zeggen die Kerkenordening heeft hier in
Zeeland nooit gegolden.
Nooit gegolden. Dat is te zeggen, de
Staten van Zeeland hebben na lang dralen
geweigerd in de Kerken van hun gewest
toe te staan dat deze Kerkenordening zou
worden ingevoerd en gevolgd. Die toenma
lige Staten van Zeeland hebben echter,
evenals die van Holland, wel meer mis
bruik gemaakt van een macht die zij had
den, maar nooit hadden bebooren te bezitten.
Diezelfde Staten bekommerden zich later
al even weinig omtrent hetgeen door latei-
provinciale, dus Zeeuwsche Synoden, werd
vastgesteld tot verklaring of uitbreiding van
die Kerkenordening aan welke zij eenmaal
hun goedkeuring hadden geschonken.
En eindelijk 11a 1638 wilden zij het
houden van Synoden zoomin als het samen
komen der 4 klassen van Zeeland (de z. g.
coetus) meer toestaan.
De wereldlijke regeering matigde zich
alzoo rechten en handelingen in de Kerk
van Christus aan, die haar niet toekwamen.
De Gereformeerde Kerk was toen echter
helaas Staatskerk.
Zij was de eenige Kerk welke de Staat
erkende en beschermde. Belijders eener an
dere belijdenis werden soms vervolgd en
hoogstens maar geduld. De kerkelijke be
sluiten door Kerkeraad of Glasse of Synode
genomen werden uitgevoerd desnoods met
behulp van politie en soldaten. Maar dan
eischte de regeering ook, dat zij toezicht
zou hebben op het nemen van die beslui
ten, en zoo moest de Kerk dulden dat in
haar Kerkeraden en Synoden zitting
namen leden van den Gemeenteraad
of uit de Provinciale of Algemeene Staten.
Zonder de goedkeuring van de overheid
had geen Kerkelijk besluit kracht.
Dit een en ander was wel soms een groot
gemak tegenover ketters en ongeschikte
menschen, maar het was tegelijk een ver
nedering voor de Kerk des Heeren, zij werd
er door tot een dienstmaagd gemaakten
zij heeft er heel wat ellende door onder
vonden.
Die regentenfamiliën zijn in den regel
meer of minder remonstrantsch geweest,
en hebben hun toenmaals zoo groote macht
en aanzien niet zelden gebruikt, om te zor
gen dat de Gereformeerde waarheid tot
kansel en kerkeraadskamer en catechisatie
beperkt bleef, en vooral niet te veel in het
publieke leven werd toegepast.
Zoo was dan ook een van de bezwaren,
welke de Staten van Zeeland tegen de
Dordsche Kerkenorde hadden, dezedat
volgens die Orde de predikanten beroepen
en ontslagen en afgezet werden door
de Kerk zelf, terwijl datzelfde werk
volgens de Kerkenorde van Middelburg,
anno 1591 (deze Kerkenorde was door de
Staten van Zeeland goedgekeurd) niet door
de Kerk geschiedde maar door eene ver
gadering bestaande uit den kerkeraad en
leden van den gemeenteraad. De Classis
mocht dan zoon beroep wel goed
keuren, maar volgens beweren van de
Staten niet af keuren.
Waarom men deze Kerkenorde nu zoo
vasthield bleek 0. abij het beroep van
W. Momma op 29 Maart, 1676 tot pre
dikant te Middelburg. Deze was een ijverig
Coccejaan, en als zoodanig tegenstander dei-
zuivere Gereformeerde waarheid, gelijk die
door Voetius werd verdedigd,en ook wat toen
saamging voorstander der Staten (of re
gentenpartij).
De Classis Walcheren keurde dat beroep
af, en het is alleen door zijn kloek vol
houden, dat Momma, hoewel reeds over
gekomen en bevestigd en door al wat
groot was en naam had gesteund, toch
de gemeente weêr moest verlaten.
Toen eens voor deze zaak de Classe
in de Koorkerk vergaderd was, drongen
0 f6 eieren der schutterij de kamer binnen
en eischten hoog en dreigend de goed
keuring van het beroep. De Classe hield
echter vol en verlegde haar vergaderingen
naar Ylissingen om veilig te zijn. Men
ziet hieruit, dat men toen evenmin
afkeerig was van zekere middelen als
tegenwoordig. Dit is een eigenaardige
familietrek.
Verder moet nog opgemerkt, dat behalve
het hier vermelde het verschil tusschen
de Middelburgsche Kerkenorde van 1591
en de Dordsche van 161819 zeer gering
is, dat ten andere de Kerken zelf bij
verschil tusschen beide orden aan de
Dordsche de voorkeur gaven, en ten slotte
wat eigenlijk alles afdoet, de Dordsche
Kerkenorde was door alle Kerken
in deze landen, óók door die van Zeeland
goedgekeurd. Zij was dus de gel
dende Kerkenorde en zou als zoodanig ook
officieel ingevoerd zijn, hadden de Staten
dit niet belet.
Voor ons bestaat nu dit beletsel der
Staten niet, en wij moeten en mogen ons
dus houden aan wat op de laatste Alge
meene Synode door alle Kerken is goed
gekeurd en vastgesteld, totdat een nieuwe
algemeene Synode iets anders mocht
bepalen.
Er doet zich echter nog een ander ge
val voor n. 1. dat er plaatsen zijn, waar
in de ééne Gereformeerde Kerk wel vier
Kerkeraden zijn, bijv. te Middelburg. Die
staan dan wel niet tegenover elkander,
maar ook nog lang niet broederlijk naast
elkander. Zij gaan zoo elk zijn eigen gang. Nu
kan iemand die het naauw neemt voor
de vraag komen, welke is nu de echte
kerkeraad onder wiens opzicht ik mij ge
willig moet voegen? Was nu zoo'n Kerk
maar in vier parochiën verdeeld, dan liep
de zaak nog wel, doch dat is het geval
niet. Waar men dat woord gebruikt,
vindt men van een parochie niet veel
meer dan het woord.
Vragen naar den leefregel dezer vier
vergaderingen helpt ook niet. Immers
zij volgen elk geheel denzelfden leefregel
als wij boven gevonden hebben bij den
kerkeraad der Nederd. Geref. Kerk.
Indien een lid uit de gemeente van
Korinthe uit het jaar 55 of 56 onder
ons kon opstaan, hij zou zeker zeggen,
zie, dat is hier net als bij ons, een kerkje
van Paulus, een van Petrus, een van
Apollos en nog een van Christus.
Dit is een. diep treurige toestand. De
eenvoudigen worden er door misleid, de
waarheid wordt er door verduisterd, de
eere des Heeren wordt daarin niet ge
vonden.
Tenzij de Heere wonderlijk werke, is
het vooreerst wel niet anders te wachten.
Zoodra de gedeeldheid der Kerk ophoudt,
vervalt ook deze gedeeldheid van Kerke
raad en worden zij een.
Wij zouden nu in de tweede plaats
trachten, uit de bovengenoemde beide ver
gaderingen de echte Kerkeraad te leeren
kennen, door acht te geven op haar beider
arbeid.
Welke de taak is, waartoe de Heere
naar Zijn Woord den Kerkeraad riep,hebben
wij elkander doen zien in het nummer
van 8 October van dezen Kerkbode.
In het volgend nummer wenschen wij
dan D. V. aan dien maatstaf beider arbeid
te toetsen.
Kerkelijlie Berichteu.
Het Classikaal Bestuur van Middelburg,
doende wat des Kerkeraads van Vrouwe
polder is, heeft een eisch ingesteld tegen
de Diakenen der Nederd. Geref. Kerk
(thans doleerende) van Vrouwepolder tot
afgifte van alle gelden, goederen, boeken
en andere bescheiden die aan de Diako-
nie dier Kerk behooren.
Mochten die Diakenen niet bereid ge
vonden worden om op den bepaalden dag
rekening te doen, dan zou het Classikaal
Bestuur wel wenschen, dat zij er toe ge
noodzaakt zullen worden »zoo door
in beslagneming en verkoophunnergoederen
tot een bedrag van één duizend gulden als
door lijfsdwang met veroordeeling van
gezegde personen om het aldus bepaalde
saldo tevens aan verzoekers uit te keeren,
en met uitvoerbaarverklaring van het von
nis, voor zooveel dit saldo betreft bij
lijfsdwang en in privé in de kosten van
het rechtsgeding.'1
Het Bestuur wilde zelf gaarne kosteloos
procedeeren op grond van art. 874 van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvor
dering.
Het loopt er dus op, dat wij hier een
geheel noodelooze herhaling krijgen van
een procedure als te Aalten aanhangig is.
Men kan ook uit de gestelde eisch zoo
in alles merken, niet waar Lezer dat hier
Bedienaren des Woords voor den van God
gestelden rechter verschijnen, om te vragen
dat hij hun recht doe tegen hunne weder-
partijders.
De beide afdeelingen der Christel. Geref.
Gemeente alhier zijn vergaderd geweest
om zich uit te spreken over het schrijven
der Ned. Geref. Kerk alhier tot de Ker
keraden van genoemde Gemeente gericht.
Het verslag van het gesprokene kan
men vinden in de Zeeuw", Christel. Hist.
Nieuwsblad voor Zeeland.
Noch, op het in die samenkomsten ge
sprokene, noch op eenig beantwoordend
schrijven kunnen wij nu reeds ingaan.
De zaak is n»g niet publiek. Zij draagt
nog geheel een huishoudelijk karakter.
Eerst als de betrokken vergaderingen zich
uitgesproken hebben kunnen wij op de
zaak ingaan.
3*