Teijlingen gedaan, om op haar buitengoed 3» Poel wijk" nog eenige uren in vriendelijk samenzijn door te brengen. Menig hartelijk woord werd daar gespro ken en wij kunnen de indruk van deze samenkomstêïi en dit laatste samenzijn niet beter wedergeven, als met de woorden van bet lied, dat door bet booge geboomte van Poel wijk's vriendelijke dreven weer klonk Waar liefde woont gebied de Heer Zijn zegen. Daar woont Hij zelf, daar wordt Zijn heil ver kregen. tiÜ) illaa Uit de Heraut nemen wij bet volgende over. Het verdient ernstige overweging. Gelijk men zal toestemmen, behoort bet geld niet tot de edeler machten in ons menschelijk leven, ook al slaat men bet uit bet edelst metaal. Geld is dan ook voor Gods profeten nooit een hefboom in bun strijd geweest. En toen de Heere J'ezus optrad was bet er zoo verre vandaan, dat Hij in de geld- macht of in geldbezit kracht voor Zijn Ko ninkrijk zou zoeken, dat Hij veeleer zoo ernstig en krachtig mogelijk tegenover bet geld positie nam. Zijn naam voor de geheime booze macht die in bet geld schuilt was Mammon. Niet den rijke, maar den arme prees Hij zalig. Van een rijke zei Hij dat eer een kemel door bet oog van een naald, dan een rijke door de poort des hemels zou ingaan. Den rijken jongeling bad Hij, zijn geld achter te laten. Zelf bad Hij niets waar Hij bet hoofd zou nederleggen. Hij die rijk zijnde arm wierd opdat Hij ons rijk zou maken. En toen Zijn apostelen de wereld in gingen, vroegen ze nergens naar kapitaal of fondsen of traktement, maar werkten des noods zeiven in handwerk of beroep. Op dien grond mag dus aaugenomen, dat de kerk van Christus te verder afgaat van den Heere, boe meer ze zich hecht aan geld en zich met het geld als wapen ver dedigt. Nu ziet men in den tegenwoordigen ker kdijken strijd twee groepen tegenover elkander staan. Eenerzijdseen groep Doleerenden, - die, ja, naar plicht en roeping waakt voor het kerkelijk bezit, zoolang haar dit is toe vertrouwd, maar voorts willig afziet van traktementen en fondsen en gebouwen en stichtingen; en even gewillig, ja met vreugde, dubbele offers brengt, om noodgebouwen op te rich ten, haar herders van nooddruft te voorzien en den dienst der kerken te doen voortgaan en dat, let wel, niettegenstaande deze Do leerenden voor drievierden tot een stand der maatschappij behooren, die leeft van den dagelijkschen arbeid, in het zweet des aanschijns verricht. En daartegenover een groep C 1 a s s i- c alen, die zich juist omgekeerd aanstelt. Want ze int haar traktementen en maakt zich een geschenk bovendien van de trak tementen der predikanten die ze afgezet heeft, aldus met het brood barer slachtoffers zichzelven verrijkend. Ze teert op fondsen en stichtingen. Ze legt de hand op ge bouwen en kerken. Zelve geeft ze schier niets. En dat niettegenstaande bijna alle rijken en welgestelden juist met deze groep meegaan. Ja erger nog, als wapen in den strijd be zigt dezeClassicale groep deze dreigementen: 1. Gij Dominee, ga niet doleeren, want ge verliest uw traktement 2. Gij, Dominee, ga niet doleeren, want ge verliest kindergeld en academiegeld. 3. Gij, Diaken, ga niet doleeren, want uw fondsen ontgaan u, en gekunt in rechten worden aangesproken. 4. Gij, Kerkvoogd, ga niet doleeren want het zal in uw zak betaalt worden gezet. 5. En ook gij, Leeken, gaat toch niet doleeren, want dan sluiten we voor uw kinderen het weeshuis, we onthouden u be deeling, we zeggen u onze idandisie op, of jagen u, gelijk te Nederhorst-den-Berg, van ons Buiten. Kennelijk dus een groep Doleeren den, die, zij het in veel zwakheid, van het geld afziet en geld waagt. En daartegenover een groep Classi calen, die in het geld haar kracht zoekt en bij haar tegenstanders op hun gehecht heid, niet aan den Christus, maar aan het geld speculeert. Vrage Bij welke gróep zoudt ge Jezus' Apostelen hebben gevonden Iets wat gezegd wordt niet uit zelfver heffing, maar om in genade te roemen. Want dat gaat wel voor vast en zeker Waar een mensch ook uit zich zei ven van af kan, van de macht van den Gelddui vel, die Jezus Mammon noemde, maakt alleen genade hem vrij. In de Bazuin van 8 Juni komt een ingezonden stuk voor van den Heer Docent I Wielinga, waaruit wij het volgende over nemen. Wij bevelen het zeer ter overwe ging aan. Of Heraut, en Bazuin wel in één adem te noemen zijn in deze beschou wing, laten wij voor 't oogenblik voor rekening van den geachten schrijver. Zijn woord verdiend ernstig ter harte genomen te worden. - Menigen Inzender" in bovengenoemd blad had het wel mogen lezen, eer hij zijn gedachten openbaar maakte. Wellicht had hij het voor zich ge houden. De geachte inzender schrijft Bij het inzien der Bazuin van 26 Mei j. 1. gevoelde ik min of meer spijt, dat ook ik mij tot schrijven gezet had. Zij was »des doleerens" vol, te vol naar mijn bescheiden meening. Daarover te klagen betaamt echter niet mij. Ik zelf sta mee schuldig. En «desalniettemin" j kon ik een klacht niet onderdrukken. Ik vrees, dat de Christelijke bladen en met name Heraut, en Bazuin in dezen een weg opgaan, die niet goed is voor God. De stichting der broederen en de bloei van Gods Koningrijk, worden, naar ik vrees, op die wijze evenmin bevorderd. Verre zij het van mij iemand der broe deren te beschuldigen of hard te vallen. Gaarne neem ik aan, dat het van beide zijden om de eere des Heeren en om die I alleen te doen is. Gaarne, dat het heil I der broederen wordt gezocht en hun een- I beid beoogd. s Doch, vergun mij te zeggen, wij zijn, dunkt me in dezen zoo weinig nuchteren en manlijk. Wij schijnen zoo weinig ver- trouwen te hebben in Gods werk en we- ij ten zooveel te zeggen van elkanders b e- j doelingen. jj Het zakelijke wordt vaak begraven 011- ider het persoonlijke. Er worden meer ooren gekwetst dan harten gewonnen, jj Elkanders standp unt schijnt men I niet te begrijpen, veel min het u i t- gangspunt te waardeeren, om van daar uit de afzonde rlijke hande- 1 1 i n g e n te beoordeelen. I Iemand hiermee iets hatelijks te zeggen jj of tot zwijgen te nopen, is mijne bedoeling volstrekt niet. Alleen weet ik, dat zeer 0 velen in den Lande er zoo over denken in de overtuiging, dat er in dezen van beide j kanten wordt gezondigd. De Geref. pers is helaas thans verre van wat lieflijk is 1 en wel luidt. Goed gaat het thans niet, mannen broe- I ders. Ook dit is mijn stellige overtuiging. Het oog van den Koning der kerk kan l niet met welgevallen rusten op het »hak- ken" en houwen" wederzijds. Welk een treurig schouwspel bieden de Gereformeer- ji den in dezen aan hunne vijanden. Neen goed gaat het niet. En omdat jj ik mij nog roeping nog kracht bewust ben om als zedemeester der broederen op te treden en mij veel min vermeet I het hun te verbeteren, zie daarom had Ij ik min of meer spijt dat ik begonnen jj was ook een woord mee te spreken. Zelfs I stootte ik mij alreê aan een enkele uit- drukking in mijn eigen schrift. Niet gaarne zou ik de spraakverwarring l helpen vermeerderen. En met wat bovenal i Heraut en Bazuin in de laatste weken ten beste gaven voor mij, moet ik er, ondanks my zelven, wel voor vreezen. a Maar zou het niet kunnen, dat we we- s derzijds wat meer nadruk legden op b e- gins ele n en waa rheden waar- in we van harte overeenstemmen Bij de bespreking uitgaan van dat waarin men jj hetzelfde gevoelt en van daaruit dat bezien waaromtrent men nog verschilt, is een gulden regel voor elk vruchtbaar Jj debat, naar de wijze vermaning der ouden. I Daaraan gedachtig grijp ik weer moed. En Kuyper en de Cock en Gispen en I Brummelkamp hebben het herhaaldelijk beledenin de belijdenis der waarheid zijn we één. Herhaaldelijk hebben ze het j ook uitgesproken, dat ze ieder voor zich en al te zaam naar kerkelijke eenheid 1 staan en om kerkelijke eenheid bidden. Daarom ook geen discussies gesmoord. Maar laten we trachten ze te voeren naar eisch der beginselen en der roeping voor God, gebonden aan Gods woord, geleid door zijn Geest, met een gebed in het H hart voor de broeders, die men bestrijdt. Kerkelijlie Mededeelinge a, Te Koudekerke vergaderden Vrijdag 10

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 3