Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken.
gkckrfl. (Sercf, Sffrft (dolferaute)
Redacteur, j3. j. jV. J^laarhamer,
Nederd. Geref. Kerk (doJeerende)
Zondag 18 September.
No. 31.
17 SEPTEMBER.
1887.
ZEEÜWSCHE KERKBODE
V. D. M. te MIDDELBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal
ons behouden.
Jesaja 33 23.
Deze bode verschijnt eiken Vrijdagavond.
Abonnementsprijs per 20 nummers fr. pp.
(bij vooruitbetaling) f0,50.
Advertentiën van 15 regels - 0,30
Iedere regel meer- 0,05
Uitgever
K. LE COINTRE
Middelburg.
Doch Samuel zeideHeeft -de HEERE lust aan
Brandofferen, en Slachtofferen, als aan het gehoor
zamen van de stem des Heeren? Zie gehoorzamen is be-
ter dan Slachtoffer, opmerken dan het vette dei rammen
I Sam. 15 33.-
Bijdragen en ingezonden
stukken aan den Redacteur.
Abonnementen en Advertentiën
aan den Uitgever.
van MIDDELBURG-.
GODSDIENSTOEEENTINGEN
iii de weeSi van 1§ tot 2-1 Sept.
Zaal „Schatterstao f."
's voorm. half 10 uren Ds. KLAARHAMER. Doop.
's avonds zes uren Ds. KLAARHAMER.
Catechismus, Zondag veertien.
Offlciëele mededeelingen van
den ïieiiieraad.
Aangifte voor doop, en trouw, inschrij
ving in het duplicaat- lidmaten- of doop
boek, aanvrage om of indiening van
attestatiën op Woensdagavond van
8-9 uren. (Gebouw Spanjaardstraat E.
(69—70.
i De commissie voor de geldleening houdt
zitting Woensdagavond van 8-9 uren.
(Gebouw Spanjaardstraat, E. 6970.)
0° Am
Hoofdstuk 4 13. „Dit verdroot Jona,"
enz. Hij wordt zeer verdrietig en erg
hoos, omdat de Heere de stad nu niet
.verdelgt, maar behoudt.
Hoe is het mogelijk, zou men willen
vragen.
Och Lezer, gij ziet, al is Jona een ver
lost en hoog begenadigd man, aan wien
de Heere groote en krachtige daden ge
daan heeft, hij is nog geen heilige.
Ook in hem is, gelijk wij 't bij Simson
zagen, en gelijk gij 't wellicht tot uw
Miepe smart ook al bij uzelf hebt gevon
den, een oude en een nieuwe mensch, een
•wet des vleesches en een wet des geestes.
Er is in hem reeds iets dat uit God is,
maar nog veel, dat uit den mensch is.
In dit hoofdstuk wordt het zoo recht
duidelijk, dat bij Gods volk de oude na
tuur wel stervende, maar nog niet dood is.
Jona is het dan volstrekt niet eens met
den Heere omtrent Zijn bestuur, d. i.
aangaande de nu voor den profeet duide
lijk wordende wil des besluits.
Alles had hem doer, vermoeden, dat de
Heere voornemens was de stad te verdel
gen. Dit had hij ook geheel kunnen
billijken. Immers toch was haar godde
loosheid buitengewoon groot, ten anderen
had hij gegronde vrees dat zijn volk alles
van Ninevé had te vreezen en ten derde
de Ninevieten waren onbesneden heidenen.
Jona was nu eenmaal Israëliet en was
er niet vrij van om een Farizeesch ver
schil te stellen tusschen Israël en de
volken, alsof de Israëlieten een beter
soort menschen waren dan de overigen.
Znlk een omkeering te Ninevé heeft hij
gansch niet verwacht.
Het schijnt dat Jona meende, dat door
dit genadebetoon aan de waarheid van
Gods Woord, aan de eere van Jehova's
naam, en ook aan zijn waardigheid als
profeet was tekort gedaan.
Recht had nu eenmaal recht moeten
blijven.
Het heeft zoo al den schijn meent
hij alsof de Heere veranderd is tegen
over Ninevé.
Dit had hij ook al wel verwaeht, want
hij wist wel dat de Heere genadig en
barmhartig was, ja langmoedig en groot
van goedertierenheid. Het is duidelijk,
Jona spreekt hier over 's Heeren lang-
moedigheid alsof het een zekere zwakheid
ware, waardoor de Heere de zaken voor
zich zelf en voor Zijn knecht bederft.
Hij had dit wel zien aankomen, en
daarom had hij dit willen voorkomen door
naar Tarsis te vluchten. Hij had daar
mede dus den Heere willen beletten
barmhartigheid te bewijzen aan Ninevé.
Hij had blijkbaar al meer met den Heere
over deze zaak getwist.
Hoe groot is 's Heeren langmoedigheid
en trouw jegens dezen eigenwijzen en weer-
strevigen dienstknecht
Hoe blijkt het hier duidelijk dat de
knechten des Heeren slechts Zijn instru
menten zijn, die Hij bewerkt tot de vol
voering van Zijn raad.
Immers wat wij hier in Jona zien is
gansch geen bijzondere zaak. Hij volgt
eenvoudig zijn natuur. Diezelfde natuur
welke al Gods knechten deelachtig zijn.
En al is het nu niet altijd in die mate,
's Heeren volk en knechten kennen helaas
maar al te wel dat twisten met hnn God
over Zijn wil en wegen.
Het is voor 't oogenblik alsof de won
dere leiding des Heeren met dezen profeet
geheel te vergeefsch is geweest.
Immers hij houdt den Heere voor, dat
het nu bij dezen uitkomt, dat zijn gaan
naar Tarsis wel degelijk een verstandige
daad was geweest.
In hoe gansch anderen toestand verkeert
de profeet nu, dan in Hoofdstuk 2.
Het blijkt nu dat er in zijn optreden
en preêken in Nineve al een fout is ge
weest. Hij heeft dit niet geheel als k n e c h t,
niet alleen in den Naam des Heeren
gedaan. Daar was wat van hemzelf hij, hij
had zijn eigen eer en recht en wijsheid er
in gemoeid. Door deze uitkomst gevoelt
hij zich nu vernederd, hij heeft een gevoel
alsof de Heere hem als een werktuig dat
uitgediend heeft op zij zet.
Dit was hard voor iemand, die min of
meer meende, dat hij met-God de wereld
regeerde, en dat hij den Heere goeden
raad gegeven had.
Op geheel eigenaardige wijze maakt
Jona hier kennis met de waarheid, dat
de toorn des mans Gods gerechtigheid niet
werkt.
Dit verstond hij nu niet, maar hij zou