re niemand iets weet voor te brengen ter contrarie) openbaarlijk met professie zijner bekeering weder opgenomen worde, volgens bet formulier daarvan zijnde. LX XIX. Wanneer de Dienaars des Goddelijken Woords, Ouderlingen of Diakenen eene openbare grove zonde bedrijven, die dei- Kerk schandelijk, of ook bij de Overheid strafwaardig is, zullen wel de Ouderlingen en Diakenen terstond door voorgaande oor deel des Kerkeraads der zeiver en der naast gelegene Gemeente van hunnen Dienst afgezet, maar de Dienaars opgeschort wor den. Maar of zij geheel van den Dienst af te zetten zijn,' zal aan 't oordeel der Classe staan. LXXX. Voorts onder de grove zonden, die waar dig zijn met opschorting of afstelling van den Dienst gestraft te worden, zijn deze de voornaamstevalsche leer of ketterij, openbare schenrmaking, openlijke blasphe- mie, simonie, trouwelooze verlating zijns Dienstes, of indringing in eens anderen Dienst, meineedigheid, echtbreuk, hoererij, dieverij, geweld, gewoonlijke dronkenschap, vechterij, vuil gewinkortelijk alle de zonden en grove feiten, die den bedrijver voor de wereld eerloos maken, en in een ander gemeen Lidmaat der Kerk der af snijding waardig zouden gerekend worden. LXXXL De Dienaren des Woords, Ouderlingen en Diakenen zullen onder elkander de Chris telijke Censuur oefenen, en malkanderen van de bediening huns ambts vriendelijk vermanen. LXXXH. Attestatiën. Dengenen die uit de Gemeente vertrek ken, zal eene Attestatie of getuigenis huns wandels bij advies des Kerkeraads medege geven worden, onder het Zegel der Kerk, of, waar geen Zegel is, van twee onder- teèkend. LXXXIII. Armen. Voorts zal de Armen, om genoegzame oorzaken vertrekkende, van de Diakenen bijstand gedaan worden naar discretie, mits aanteekenende op den rug van hunne At testatie de plaatsen, waar zij henen willen, en de hulpe die men hun zal gedaan heb ben. LXXXIV. Heerschappij. Geene Kerk zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen Ouderling of Diaken over andere Ouderlin gen of Diakenen eenige heerschappij voeren. LXXXV. Buitenlandsche kerken. In middelmatige dingen zal men de Bui- tenlandsche Kerken niet verwerpen, die ander gebruik hebben dan wij. LXXXVI. Deze Artikelen, de wettelijke Ordening der Kerken aangaande, zijn alzoo gesteld en aangenomen met gemeen accoord, dat zij (zoo het profijt der Kerken anders ver- eischte) veranderd, vermeerderd of vermin derd mogen en behooren te worden. Het zal nochtans geene bijzondere Gemeente, Classe of Synode vrijstaan zulks te doen, maar zullen naarstigheid doen om die te onderhouden, totdat anders van de Generale of Nationale Synode verordend worde. Aldus gedaan en besloten in de Nationale Synode binnen Dordrecht den 28 Mei Anno 1619, in kennisse van ons on dergeschrevenen. (Én was ondertee kend.) Johannes Bogermannus, Synodi .Praeses. Jacobus Rolandus, Assessor. Hermannus Faukelius, Praesidis Assessor. Sebastianus Damman, Synodi Scriba. Festus Hommius, Synodi Scriba. KÖH.T VERSLAG door Ds. Lion Cachet van Rotterdam en den Ouderling W. llovy van Amsterdam, van hunne verrichtingen als afgevaardig den naar de Synode der Gereformeerde Kerken (doleerende) in Schotland. VII. Vervulde dit besluit der Classe het hart van allen, die waarlijk naar reformatie, in terugkeer tot gehoorzaamheid aan Gods Woord en wederoprichting der gebroken Covenants uitzagen, met dankbaarheid en vreugde, de groote menigte dacht er anders over. S t ij f' koppen waren ze, die Gereformeerden, en nooit tevreden, tenzij zij in alles hun zin kregen. Heer- schen wilden zij, en geen ander gevoelen laten gelden dan het hunne Zoo spraken de tegenstanders. Doch ook vele vrienden schudden het hoofd. De Synode had meer gedaan, dan bijna ooit van haar verwacht had kunnen wordenhet vonnis van af zetting was vernietigd geheel buiten de afgezette predikanten om, en daarmede konden deze zich nu toch tevreden stellen. Daarbij kwam, dat zij toch als predikanten der Gevestigde Kerk zooveel meer invloed, ook op de reformatie dier Kerk, zouden kunnen uitoefenen, dan van de Kerk ge scheiden. Ook moest rekening gehouden worden met de stoffelijke voordeelen, zoo voor de predikanten als voor hunne ge meenten, aan hun terugkeer tot de Staats kerk verbonden. In één woord, nu de Synode het vonnis van afzetting had op gegeven, al was het dan niet zóó geschied, als gewenscht had kunnen worden, nu be hoorden de vier predikanten tot de Staatskerk terug te keeren, en moest de Secessie een einde nemen. Afdoend antwoord van de vier predi kanten op dit alles was, dat zij zich niet om p e r s o o n 1 ij k e redenen van de heer- schende partij in de Kerk hadden gescheiden, maar om des beginsels wille; dat zij de heilige zaak der reformatie van de Kerk niet mochten prijs geven, gelijk ge schieden zou, indien zij, onder de bestaande omstandigheden, hun ambt in de Staatskerk weder aanvaarddenen dat, in plaats van hen aan te manen, dat z ij zich weer bij de heerschende partij in de Kerk zouden voegen, liever allen, die het wel meenden met de Kerk van Schotland, zich bij hen moesten aansluiten, om dus vereend aan de reformatie der Kerk te arbeiden. Het lag eenigszins voor de hand, dat de S e c e d e r s zich nu zouden aansluiten bij de C o v e n a n t e r s, de oude Cam e- ronian s, die, gelijk wij zagen, niet toegetreden waren tot de Organisatie van 1690. Ook werd dit door de Covenanters, niet zonder reden, verwacht. Doch de A s- s o ci at e Pre sby t er y meende, dat eene d a d e l ij k e vereeniging met de United Societies (later de Re f o r me d Pres byterian Church) niet op haar weg lag. Er was verschil tusschen de S e c ede rs en de Cameronians, niet over eenig punt van leer, of tucht, of dienst in de Kerk, maar over de verhouding, waarin Covenanters" stonden tot de Regeering, die thans buiten de Covenants stond. De Cameronians hielden, dat men de regee ring, die niet naar de Schrift regeerde, en, in casu, het Verbond (Covenant) om de ware religie te handhaven met voeten trad, wel onderdanig moest zijn, doch niet st e u n e n kon, o. a. door ambten onder zulk eene Regeering te - vervullen, of aan verkiezingen deel te nemen. De ce- ceders, die tot de Kerk van 1690 behoord hadden, meenden, dat men wel niet berus ten mocht in den staat der Regeering bui ten de Covenants, en dat men langs den wettelijken weg moest trachten te verkrij gen, dat het Nationaal Covenant weer gehandhaafd werd, maar dat men intus- schen de Regeering niet slechts onderdanig moest zijn, maar ook steunen door ambten te aanvaarden enz. Dit principieel verschil tusschen de beide partijen, die het overi gens in leer, dienst en tucht volkomen eens waren, belette eene vereeniging, die anders zeer gewenscht „scheen en niet minder begeerd werd. De handen der Broederen van de Se- sessie werden, in 1737, zeer gesterkt dooi de toetreding van Ralph Erskine, pred. te Dunfermline, en Thomas Muir, pred. te Orwell, die wel de vergadering te Gair n e y Bridge hadden bijgewoond, doch zich niet terstond aan het Bestuur der Staatskerk hadden onttrokken. De Classe telde nu zes predikanten, welk ge tal, door de ordening van een proponent, eerlang tot zeven klom. Eenigszins kon nu voldaan worden aan de aanvragen, die uit alle deelen van Schotland tot de Classe kwamen, om provisioneele voorziening in den dienst des Woords en de bediening der Sacramenten. De Secessie breidde zich met snelheid uit vooral ook, daar groepen van geloovigen, die feitelijk, schoon nog niet formeel, met de Staatskerk hadden gebroken, zich onder de zorge der do leerende Classe stelden, en plaatselijk als doleerende Kerken optraden. Wordt vervolgd. oenvtKk'.r 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 6