gebleken behoefte aan Bedienaren des Woords om te zien, of het den,Heere ook beliefd heeft ons op deze wijze te hulp te komen. Opdat echter de verlegenheid niet voor singuliere gave Gods doe aanzien, wat wel bezien dien naam niet verdienen zou, zoo stelt uwe Commissie voor 1. dat in den regel niemand zich als zoodanig zelf zal kunnen aanmelden 2. dat alleen zij in aanmerking zullen komen, die een verkiezing van eenige kerk hebben 3. dat zoo een kerk zulk een broedex*, als be zittende liaars oordeels singuliere gaven, aan de classe voordraagt, de classe hem ondei'zoeken zal in' de lcennisse der Heilige Schrift in de leerstellige godgeleci-dheid in de yadei-landsche kerkgeschiedenis en in liet gereformeerde kerkrecht en voorts onderzoekinge zal doen naar zijn gave om niet slechts een stichtelijke toespraak te houden, maar het Woord te bedienen en toe te passen alsmede naar zijne welsprekendheid. Eindelijk zal de classe liem een tijd lang in het privé laten pi'oponeei'en, en voorts met hem han delen zooals zij bevinden zal stichtelijk te wezen. Dit alles evenwel onder medemei'king van twee Synodale Deputaten, als boven genoemd. Art. 30—33. Bij den sclireienden nood der kerken acht uwe Commissie u te moeten adviseeren, om zekere hel pers aan te stellen, die als //oefenaars" zouden kun nen optreden, doch wier aanstelling zou moeten geschieden door de classe, en na examinatie hunner gave vanwege de classe, die mede hun werkkring regelt. Wat art. 31 aangaat, zoxi voor de toekomst het bevorderen der godgeleerde studiën van vrome en geschikte jongelieden dringend aanbeveling ver- ienen in aansluiting aan apt. 19 der Kerkenorde, en voor het heden het in art. 32 voorgestelde, mits <leze zaak classicaal behandeld worde en voor zoo ver eenige classis hierbij hulp vi-aagt, zeer de overweging verdienen, omdat dan zoowel de ker kelijke qualificatie als de kerkelijke afvaardiging tot naar recht komen. De regeling en uitvoering van deze zaak worde verzocht aan de classen van Amsterdam en Rotterdam in onderling ovei'leg. De naam //Oefenaar" zal ook hier de beste zijn, als in de historie gegrond en xxiet zoo licht voor misbruik vatbaar als het tot hiertoe gebruikte //Evangelist". Voor den dienst der Sacx-amenten worde ixit een der genabuurde kerken een Dienaar 4es Woords afgevaardigd, daar //reizende predikan ten" én bezwaarlijk te vinden zijn, én gelxeel bui ten het verband met eene plaatselijke kerk staan. Aan zulk een predikaixt zou dan het consxxlent- schap zijn toevertrouwd. Kaïxook deze hulpvex'stx'ekking vooralsnog slechts onvoldoende zijn, daxx woi'de de toevlixcht geno men tot het lezerx eener predicatie. Om voor de gelijke predicatiën te zorgen, wijze het Convexxt eexx drietal (voorgesteld "Van Schelven, De Gaay Fortman en Kulxler) Deputaten aan, die eene ge regelde volgx-eeks verschaffen. Dit voorlezen zal, na behoorlijke voorbereiding, moeten geschieden onder toezicht van den Kerkeraad, door een lid van den Kei'keraad of een door hem aan te wijzen lid der gexxxeenie. In dit laatste geval opene een ouderling den dienst en doe de gebeden. Wat aan Êaat het opleggen van den zegen, blijve men bij et dusver gevolgde gebruik, tot eene Synodale beslissing genomen zij. Art. 34 en 35. Dringend noodig is het in alle kerken de pre dicatie van den Catechismus te hervatten of voort te zetten. De Kerkeraden hebben overeenkom stig de Kerkenorde te zorgen dat op eiken Zondag, des namiddags of des avonds, zoo maar eenigszins mogelijk, de stukken van onze religie, naar den leiddraad van den Catechismus verhandeld worden. Wat de cathechisatiën betreft, deze dienen ge regeld gehoixden te worden. Bij gemis van een dienaar des Woords zijn de oixderlingen, die de gave hebben om te onderwijzen, daartoe aller eerst geroepen. Geoorloofd is het om in overleg met de classis, zoo noodig een ander bekwaam man tot dezen arbeid aan te stellen. Als leer boeken gebruike men den Catechismus of het Kort Begrip. Willekeurig invoeren van andere vraagboeken leidt tot veel kwaad. Bij het onder wijs in de Bijbelsche geschiedenis voor kleine kinderen zijn aan te bevelen de boekjes vanBox-- etius en van Kessel. Overgaande tot de behandeling van Art. 35, sta op den voox-grond, dat ieder lid der Kerk recht heeft op den Doop voor zijne kinderen en na af gelegde geloofsbelijdenis op den toegang tot het heilig Avondmaal. Geen kind mag ongedoopt blijven, omdat de ouders hunne roeping verzuimden of in zonde vielen. De Kerkeraad kan doopge tuigen eisclxen, wanneer bij de ouders alle waar borg ontbreekt dat zij de beloften zullen houden. Kunnen de ouders geen getuigen aanwijzen, dan treedt de Kerkeraad als zoodanig op en belast hij een der ouderlingen xnet deze taak. Doopouders die zieh nog ixiet hebben aangemeld, om tot het heilig Avondmaal te vvox-den toegelaten, worden vermaand zulks te doen, terwijl gevallenen tot oprecht berouw worden gewekt. Waar de kerk doieerend optrad zal niemand zich voor de bediening des Doops elders wenden. Hierbij mag de vraag geexi invloed oefenen of het Hervormde Genootschap den Doop erkent of niet. Sedert de kerken in verband zijn opgetre den kan niet gedxxld worden dat de geloovigexx den Doop vragen voor hunne kinderen in eexxe plaatselijke kerk, die nog niet tot reformatie overging, tenzij hierin spoedig verandex'ing te wachten zij. Zij hebben zich te wenden tot de genabuurde kerk. De classe zorgt voor de ge regelde bediening der Sacramenten in de vacante kerken. Uitstel van den heiligexx Doop is af keurenswaard. De Doop, door leeraren bediend die kerkelijk gex-oepen zijn, xxioet worden erkend,, maar deze ook alleen. Tot het heilig Avondmaal worden toegelaten allen, die door de opzienex'S onderzocht zijnde, openlijk belijdenis des geloofs hebben afgelegd of xnet attestatie van elders zijn ingekomen. Zoogenaamde attestatiën van genoot- schapskex'lcen kunnen slechts dieixst doen als be- wijzep. van lidmaatschap. Men legge de tweede doop vraag ter beantvvoox'ding voor aan lien, die zulk een bewijs van lidmaatschap indienen. Na onderteekening worden zij iix het lidmatenboek iixgesclxx'even. Ingevolge de Kerkenorde zal ixx iedere kerk minstens zesmaal in het jaar en xxiet op den Goeden Vrijdag het heilig Avondmaal bediend werden. Of de gexneente op dien dag zal saamkomen wox-de aan de prudentie van de Kerkeraden ovex'gelaten. Vooral in deze dagen, na de tuchteloosheid die jarenlang heerschte, worde de censuur met de grootste omzichtigheid geoefend. Gedurig en teeder vermaan moet aan de toepassing van de tuchtmiddelen voorafgaan. Geeix lid vaix den Kerkeraad op zichzelf, maar de raad der kerke in zijn geheel moet in deze handelen. De leden der kerk zullen herhaaldelijk vermanen eer zij elkander bij den Kerkeraad aanbrengen. Kerkolijiie Modedeelingen. De treurige daad onlangs door den Vlis- singsclien kerkeraad gepleegd aan een der leden van die kerk, alsmede aan zijne vrouw en kind is velen bekend. Een broeder bad zijn kind laten doopen in de kerk van Middelburg, die, gelijk bekend is, tbans doleerende is. De kerkeraad dezer doleeren- de kerk zondt van die doopbediening be richt aan den kerkeraad der Vlissingscke kerk. Daarop vraagt deze laatste in een zeer stuitend schrijven aan den doopvader of het waar is, wat de Middelburgsche kerkeraad schreef. En als die vader dat toestemt, en over zijn doen zich verant woordt, dan oordeelt die Ylissingsche ker keraad, dat hij om dié daad en om de woorden die hij sprak, met de zijneu moet afgesneden worden, aangezien hij blijkbaar getoond heeft zich van de Ned. Herv. kerk af te scheiden. De gansche ontzettende zaak werd over eenkomstig de vermaanbrief van Februari 11. van het Opperbestuur des Genootschaps kort en beslist behandeld. Een dier ouderlingen de heer Laernoes, weigerde .echter dat quasievonnis te onder teekenen. Men zou vragen of de predikanten van het genootschap het voor een spelletje hou den een ziel uit de kerk af te snijden, dan of zij zelf overtuigd zijn dat het ge nootschap volstrekt geen kerk is, dan of zij, door hun afkeer van al wat gerefor meerd is verblind, zich geen rekenschap geven van wat zij doen. Ook in bovenbedoeld stuk geen sprake van Gods Woord, noch van de belijdenis, maar alleen van de reglementen. Dit behoeft wel niet te verwonderen bij een gezelschap van mannen, die ten dui delijkste betoond hebben, in de regeering der Kerk van Christus een bundel anti- schriftuurlijke reglementen van een anti christelijk genootschap te stellen boven Gods Woord. Hiermede is dan ook wel ten duidelijk ste gebleken, dat zij hun ambten wel naar eisch van het genootschap, maar niet naar den eisch der kerk willen waarnemen. Dat is dus geen kerkeraad meer. Als zoo'n ge zelschap zaam is, dan ziet men daarin niet meer een uitdrukking van de heerlijke amb ten Christi. Van zoo'n gezelschap is het niet meer gezegd »wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn, en zoo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn." Zij kunnen wel in naam van het Opperbestuur van het Genootschap iemand zijn lidmaat schap van dat Genootschap ontnemen, maar niet in den naam van Jezus Christus een zondaar buiten de kerke Christi zetten, dat is den Satan overgeven. Die Vlissingsche broeder behoeft zich dus, zoomin als een der, om den wille der waar heid,door de Dienaren van het Genootschap vervolgden, het minste van die ijdele ver tooning aan te trekken. Doch dit ontslaat die mannen niet van. de schuld die in hun roekeloos bedrijf steekt. Ze hebben blijkbaar wel degelijk gemeend de macht te hebben en te gebruiken, onx buiten de kerk en haar gemeenschap en haar weldaden te sluiten. De laatste trap der kerkelijke tucht is toegepast Deze zal men alleen toepassen op zulke hardnekkige zondaren, aan wien het uiterste der lang- moedige liefde en barmhartigheid is betoond, doch te vergeefs. Op zulken die zoodanige ergernis door leer of wandel geven, dat zij om der wille van 's Heeren recht en eere, en om der wille van het welwezen der Kerk, als rotte leden wel uitgesneden moeten worden. Waar de 2e sleutel van het koningrijk der hemelen nl. de discipline of kerkelijke tucht gehandhaafd wordt, daar behoort het doel te zijnde handhaving van het recht des Heeren, te waken voor Zijn eere, te zorgen dat Zijn waarheid niet wordt ver duisterd, dat Zijn sacrementen niet worden ontheiligd, dat de gemeente niet worde besmet noch tot zonden verleid, dat s Heeren toorn niet over de kerk kome, en eindelijk ook dat de ziel van den zon daar behouden worde. Onze gereformeerde vaderen waren dan. ook gewoon met de grootste voorzichtig heid en uiterste langmoedigheid in zake van tucht te handelen. Zij wisten, dat er een mensch niet schrikkelijker kan over komen, dan door excommunicatie buiten do kerk gesloten te worden. Zij zouden dit nooit gedaan hebben, bloot in 't belang van. een door menschen gestelde orde en zon-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 3