gevoelt weer Gods knecht te zijn, die niet ten eigen behoeve leven mag, maar die geheel voor den Heere heeft te leven. Hij wil weer ten koste ook van het hoogste, 's Heeren werktuig zijn om te toonen dat Jehova alleen God is en dat Hij de God van den ganschen aardbodem zal heeten. Met sterk roepen en smeeken is ook hij uit de benauwdheid verhoord. Als de Heere wederkeert om zijn geval lenen weder op te richten, of zijn gevan genen vrij te laten, dan vallen gewoonlijk deze beide feiten vooraf saam, dat de vijand het volk hard drukt en in zijn overmoed alle perken te buiten gaat, en dat het volk met verbrijzeld harte schuld belijdend voor 's Heeren aangezicht komt en uit de diepte roept. Daarom noch Simson's zonde, noch het doel des Heeren om hem te kastijden ver ontschuldigen den Filistijn of verminderen het misdadige zijner handelingen. Er ligt in het gebed van Simson diepe verootmoediging en schulderkentenis. Hoe geheel anders klinkt dit smeeken, van zijn woord v s 20. Alle hoogheid en eigenwilligheid is weg. Hij is klein en laag voor God geworden. Niet uit gemelijkheid (gelijk vs. 16) maar uit erkenning van Gods recht, dat hij ge schonden en tekort gedaan heeft, wil hij thans gaarne sterven. Hij sterft met de Filistijnen. In geen anderen weg kan 's Heeren eer en recht worden hersteld, en op geen andere wijze kan Israël van de onbesnedenen worden verlost. In dat sterven heeft hij ook pas recht zijn roeping vervuld, n. 1. Israël aanvan kelijk te verlossen van de Filistijnen. Wat hij ziende niet vermocht, dat kon hij nadat hij blind was geworden en zwak. De Nazireërsgave eenmaal en geheel verzondigd, wordt nu als een genade gave afgesmeekt. Zoo had Simson nog nimmer gebeden. Nog nooit had hij zijn God zoo noodig gehad. De Heere had hem leeren bidden. In zijn diepe ellende had hij op vrije ge nade leeren pleiten. Het is bij Simson als bij David en bij zoo menigen Godsman, zijn zaak is 's Heeren izaak wat men hem aandoet, is als 't ware den Heere aangedaan.Niet om zijns persoons wille, maar om zijn ambt, dat is om zijn God in hem te smaden, daarom hebben zij hem de beide oogen uitgegraven. Als Hij dus die oogen wreekt, dan wreekt Hij den Heere. Dan handhaaft de Heere .zijn recht en macht en eere onder de heidenen. Hecht en genade gaan in zijn sterven dan ook saam. Hij sterft wel met deze goddeloozen, maar hij sterft niet den dood der goddeloozen. Ook deze heilige Keeft niet als de Filistijnen het verderf gezien. Hij heeft geen smadelijke maar een eer volle begrafenis. Laat ons nu ook nog opmerken welk een treffende type hij is van 't lijden en sterven Christi, die in zijn verbroken wor den en sterven Zijn volk van het geweld des duivels en des doods heeft verlost. En die ook op zijn kruis de zonde des volks ten toon gesteld en veroordeeld heeft, en ook aan hetzelve de overheden en de machten uitgetogen en openbaar ten toon gesteld heeft, en door dit kruissterven over hen heeft getriumfeerd. Dat nu het volk des Heeren niet telken male, en ook in onze dagen niet wederom met de Filistijnen omkomt, is alleen om de voldoening van den schuld en straf en banden en oordeel overnemenden Borg. Israël had moeten sterven, maar dan was het weg geweestdoch nu sterft Simson in 'sraël's plaats, en alzoo wordt het volk vrij van den Filistijn en van den dood. Deze buiten en voor hen bewerkte verlossing moet nu ook in hen worden volbracht, aan hen toegepast. Tot zoolang zijn ze in hun schatting nog ellendige gebondenen. Lezer, wij hebben saam kortelijk Simson beschouwd. Mocht de Heere dit alzoo aan U en mij heiligen, dat wij met al het volk des Heeren, persoonlijk én als kerk onze Nazireërs roeping mochten leeren ken- nen en erkennen en betrachten. De Heere deed ons zien, hoe in den Nazireër alle krachten licht en bekwaam heid alleen uit en door en tot God is. Hij moet alleen wonen. Het volk des Heeren moet een afgezonderd volk zijn, niet gelijk de farizeën dit waren. Af gezonderd wil ook niet zeggen zon der- 1 i n g. Geen der bijbelheiligen was een zonderling. Zij leefden in de wereld en in hun tijd, en waren toch blijkbaar niet van de wereld. Naar zijn mensehheid, als de mensckTezus, ging de Heiland op ter bruiloft en ter maaltijd zoowel als in het klaaghuis. Hij ging mede op tot het feest en onderhield de kerkelijke samenkomst in het diepge zonken Israël, in die zoo diep gevallen kerk. Doch in dit alles woonde Hij altijd alleen. Juist door alle dingen te doen in den dienst naar den wil tot de eere en ter handhaving en volbrenging van het recht Gods. Wij hebben ook gezien wat den Nazireër ten val brachf, en wat hem alleen in staat stelt zijn roeping te volbrengen. Bedenken wij nu hierbij, dat de Heere ons zijn Woord gaf opdat wij zouden kennen en doen wat tot de eere Zijns naams en tot de zaligheid onzer zielen noodig is. Niet in het weten, maar in het doen der dingen, welke de Heere ons hier voor- steld is de zaligheid gelegen. Vooral ook voor onzen tijd, niet het minst voor de ambtsdragers in 's Heeren kerk, is Simson tot veel leering en ver maning en beschamende onderwijzing. Leest nog eens in zijn geheel, wat wij hierover elkander voorhielden. Zegene de Heere ook dezen zwakken arbeid tot de eere Zijns naams, tot opbouw j Zijner kerk, tot zaligheid voor zielen. Doe Hij genadig verzoening over het gebrek dat 't aankleefd. Zevende Jaarvergadering der Vereeniging voor Hooger Onderwijs cp. Gereformeerden grondslag, 15 en IS Juni. »Is deze vergadering niet van de dolee- rende Kerk" zoo werd Woensdagavond gevraagd door sommige nieuwsgierigen want htt is al weer zoo vol in 't Schut tershof. Thans was het doel van dit samenzijn niet de bediening des Woords als zoodanig, maar gold het de stichting, door God aan Nederland geschonken, en die dienen moet om in Zijne kracht en tot Zijne eere de wetenschap te beoefenen en dienstbaar te maken aan het haar door God gestelde doel. De Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag werd in den gebede den Heere opgedragen, nadat vooraf, door den man, aan wiens naam deze stichting onafschei delijk is verbonden Dr. A. Kuyper, naar aanleiding van Hebreen XI716 de saamgekomene schare wees op het »Tweëerlei Vaderland", van God geschonken, door onze schuld in botsing gebracht, en ook bij die botsing alleen naar den Woorde Gods te waardeeren. Plaatsruimte belet ons om van deze keu rige en diepzinnige rede, ook maar een- kort overzicht te geven gelukkig dat de geliefde schrijver haar door den druk ver krijgbaar heeft gesteld. Den volgenden morgen te 9 uur werd de algemeene vergadering gehouden, waar de belangen der stichting werden bespro ken en ook hier was ruimschoots gelegen heid om nader kennis te maken met het onderscheid en de overeenkomst van deze stichting, met den strijd die op Kerkelijk gebied wordt gestreden. Het conflict is ontstaan door de Vrije Universiteit, zoo- zegt de vijand, maar hij die de Universi teit kent beweerd, en niet ten onrechte, dat de strijd in de Kerk is uitgelokt o m de Vrije Universiteit te vernietigen. Hoe gaarne zouden wij een uitvoerig overzicht van deze belangrijke besprekin gen geven, doch ook hiervoor worden wij door plaatsgebrek verhinderd. De volgende samenkomöt die ten 2 ure werd geopend, was belegd, om aan hen die tegen de uni versiteit bezwaren hadden, deze in 't open baar te bespreken. Om deze bespreking in eene goede orde te doen plaats hebben, werd vooraf door Prof. Dr J. Woltjer een drietal stellingen verdedigd, die in hoofd zaak bedoelden het goede recht der stich ting en hare grondslag te bepleiten. Met belangstelling werd dit uitstekend referaat aangehoord; en behalve Ds. Littooij die eenige bezwaren had tegen de universiteit,; doch welke thans niet aan de orde waren, of door den spreker werden weerlegdwas er niet een der tegenstanders, die van de gelegenheid gebruik maakte om in 't open baar de stichting te bestrijden. Aan de broederlijke maaltijd vereenig- den zich een 70tal personen, die daarna bijna allen gebruik maakten van de vrien delijke uitnoodiging, bij monde van Ds. B. van Schelven uit naam van mevrouw van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 2