerkrecht.
Dit is in geschriften, in couranten, in
predikatiën, in redevoeringen enz. nu al
zóó dikwijls en zóó klaar aangetoond, dat
wij dit hier niet opnieuw behoeven aan te
toonen.
Deze daad is echter nog niet meer dan
een opruimen der beletselen, doch is nog
geen bouwen.
Wij willen nu een volgende maal D. V.
bezien of er ook reeds iets meer stelligs
door den Kerkeraad werd gedaan, dat hem
als den echte kenmerkt.
Kerkelijke Berichten.
Axel. Wij hadden Woensdagavond het
voorrecht onzen beroepen Herder en Leer-
aar, reeds sinds eenige dagen in ons midden
zijnde, tot zijn heilig dienstwerk onder
ons te zien inleiden. De bevestiging ge
schiedde door den consulent, Ds. Klaarha
mer van Middelburg.
ZEerw., handelende over Joh. 2117
weid mijne schapen", toonde aan waar
over de Bedienaar des Woords van den
Heere gesteld is" en waartoe de
Bedienaar des Woords van den Heere
geroepen is."
De christelijke school, die ons door het
Bestuur zoo welwillend en vrijgevig tot
onze kerkelijke samenkomsten wordt af-