ZEEUWSCHE KERKBODE.
Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken.
Uitgever
K. LE COINTRE
GODSDIENSTOEFENINGEN
fa de week van 1 tot 7 Januari 1888.
ïïed. Geref. Kerken (doleerende.)
Zondag 1 Januari.
JUdêri (Scrcf. lerfi (doceren tb)
NIEUWJAAR,
£>o, 46.
31 DECEMBER.
1887.
j^EDACTEUH j3. jf. W, JCLAARHAMER.
y. DM. te MIDDELBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal
ons behouden.
Jesaja 33 22.
Deze bode verschijnt eiken Vrijdagavond.
Abonnementsprijs per 20 nummers fr. pp.
("bij vooruitbetaling) f0,50.
Advertentiën van 15 regels - 0,30
Iedere regel meer0,05
Doch Samuel zeide: Heeft de HEEKE lust aan
Brandofferen, en Slachtofferen, als aan het gehoor
zamen van de stem des Heeren? Zie gehoorzamen is be
ter dan Slachtoffer, opmerken dan het vette dei rammen
I Sam. 15 22.
Middelburg.
Bijdragen en ingezonden
stukken aan den Redacteur.
Abonnementen en Advertentiën
aan den Uitgever.
MIDDELBURG.
Zaal „Schnttersho f."
Voorm. half 10 uren Ds. KLAARHAMER. Doop.
Avond zes uren Ds. KLAARHAMER.
VLÏSSINGEN.
Voorm. half 10 uren, Preek lezen.
Avond zes uren, Preek lezen.
KOUDEKERKE.
Voorm. negen uren, Preek lezen.
Namiddag twee uren, Preek lezen.
SEROOSKERKE.
In de schunr van J. WOXDERGEM.
Voorm. negen uren, dbr. Brederveld.
Nam. twee uren, Preek lezen.
GAPINGE.
Voorm. half 10 uren, Preek lezen.
Nam. twee uren, Preek lezen.
Leden der Nederd. Geref. Kerk, welke
in krankheid of in andere omstandigheden
behoefte hebben aan geestelijken raad of
hulpe worden verzocht zich te wenden tot
den Broeder Ouderling van hun wijk.
De wijken zijn verdeeld als volgt
Wijk A. B. C. D. E. is vacant.
Wijk F. G. H. I. Ouderling Br. G. P.
Wattez, Kortedelft F. 26.
Wijk K. L. M. Ouderling Br. L. J. de
Kok, Molenwater N. 43.
Wijk N. O. Ouderling Br. C. H. de Wa-
gemaker, Molenwater N. 50.
Wijk P. Q. R. S. T. U. V. Ouderling
Br. A. B. Crucq, Seisstraat Q. 14.
VROUWEPOLDER.
Voormiddag negen uren, Preek lezen.
Avond zes uren, dhr. Brederveld.
AXEL.
Voorm. negen uren, Ds. Wolf. Intreerede.
Avond Ds. Wolf.
Offlciëele mededeelingen van den
Kerkeraad van Middelburg.
Aangifte voor doop en trouw, inschrij
ving in het duplicaat- lidmaten- of doop
boek, aanvrage om of indiening van
attestatiën, behooren te geschieden bij den
Scriba van den Kerkeraad, den heer C.
H. de Wage maker, (Molenwater
N. 50) op Dins da g avond van 8-9 uren.
Psalm 121.
Daar ligt nu het jaar 1887 met al zijn
lief en leed, zijn strijd en zorgen, zijne
diepten en hoogten wederom achter ons,
en zijn wij het nieuwe jaar gedragen
door 's Heeren langmoedigheid en trouw
wederom ingetreden.
Wat was 1887 een veelbewogen, een
hoogst gewichtig jaar. Hoe lang zal de
nawerking van hetgeen dit jaar plaats
greep nog worden ervaren Welk een ver
andering op kerkelijk en staatkundig gebied.
Wat hebben we veel goeds genoten bij
al het leed en al de teleurstelling, die ons
van den Heere werd toebedeeld.
Wat zal nu 1888 ons brengen Wij
staan weer aan den ingang eener onbe
kende toekomst. Wat houdt zij in voor U
en mij, voor ons huis, voor onze kerk,
voor ons vaderland
Wie zal bij de huidige toestanden en
verwikkelingen met eenige gewisheid van
den dag van morgen spreken
Alles en ieder rakende omkeeringen zijn
komende. Doch wanneer en hoe zul
len zij komen
Hoe onzeker komt ons nu alles weder
voor. Wij zelf, onze vrienden, onze plan
nen, onze arbeid, ons huis, onze wijsheid
en kracht het is alles weêr even onzeker.
Vooral in oogenblikken als deze, gevoelt
de aan zich zelf ontdekte, zwakke, kortzich
tige, afhankelijke, zondige mensch behoefte
aan zekerheid en aan een trouwen en be
trouwbaren leidsman.
Wij hebben behoefte aan een Woord
des Heeren, dat wij mochten aangrijpen, om
er ons in ootmoedig geloof aan vast te
klemmen.
Zulk een leidsman is er; zulk een Woord
des Heeren wordt U gegeven in het Psalm-
woórd, hierboven geplaatst. Mocht de Heere
maar Uw hart recht voor dit heerlijke
woord ontsluiten, om er acht op te nemen.
Die 121e Psalm is een reislied. Het lied
voor een die op weg was, om den Heere
in het heiligdom te ontmoeten. Die weg
liep naar de Godsstad, berg-opwaarts.
Het is duidelijk dat deze reiziger van
allerlei gevaren omringd is en bedreigd
wordt.
Hij is in gevaar bij het uitgaan en bij
het ingaan. Zoowel de hitte des daags als
de koude des nachts bedreigt hem. Ook
heeft hij telkens te vreezen voor het wan
kelen van zijn voet en voor de gevolgen
daarvan.
Hij heeft blijkbaar dringend behoefte
aan een trouwen bewaarder.
In hem ziet het volk, de Kerk des Hee
ren, haar beeld, en wellicht Lezer, erkent
ook gij, dat het met U als met dezen
reiziger is.
Ook wij zijn reizende. Gelukkig, indien
wij ons hier in een land van vreemdeling
schappen mogen gevoelen, en daaraan
door de wisseling des jaars, krachtig her
innerd worden. Gelukkig, zoo wij reizende
mogen zijn met het aangezicht naar Jeru
zalem gekeerd, naar de stad des Grooten
Konings, om er het aangezicht des Heeren
eeuwiglijk te ontmoeten.
Dan loopt echter ook onze levensweg