Gehoorzaamheid of Eigenwillige Godsdienst. houd van het bepaalde in art. 31 onzer Kerkenorde. Uit kerken die nog niet ontkomen zijn kunnen zij, die als agent der Classen het werk der reformatie trachten te bevorde ren, de vergaderingen bijwonen teneinde de belangen hunner kerk voor te dragen. Mochten er in eenige Kerk gravamina zijn, dat zijn zulke bezwaren die door den Kerkeraad niet tot een gewenschte oplos sing konden gebracht worden, dan moet die kerkeraad zorg dragen dat die bezwa ren schriftelijk bij punt 5 van het Agendum den praeses worden overhandigd ter behandeling. Voorts wordt den Broederen herinnerd dat het goed Gereformeerd is alles met orde te doen, en dat dus te laat komen op eene vergadering der kerken vooral voor de afgevaardigden, zonde van wanor delijkheid is. De vergadering wordt D. V. door den Voorz. te 10 uren precies geopend. Namens den Kerkeraad der Ned. Geref. Kerk (doleerende) van Serooskerke, P. TA VENIER, Voorz. Ouderl. I. GELDOF, Ouderl. Scriba. De kerkeraad der Nederd. Geref. Kerk (doleerende) van Vlissingen maakt hierbij aan de leden dier Kerk bekend dat hij besloten heelt voortaan wekelijks op Dinsdagavond van 79 uren zitting te houden in het lokaal Bierkade D. 2., voor hen die aangifte te doen hebben voor den Doop of die hun echtelijke verbindte- nis willen laten bevestigen, ook voor hen die een attestatie hebben in te leve ren of wenschen aan te vragen, alsmede voor die leden der gemeente die hun namen wenschen geplaatst te hebben op het duplicaat lidmatenboek of doopboek. Ook zal de kerkeraad gaarne en liefst schriftelijk ontvangen de bezwaren, die er bij de leden dezer kerk mochten bestaan tegen de aangevangen reformatie onzer Kerk, opdat hij trachten moge dezelve op te lossen en uit den weg te ruimen. De Kerkeraad voornoemd Namens denzelve J. P. SWENNEN, Voorz. ouderl. G. v. d. PUTTE, Ouderl. Scriba. ,Doch Samuël zeide, heeft de #Heere lust aan brandofferen ,en slachtofferen als aan het ge- yhoorzanaen der stemme des Ilee- *ren Ziet, gehoorzamen is beter ,dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen." 1 Samuël 15 22. Zietdaar eene tegenstelling, in het Par radijs niet bekend. Hadde de paradijsstaat mogen voortduren, zij zou nimmer bekend zijn geweest. Daar was gehoorzaamheid, een dienen uit vrijwillige liefde, een zich gaarne schikken naar den Heere, een doen van 's Heeren Woord, omdat de mensch met zijn wil in alles overeen kon komen en overeenkwam met de wille Gods. Sind echter de paradijsstaat verloren ging, verdween met de liefde Gods ook de ge hoorzaamheid uit 's menschen hart, en kwam er een eigenwillige godsdienst voor in de plaats. In geen twee menschen is deze tegen stelling sterker in het oog vallend dan bij Saul en David. David de man die geen stap doet zonder de bede »Heere wat wilt Gij dat ik doen zal," de man naar Gods hart, omdat hij al des Heeren wil doet. Saul de man die in alle dingen zichzelf ten Wetgever en Koning en Rechter is. Wat is Saul voor zoover wij hem uit de schrift kennen een uitnemend mensch, een dapper en wijs koning, die toonde zijn volk lief te hebben. Een ijverig voorstander was hij van den openbaren godsdienst, die tevens Samuel de profeet in hooge eere hield. Hoe was hij steeds bereid, om den Heere over vloedige offers te brengen. En toch met dit alles is hij onbruik baar voor den Heere, kan hij in het Ko ningrijk des Heeren niet dienen, moet de Heere eindigen met hem te verwerpen, dat hij geen Koning meer zijn zal, omdat Hij niet verstaat dat de Heere wil gehoor zaamd zijn naar en op Zijn woord. Hij wilde wel de koninklijke gaven en het ambt van den Heere ontvangen, maar hij kon niet buigen onder het koninklijk bevel des Heeren. En dit laatste is toch kenmerk van het kindschap. De gaven te begeeren en lief te hebben doet sonfs de vreemdeling, ja zelfs de vijand ook, maar de bevelen met blijdschap te volbrengen, dat kan de zoon, de knecht alleen. Saul kende het recht des Heeren wel en hij gevoelde daarvoor wel iets, ja er zijn oogenblikkufi waarin hij dat recht eert door deszelfs oordeel te billijken, doch hij had dat recht niet lief. Zoodra hij kiezen moet tusschen het recht Gods en zich zelf, dan kiest hij on veranderlijk voor zich zelf. Dit is zoo naar de aangeboren natuur van elk mensch. En juist hieruit komt dan de eigenwil lige godsdienst voort. Er is door rede en geweten een over tuiging dat de Heere recht heeft als Schepper van elk schepsel, en in 't bijzonder van Zijn bondsvolk als hun VerbondsGod, ge hoorzaamheid en dienst te eischen. Er is een erkennen dat in het doen van 's Heeren geboden voor de ziel grooten loon is. Hier mede raakt dan het eigenlievende harte werkzaam, richt zich zelf een gerechtig heid op, en dient den Heere naar dat het goed is in eigen oogen. Dat hierdoor de Heere onttroond wordt, en het schepsel Koning wordt; dat hier mede de mensch zich aanstelt, alsof hij waarlijk het onderscheid is kennende tusschen goed en kwaaddit bemerkt het harte van Saul niet. Door naar eigen wil en lust den Heere te dienen wordt niet des Heeren recht erkend en geëerd, maar wordt het in tegendeel miskent en voor 's menschen recht op zij gezet. En daar het recht des Heeren ten nauwste één is met Zijn heilig en heerlijk wezen, zoo is de krenking van dat recht, een krenken van het wezen des Heeren zelf. Gods toorn kan over zulk dienen niet uitblijven. Dat is geen gehoorzaamheid, maar een slaafsch dienen om loon of uit vrees voor straf. Het is de zaligheid ver dienen en de hel afkoopen. Toch bedekt zich die eigenwillige gods dienst met den schijn der godzaligheid. Immers een die overvloediglijk offert en het geroofde den Heere verbant, heeft al den schijn van des Heeren woord en wil te doen. Doch als Saul offert, dan erkent hjj daarin niet, dat, daar het recht des Heeren den dood tegen den zondaar eischt, er geen gemeenschap met den Heere bestaat, en hij Gode niet aangenaam zijn kan, dan alleen onder bedekking van het verzoenend offerbloed en bekleed zijnde met deszelfs gerechtigheid, door het borgtochtelijk lijden en sterven verworven. Het is het offeren van den rijken jon geling, die uit de veelheid z ij n e r eigene goederen met een ongebroken hart den Heere in dat offer iets toebrengt. Ja van het zijne wil Saul den Heere zeer veel schenken, doch zich zelf schenken, zijn kroon en troon in 's Heeren hand stellen, erkennen dat hij als werktuig van Jehovah ten diepst van hem afhankelijk is, dit kan hij nietdaarom kan hij Achach niet dooden wijl hij niet erkennen kan de waarheid: »door Mij regeeren de vorsten." Achach is hem een gelijke, een koning. Saul zou het koninklijk ambt, naar hij meende te na komen, zoo hij dezen Ama- lekiet doode. Dat Amelek het hoofd, de eersteling der heidenen was, en koning Achach dus type was van den koning, die uit en naar den mensch regeerde en dus Christus Koningsambt verwierp, en dat Israels Koning de afbeelding van 's Hee ren Koningschap over Zijn volk moest zijn, en alzoo een type van Christus was, en zij dus elkanders natuurlijke tegenpartij- ders waren, dat verstond Saul in zijne eigenwilligheid niet. Als hij Amelek's hoofd met Israëls hoofd op voet van gelijkheid behandelt, dan wil hij Christus met Belial zaam voegen. Hoe zou de Heere lust kunnen hebben in offers die zulk een gruwel moeten dekken (niet verzoenen) Neen zij zijn Hem een stank in Zijn neusgaten, Hij mag ze niet rieken. Zij zijn als haar offe raar verwerpelijk. Lezer, waarom dient gij den Heere, en hoe en waartoe dient gij Hem Is het bij u Saul's eigenwilligheid of David's gehoor zaamheid Dient gij of heerscht gij, volgt gij of gaat gij voor In gehoorzaamheid wordt de Heere geëerd en. verheerlijkt en vindt onze ziel het leven. In eigenwillige godsdienst, die niet op merkt en niet hoort, wordt de Heere gesmaad en daarin is overvloedige oorzaak tot verworpen worden van des Heeren aangezichte. S 33 Et S. Indien wij nu gaan vragen welke van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 2