die twee vergaderingen in onze stad of in J ons dorp, die zich als Kerkeraad aandienen, is nu de echte Kerkeraad, dan doen wij dunkt ons het best met eerst te onder zoeken naar den leefregel, dan naar den arbeid, en ten slotte naar de wijze van ontstaan van elk dier vergaderingen. Naar welken regel leeft die vergadering, welke zich bij het Genootschap houdt, en naar welken regel die, welke met het Ge nootschap gebroken heeft? Laten wij by het lezen nu vooral op dat woord vergadering den nadruk leggen. Want de vraag is niet, naar welken regel leeft elk lid van die verga dering voor zichzelf in zijn huis of in zijn zaken, of in zijn school en in den Staat, maar welken regel volgen al die leden te samen alszij saam vergaderd zijn. Bijv. De vergadering, welke te Middel burg zich kerkeraad noemt, en blijkbaar bij het Genootschap blijven wil, bestaat voor een deel uit leden die voor zich zelf leven naar den regel der Irenischen, voor een ander deel uit leden, die den regel der Modernen voor zichzelf volgen, en nogmaals voor een ander deel uit leden,die voor hun persoon het houden met den regel der Gereformeerden. Deze drie leefregels sluiten elkander eenvoudig uit. Naar alle drie of naar twee van de drie tegelijk te leven, kan niet. Zoo'n leefregel is ook geen zaak, waar mede men omspringt naar believen of naar 't zoo al het beste uitkomt. Aan zijn leefregel is men onderworpen, die zegt ons met gezag wat wij moeten doen of laten, wat goed is en wat kwaad, wat m a g en wat niet mag. Het is hier op zedelijk en geestelijk gebied net hetzelfde als in het natuurlijke. Een teringlijder kan niet leven als een gezond mensch. Voor een korten tijd kan hij dat wel probeeren, maar om spoedig tot zijn groote schade te ervaren, dat hij het onmogelijke wilde. Als dus in bovengenoemde vergadering bijv. ieder ook in het samenzijn en samen- spreken en samenbesluiten en samenwerken, k zijn eigen leefregel volgt, dan wordt dat een Babel van verwarring, of een vergadering, waar het recht van den sterk ste geldt, zoodat hij regeert, die over de meeste stemmen kan beschikken, of die de sterkste is door positie. De ervaring heeft dan ook sind jaren bewezen, dat zoo'n gezelschap niet saam kan zijn, noch saam kan spreken, noch saam kan gaan in één verband. Toch moest er wat op gevonden, want anders had men de valsche eenheid moeten op geven, en daarmede zou het Genootschap uiteen gespat zijn. Zoo ontvingen dan de Kerkeraden een Reglement als regel, waarnaar zij als vergadering leven moeten. Als zoo'n vergadering saamkomt, dan zegt het Synodaal Reglement voor de kerkeraden voor het godsdienstonder wijs voor opzicht en tucht voor de vacaturen enz. enz., wat die vergaderden mogen en wat zij niet mogen. Van dat reglement mag niet afgeweken. Wijkt men er van af, dan wordt men daardoor strafbaar voor een hooger bestuur. Blijft men daarvan afwijken, dan wordt men eindelijk uit het Genootschap uitgeworpen. Immers, zulks is dit jaar genoeg gebleken. Alles mag, doch als men weigert de re glementen in plaats van Gods Woord te gehoorzamen, dan moet men met voor beeldig zware, ja met de zwaarste straffen gestraft. Zoo verklaarde dan ook dit voorjaar nog de toenmalige voorzitter van den kerkeraad, dat hetgeen met de belijdenis overeenstemt maar strijdt tegen de regle menten, revolutionair is. Een van de vereischten, waaraan de leden van zoo'n kerkeraad moeten beant woorden is dan ook, dat zij „geen tegenstrevers van kerkelijke verordeningen" (d. i. de reglemen ten) ,,m o e t e n z ij n." En in het hoofd stuk dat over de werkzaamheden handelt, is het eerste wat wij lezen„De kerke raad zorgt voor de belangen der Gemeente, gedraagt zich in alles naar de ker kelijke reglementen en verorde ningen, en ziet toe dat zij worden opge volgd. Jaarlijks wordt in de eerste kerkeraadsvergadering de derde en vierde afdeeling van dit reglement voorgelezen." In al de zoogenaamde vonnissen, die dit jaar zijn geslagen, ontbreekt dan ook geheel alle beroep op Gods Woord en wordt alles afgedaan met een beroep op art. zooveel of zooveel van de reglementen. Het is duidelijk, die reglementen geven den leefregel aan waaraan een Genoot- schapskerkeraad gebonden is. Bezien wij dan nu dezen leefregel wat naderbij. Als een Christen mensch of een vergadering van Christ-geloovigen zich een leefregel kiest, dan zal daarbij zeker allereerst worden gelet op wat recht en goed is voor den Heere God, dan zal gevraagd worden wat noodig en nuttig, voor de omgeving', en eindelijk wat noodig en nuttig voor den persoon of voor de vergadering of vereeniging is. Bij het opmaken van zoo'n leefregel dient dus gelet op Gods Woord, op de geschiedenis en op den persoon of de ver eeniging waarvoor hij dienen moet. Een leefregel mag natuurlijk niet aan het leven in den weg staan, maar moet het bevorderlijk zijn. Als wij nu deze dingen in acht nemen, dan ziet het er met den leefregel der genootschapskerkeraden treurig uit. Immers al dadelijk door de wijze van zijn ontstaan is hij geoordeeld. Hij is toch gemaakt door daartoe on bevoegden, ter vervanging van een zeer goeden welbeproefder! regel, in strijd met het recht der Kerken, met verloochening van haar geschiedenis, en weinig acht gevende op des Heeren recht. Met Groen v. Prinsterer te beginnen is dit herhaaldelijk en breedvoerig aangetoond door uitnemende mannen van wetenschap en godzaligen wandel. Terwijl het den voorstanders dier regle menten nimmer gelukt is hun ontstaan van evengenoemde smetten te zuiveren. Verder dient deze leefregel zich aan, als komende van een gezelschap van mannen, dat zich Synode noemt, maar behalve deze naam niets van een echte Synode heeft, en dat volgens die reglementen be weert s>Bij de Synode berustde hoogste wetgevende, recht sprekende en besturende macht." (art. 61 Algem. Regl.) Daarom volgt dan ook onmiddelijk D e Synode stelt de regle menten vast welke voor de geheele Kerk verbindend zijn." De Kerkeraden hebben dus thans een leefregel, die hun de Synode stelde, zonder dat zij aan het opmaken derzeive eenig aandeel hoegenaamd hadden. Een Synode legde hun die op, welke eenvoudig, als het op de regeering der Kerk aankomt, net doet alsof er in de Kerk geen Koning en geen Koninklijke wet ware, zich aan matigende wat Christus alleen toekomt. Sind zijn ontstaan is er aan dien regel al heel wat verandert. Bij al die veranderingen was het niet de vraag hoe Gods recht mocht gedaan, Gods waarheid gehandhaafd, de bloei der Kerken kon worden bevorderd, maar was de hoofdvraag, hoe bewaren wij het Ge nootschap voor uiteenspatten, hoe moeten wij het aanleggen om Gereformeerden en Modernen en Ethischen en Groningers en lieden die niets zijn, in één gemeente en in één Kerkeraad enz. by elkander te houden. 't Spreekt van zelf dat dit streven tot de meest strijdende wetten aanleiding gaf. Zoo bijv. moeten volgens het reglement voor de Kerkeraden ouderlingen en Dia kenen ^onberispelijk in bel ij de- nis en wandel' zijn, maar volgens het reglement voor het godsdienstonderwijs leveren bezwaren tegen de ge loofsovertuiging der aanne- melingen geen grond tot a f- wijzing op. Dus een die berispelijk is in zijn belijdenis wordt even goed aange nomen als die onberispelijk is, doch de ouderlingen die heeten aan die aanneming deel te nemen, moeten onberispelijk zijn. Dat een predikant dit ook moet zijn is nergens bepaald. Is er dus in de plaats onzer inwoning een vergadering die zich Kerkeraad noemt en bij het Genootschap blijft, die is dan gehouden aan een leefregel, welke haar de taak oplegt om berispelijken en onberispe- lijken, belijders en loochenaars met gelijke rechten en voorrechten in één gemeente bij elkaar te houden. Terecht zegt Dr Hoedemaker»De Syno dale organisatie is niet slechts een dwang buis, dat de Kerk in hare vrijheid van beweging belemmerdmaar eene macht, die, in strijd met haar wezen, met ver loochening van haar levensbeginsel, als zoodanig hare openbaring belet." En dit is nu de leefregel voor de Kerke raden in het Genootschap. Wat dunkt u

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 3