gerechtigheid en oordeel is. vs. 3. Maar Jona maakte zich op om te vluchten." Hij durft de voorgestelde taak om velerlei redenen niet aan. Hij k a n in deze den Heere niet dienen. En nu begaat hij een schrikkelijke zonde. Te zwaarder en schuldiger omdat het een ambtelijke zonde was, waardoor gelijk altijd in 't bijzonder Gods recht en eere werd te kort gedaan; terwijl bovendien vele duizenden bij de getrouwe ambtsver vulling het hoogste belang hadden. Hij vlucht. Hij verlaat op trouwelooze wijze, in schuldige liefde tot zich zelf, zijn heerlijk ambt. Hij laat dit als het ware vallen, en weigert dit naar 's H e e r e n Woord te bedienen. Als profeet was het zijn roeping en taak de mond des Heeren te zijn, waar door de Heere van Zijn recht en wil en voornemen .sprak bij Israi 1 en bij de volken. Hij moest de g e t u i g e, de dienst knecht des Heeren zijn, staande voor 's Heeren aangezicht. Dat is, gewillig en bereid tot Zijn dienst. En ziet nu wordt hij een ongehoorzame en ontrouwe dienaar. Hij vlucht omdat hij, gelijk blijkt uit Hoofdst. 4:1, twijfelt aan de onveranderlijkheid Gods. Hij vreest dat de Heere om Zijn genade te hetoonen, Zijn recht tegen Nineve zal loslaten. Niet minder vreest hij de wraak der Assyriërs. Immers zij waren reeds Israels vijanden. Daarbij zij kenden Israels God niet, hoe zouden zij dan zijn prediking ge- looven. En indien zij niet geloolden dat de Heere door hem sprak, dan zouden zij dié prediking aan hem weiten en wreken. Hij ziet geheel op den mensch, en ziet God voorbij. Hy rekent er gansch niet mede dat Hij 's Heeren knecht is, en bedenkt niet dat het vóór alle dingen noo dig is dat 's Heeren recht gepredikt en .gehandhaafd worde. Hij besloot niet als profeet om zich zelfs wil maaromGods w i 1. Het is niet de eerste vraag, hoe het .Jona gaat, maar of het recht des Heeren wordt gedaan en Zijn wil volbracht wordt tot eere van Zijn grooten naam. Jona ziet geheel de vrije macht Gods voorbij en vergeet dat de werking van het gepredikte Woord niet hangt aan personen en toestanden, noch aan de kennis of aan -de gesteldheid des harten, maar eenig en alleen aan wat de Heere bepaald heeft, dat zijn woord doen zal. Zijn Woord keert niet ledig weder, maar doet al wat Hem behaagt. In plaats van knecht te zijn die g e- hoorzaamt, wil hij eerst met den Heereaccordeeren welke de uitkomst zijn zal. Als eenmaal het hart den Heere verlaat en in een weg van 't vleesch wandelt, hoe dwaas is dan Gods volk. Hoe kon toch Jona meenen dat het mogelijk zijn kon, God te ontvluchten. Hoe zijn zijn oogen verblind en is zijn wil verduisterd Welk een verschil is er hier tusschen Jona's belijdenis en zijn leven Eerst gaat nu de tocht naar Japho en van daar naar Tarsis, d. i. naar Spanje, ïiaar 't Westen. Lijnrecht tegen Gods be- Tel en weg in, want deze ging naar Nineve, naar het Oosten. Meen nu echter niet Lezer, dat Jona nu in zijn schatting opgehouden had profeet te zijn. Volstrekt niet. Doch evenmin heeft de Heere hem losgelaten in Zijn langmos- dige genade. Hij vond een schip". Wellicht vindt Jona dit nog wel providentieel. In den regel toch zijn wij nooit trouwer dan wan neer wij als Jona barmhartiger en recht vaardiger dan God zijn. Hij betaalde de vracht. Hij had er heel wat voor over om uit Gods handen te blijven. Als hij daar nu zoo heen vaart is hij een getrouw beeld van zijn volk te dien tijde, en van de Kerk in zoo menigen tijd. Met de wereld in één schuitje, op één weg, en met den rug naar God toe. Dit is helaas niet zelden de toestand van menig kind des Heeren. In onze dagen althans is Jona's familie zeer talrijk. Be hoort gij er ook onder Lezer Indien niet, vergeet dan niet, dat zulks enkel genade is, en gij geen roem hebt. Indien wel bedenk dan dat de Heere deze gestalte zijner kinderen en knechten niet duldt en dat Ilij gewis zal komen met zijne kas tijdingen, om den afdwalende terecht te brengen. ACTA VAN HET SYNODAAL CONVENT, gehouden te Rotterdam. 28 Juni 1887. Vervolg. Rapport IV over Art. 22-24. Gelijk reeds in de bijvoeging van het woor- deke Nederduitsche voor de benaming Gerefor meerde Kerken Mo 1 eerende) blijkt, hebben, wij er op uit te zijn als Kerken ons van onzen samen hang bewust te blijven met de Kerken Christi ook over onze grenzen. In den wortel zijn zij alle.één en slechts uit overeenstemming in taal en uit gemeenschappelijk doorleefde historie volgt, dat enkele Kerken meer doorgaande samen ver bonden leven. Vandaar de drang, dat dat ge meenschappelijk leven zich althans zal toonen, wanneer gewichtige gebeurtenissen voorvallen, zooals ten huidigen dage in onze Kerken geschiedt. Uwe commissie acht het mitsdien noodig, dat der Kerken buitenaf kennis worde gegeven van de vrijmaking veler Kerken in ons vaderland. Zij meende, dat het noodig ware, hetzij aan de die Kerken vertegenwoordigende Synoden, hetzij aan de plaatselijke Kerken zelve voor het laatste is nog misschien wel het meeste te zeggen een schrijven te zenden. Voor de hand ligt het ook, daarin uit te gaan van de laatste uiting van gemeenschappelijk leven in de bijeenkomst der Kerken te Dordrecht in 161819voorts zou met enkele trekken vermeld moeten worden de geeste lijke inzinking der Kerken in de laatste eeuw, waardoor het een wereldlijken monarch mogelijk werd zulk een overmacht over haar te verkrijgen, dat zij willig, althans slechts onder zwak protest en zonder openbaring van kloeke energie, bogen onder het juk eener Hiërarchie, die onder gerefor meerde namen getrouwelijk op Roomsche leest is geschoeid. Voor s zou vooral op den voor grond moeten worden gesteld, dat daarom het bukken onder deze Hiërarchie zoo schuldig was, wijl van meet af de toeleg duidelijk werd om door dezen hefboom de belijdenis uit het midden dei- Kerken uit te lichten. Zoodat de erkentenis niet achterwege mag blijven van de groote gunst, die de Heere onze God zijner kerken bewees, door ze in dien staat van ellende nog aen te zien en de hand zijner ontferming aan haar te slaan. Nu, na deze vrijmaking moeten zij dus weêr de zoo lang onderbroken gemeenschap oefenen, in de hoop, dat eens de dag weêr dagen moge, dat wat te Dordt gezien werd, zich nog eens moge herhalen en de heerlijke eenheid van al Jezus' Kerken op eene generale Synode worde vertoond. Zulke kennisgeving acht uwe commissie, dat zou moeten gezonden aan de Kerken van Gere formeerde belijdenis. Dan reeds is de taak om vangrijk genoeg. Alleen daar kan van rechte, levendige gemeenschap sprake zijn, waar men metterdaad in den grondslag accordeert. Men kan dus de lijst volgen der Kerken, die, in wat vorm ook, nog de Gereformeerde confessie hebben en handhaven. Uwe commissie meent, dat het beste ware deze zaak toe te betrouwen aan een viertal deputaten en neemt de vrijheid eenige namen daarvoor voor te stellen. Het zijn de heeren Prol. F. L. Rutgers, Ds. F. Lion Cachet, Jlir. Mr. A. F. de Savornin Lohman en Prof. Dr. J. Woltjer. Correspondentie onderhouden vereischt ook, dat van tijd tot tijd de schriftelijke gemeenschap ver vangen worde, door de afvaardiging van personen. Vandaar dat uwe commissie nuttig acht, om, voor zoover daarvoor mannen zullen worden gevonden, die tijd en geschiktheid hebben, afgevaardigden naar andere vergaderingen buitenaf te zenden. In allen gevalle zal het naar hare meening goed zijn te verzoeken, dat afgevaardigden herwaarts worden gezonden. Daar het moe ei ij k is, nu reeds namen te noemen, geeft uwe commissie in over weging, om zoo eene uitnoodiging herwaarts komt, der Kerken van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht op te dragen, samen een drietal gdeputeerden, een bedienaar des Woords, een ouderling en een armverzorger derwaarts te zenden, De uitnoodiging om herwaarts te komen kan uitgaan van de Kerk van Utrecht, in overleg met de gedeputeerden onder punt 22 genoemd. De kosten voor deze deputatie zouden dan moeten worden gevonden, hetzij door de vier genoemde Kerken of door de Classis, waartoe die Kerken beliooren. Wat voorts punt 24 aangaat, acht uwe commis sie het zeer noodzakelijk, dat tot het opstellen van zulk een geschriftje worde overgegaan. In zoo beknopt mogelijken vorm zou daarin de toe stand der Kerken moeten geteekend en de aan vankelijke loop der hedendaagsche geschiedenis op ons kerkelijk gebied. De vervaardiging hier van ware wellicht best opgedragen aan de reeds meer vermelde commissie, met volmacht om óf zelve dien arbeid te verrichten, óf iemand in of buiten haren kring dezen arbeid op te dragen. Om zooveel mogelijk alle Kerken te bereiken, zou dat geschrift moeten verschijnen, behalve in de En'gelsche en Duitsche talen, ook in de Fransche. Worde dan als nevendoel bij de bestrijding van valsche voorstollingen niet uit het oog verloren, dat de vermelding van den zegen, dien de Heer ons aanvankelijk genadig verleende, getrouwheid schenkt, misschien nog zou mogen dienen als instrument, om ook elders het ingezonken leven, nog te prikkelen tot nieuwe energie. Gestadige mededeeling van den gang van zaken in buitenlandsche kerkelijke periodieke geschrif ten, ware gewis een treffelijk middel te achten om den hernieuwden band te sterken en opkomen de valsche voorstelling aanstonds tegen te gaan. Voor de uitvoering hiervan ware misschien te zorgen door van tijd tot tijd eene resumtie te doen vervaardigen der belangrijkste oilicieele mededeelingen in de Heraut, na eventueel getroffen accoox'd, op te nemen. Rapport V ovci* Art. 25. Wat art. 23 aangaat, meent uwe commissie voorshands nog niet te kunnen adviseeren om verder te gaan dan het duidelijk poneeren van het beginsel dat de Kerken gehouden zijn om den arbeid, te kwader ure en ten gevolge van hare ontrouw haar uit de hand genomen door genoot schappen en vereenigingen, weêr op te nemen, om de belangen van reeds onder de heidenen gestichte Kerken te behartigen en voor de stich ting van meerdere te ijveren. Meest zal dit voor de toekomst evenals in het verleden wel komen voor rekening der dassen aan de zeekust gele- fen, die nl. van Amsterdam, Rotterdam, en Mid- elburg, voor zooverre althans de uitvoering van dien arbeid betreft. Voor de voorziening in de onkosten aan dezen arbeid verbonden zullen na tuurlijk alle kerken moeten worden aangezocht. De nadere regeling dezer aangelegenheid zal nog tot eene, zij het niet al te verre, toekomst moeten verschoven worden. Voorshands zouden de Kerken reeds kunnen aanvangen met belangstelling (i- voor te toonen, door gelden bijeen te zamelen,, door nu reeds zeker eens, liefst meermalen, zoo mogelijk zelfs elke maand, er voor te collecteeren, terwijl dit Synodaal Convent een tweetal depu taten zou kunnen benoemen, aan wie die gelden werden ter hand gesteld, om dan te worden be steed op eene wijs als het naast aan de toepassing

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 2