bergopwaarts, en voert hij ons vaak door J eenzame vlakten en woeste of diepe plaatsen. Dan zijn ook wij, meer nog dan andere reizigers, wier pad neerwaarts loopt, van allerlei gevaren omringd, aan 't begin, bij het voortgaan, en ook nog aan 't einde van den weg, in 't gezicht van de stad die fondamenten heeft. Hier zijn 't roovende vijanden, ginds verleidende vrienden, elders klein of groot wild gedierte. Nu eens is het de hitte van den smeltkroes der verdrukking, en dan weder de koude der verlatenheid door on geloof, zonde of werelddienst. En hoe me nigmaal doet groote zwakte onzen voet wankelen, en raken wij daardoor in allerlei ongeval. Wat al gevaren dreigen ons, als wij zien op ons huisgezin of op onze beminde betrekkingen. Wat pijnlijke slagen kunnen ons treffen in de middelen, waardoor de Heere tot nog toe ons en de onzen heeft onderhouden. Wat moeten wij niet vree zen bij 't ten einde spoeden der 19e eeuw, voor maatschappij en vaderland. Welke smartelijke en moeilijke dagen kunnen er over ons en de onzen komen, indien wij door Gods genade in waarheid mogen be- hooren tot 's Heeren Gereformeerde Kerk, tij welke het in 1887 op nieuw mocht j komen tot een breken met de ongerech tigheid, met werelddienst en afgoderij. Geen menschelijke macht of wijsheid, noch ook de teederste en trouwste liefde, vermogen iets van dit alles afte keeren Geen voorzorgsmaatregelen kunnen hier baten. De Heere alleen kan helpen. Hij alleen kan de Bewaarder en Leidsman zijn, bij wien wij waarlijk veilig kunnen zijn. Dit toont ook dit heerlijk reislied zoo duidelijk. Het wijst aan eiken behoeftige, bekommerde, vreesachtige ook voor dit levensjaar Hem als den allezins gepasten Leidsman aan. De Heere toch is de almachtige, die hemel en aarde geschapen heeft en staande heeft gehouden tot op dezen dag. Met Zijn almachtige kracht wil en kan Hij den reiziger steunen en sterken en be schermen. Als die Almachtige en Alleen wijze bij ons zijn wil onder degenen die ons hel pen, wat zouden wij dan nog behoeven te vreezen Dien Hij ten Leidsman strekt, wordt door Hem bewaakt en aanschouwd met Zijn nimmer sluimerende, alziende, de gan- sche aarde doorloopende oogen. O, zeker, eenerlei lot wedervaart den rechtvaardige en den onrechtvaardige. Het is den schepelingen, die met Jezus reizen, niet toegezegd, dat de wind hun nimmer tegen zal zijn, dat het op de levenszee nimmer zal stormen en de golven niet menigmaal zullen dreigen hetscheepske te breken of te doen zinken. Integendeel. Vele zijn de tegenspoeden der rechtvaardigen, maar. ...uit die alle redt hen de Heere. Zij gaan wel door het" dal der moer- beziënboomen door, doch dan hebben zij Hem tot een fontein, en een regen des Geestes verkwikt hen daar. Op den tocht door de woestijn is Hij hun tot een scha duw des daags, tot een vuurkolom des nachts. De genadige en teedere zorg van dezen Bewaarder Israels, dezen Leidsman des Volks, doet hen telkens weder het gevaar ontkomen, verkwikkende hen ter goeder uur. Hij staat er voor in dat het doel van den tocht zal worden bereikt. Hoe menig maal wij ook struikelen en wankelen, ja zelfs vallen, hoeveel en hoevelen ons ook mogen ontvallenhoe vermoeid en amechtig wij ook mogen zijnwat zich dan ook tegenstellen of verheffen moge op den weg H ii is getrouw, en daarom een iegelijk van hen, die door den Be waarder Israels geleid worden, zal voor God verschijnen in Zion. Gelijk een her der zorgend waakt over de kudde, zoo ook bewaart Hij den uitgang èn den ingang der zijnen van nu aan tot in eeuwigheid. Mogen wij ook bij den aanvang van dit jaar voor onzen persoon, voor ons huis, voor onze kerk en onze school, voor allen maatschappelijken en geestelijken arbeid, voor maatschappij en vaderland zien op den souvereinen, wijzen, rechtvaardigen en barmhartigen Leidsman en Bewaarder Is raels, dan kunnen wij het woord over nemen »Vrees niet. Ik help u." Gewis zóó alleen vinden wij de zekerheid en veiligheid waaraan wij thans zoo zeer behoefte gevoelen, indien wij ons geheel en onvoorwaardelijk kunnen over geven aan den Heere des hemels en dei- aarde, den trouwen BondsGod Israels. Indien wij met ons hart mogen ge- looven en met ter daad in praktijk brengen, hetgeen wij met-den mond belijden in de 10e Zondagsafdeeling van onzen Heidel- bergschen Catechismus. Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. H ij werkt alle dingen naar den raad Zijns willens. Mochten wij dit met het hart erkennen, en daardoor dan ook verplicht èn be kwaamd worden om ook van onze zijde ons zelf met al het bovengenoemde loste laten, over te geven en Hem in handen te stellen. Dan zal het licht worden binnen in ons en ook voor onzen voet. Alle gevoel van onzekerheid en on veiligheid wijkt op eenmaal als wij van de aarde af- en naar den hemel opzien. Schrikkelijk is de toestand te noemen ook bij den aanvang des jaars van hen wier oog niet eenvoudig is. Die tegelijk naar de aarde en naar den hemel willen zien. Zij zien niets. Het hart der- zulken is dubbelhartig. Zij willen èn de vriendschap, de gunst, het welbehagen der menschen én de vriendschap de gunst, het welbehagen Gods. Zóó ontgaat hun het een en het andere. En het einde van hun ongestadige wegen is, dat de aarde hen uitwerpt- en de hemel hen niet wil ont vangen. Het achteromzien van Lot's huisvrouw is verderfelijk en Godonteerend, maar het terugzien van Azaf is tot meerdere eere Gods en daardoor tot bemoediging en ver troosting voor de ziele bij den ingang van het onbekende jaar 1888. Mocht het dan bij ons zijnIk zal de daden des Heeren gedenken, ja ik zal gedenken Uwe won deren van ouds heren zal al uwe wer ken betrachten, en van Uwe daden spre ken". Ps. 77 12, 13. Psalm 103. Door het dankbaar erkennen van Zijn gebleken macht en trouw, wijsheid en genade, zullen wij te gereeder komen tot de blijmoedige, vrijmoedige, en ootmoedige belijdenis van Zijn Naam en van de ver wachting die wij van Hem hebben, die hemel en aarde gemaakt heeft. Zoodoende zullen wij Hem eeren en van Hem geëerd worden. En dit zal dan onze eere zijn, dat Hij onze Leidsman en Be waarder is, dat onze weg Zijn weg is, dat ons deel en lot Zijn werk is, dat wij geheel met alles voor Zijn rekening zijn, dat de uitkomst van alles zijn zal, gelijk het in Zijn gemaakt bestek bepaald is. Hoe dringend en lieflijk noodigt de Heere door dit reislied ons uit om te hopen op Hem en op Zijn Woord. Lezer, sta eens even stil voor gij verder gaat, en bezie en overweeg eens goed waar heen uw weg leidt. Gaat het met u opwaarts naar Zion, of nederwaarts naar den dood en het verderf? Zijtgij op weg naar den hemel, de stad der erfenis, of zinkt gij hoe langs zoo dieper in ds aarde en het aardsche weg Wie is uw leidsman Door wien laat gij u raden en besturen Op wien stelt gij uw betrouwen Zijt gij waarlijk gerust, gevoelt gij u waar lijk veilig Indien u eens alles én allen ontvallen, wat en wie houdt gij dan nog over Rest u dan nog Israels Bewaarder Kent gij dezen leidsman, of begeert gij Hem te kennen Moogt gij op Hem hopen indien gij met Jezus reist, dan kunt gij uw weg met blijdschap reizen en voortzet ten uw pad loopt dan uit op Zion. De Heere zij dan bij aanvang of voort gang uw en mijn Leidsman, Helper, Be waarder. Moge Psalm 121 voor 'teerst of op nieuw onze bede, onze verwachting,, onze ervaring zijn. Zie hier Lezer, onzen nieuwjaarsgroet aan. u bij den aanvang van 1888. Het is ons duidelijk geworden, dat als men let op hun arbeid, het dan blijkt,, dat het gezelschap van ambtsdragers, dat zich in de plaats uwer woning houdt bij het Genootschap en zijn reglementen, niet is de Kerkeraad der Nederduitsch Gereformeerde Kerk. Laat ons hierbij nu niet vergeten, dat wij voortdurend handelen van zulke ker ken, waar 2 gezelschappen van ambts dragers zijn, die beide zeggen de Ker keraad te zijn der Nederd. Geref. (Her vormde) Kerk. Schijnbaar zijn daar dus 2 kerkeraden in een en dezelfde kerk. Het is er ons daarom om te doen, den s c h ij n kerkeraad van den echten te on derscheiden, opdat het ons duidelijk zij, onder welken wij ons hebben te voegen. Duidelijk werd ons nu, dat, gemeten naar den maatstaf van Gods Woord, het gezelschap, dat zich bij de reglementen houdt, de schijnkerkeraad is. Wij hebben dit niet gevonden door

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 2