Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken.
ÜHfederd. Geref. Kerk (dHeeren Ie)
<§ercf. Serf! (dotterende)
XLV.
No. 17.
11 JUNI.
1887.
j^ED ACTEUR Y' y{> J^LAARHAMER.
V. D. M. te MIDDELBURG.
Want de HHERE is on/.e Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal
ons behouden.
Jesnja S3 22.
Deze bode verschijnt eiken Vrijdagavond.
Abonnementsprijs per 20 nummers Ir. pp.
(bij vooruitbetaling) f0,50.
Advertentiën van 15 regels - 0,30
Iedere regel meer- 0,05
Uitgever
K. LE COINTRE
MlDD'jslbur g.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan
Brandofferen, en Slaclitoffercn, als aan het gehoor
zamen van de stem des HeerenP Zie gehoorzamen is be
ter dan Slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen
I Sam. 15 22.
Bijdragen en ingezonden
stukken aan den Redacteur.
Abonnementen en Advertentiën
aan den Uitgever.
van MIDDELBURG.
G-ODSDIEISTSTOEF EZSTI^STG E^ST
ia de week van 12 tot 18 Juni.
Zaal „S c li u 11 e r s li o f."
Zondag 12 Jani.
's voorm. half 10 uren lis. KLAARHAMER. Doop.'
's avonds 6 nren D KLAARHAMER.
Catechismus Zondag 4.
Officiëele mededeelingen van
den lierkeraad.
Aangifte voor doop, en trouw, inschrij
ving in het duplicaat- lidmaten- of doop
boek, aanvrage om of indiening van
attestatie voor deze week op Vrijdagavond
van 8-9 uren. (Gebouw Spanjaardstraat.)
De commissie voor de geldleening houdt
zitting Vrijdagavond van 7-9 uren. (Gebouw
Spanjaardstraat.)
sxm;sois[.
Richteren 16:10 v.v. Bij den eer
sten overval der Filistijnen kon het schijnen,
alsof zij uit zichzelf' kwamen, maar nu
dit herhaaldelijk geschiede, kon het toch
voor Simson niet onduidelijk meer zijn,
dat Delila hierin de hand had.
Het is duidelijk, dat Simsons ziel door
de dienst der zonde beneveld is. Hij steunt
blijkbaar op zijn kracht, en niet meer op
dien God, wiens Nazireër hij is. Hij be
schouwt zijn sterkte blijkbaar als een
goed dat hem toekomt, en waarover hij
naar eigen willekeur kan en mag be
schikken. Gevolg van deze beschouwing
is, dat hij dan ook zijn Nazireërs-
gaven gebruikt ten dienste van zijn
vleesch.
Hoe treurigen aanblik, niet waar Lezer,
dezen Godsman al dieper te zien zinken
Gij bemerkt het, als Satan U maar eerst
heeft kunnen koppelen aan uiterlijk
schoon en lieflijk doch i n n e r 1 ij k
kwaad gezelschap, dan kan hij het verdere
rustig afwachten, want de voor U verder
felijke en de voor Uw God onteerende
werking van zulk een zamengaan blijft
niet uit.
Hoe zien wij in dezen Richter de nood
zakelijkheid van 's Heeren eisch, dat
Zijn volk alleen zal wonen,
dat het zich niet mengen zal met de
heidenen. Hoe noodig is het, dat de ge
meente des Heeren telkens herinnerd wor
de aan de vermaning des apostels in 2
Corinthe6:17. En hoe wordt in
dezen N azireër, tot onze afmaning van deze
vereeniging met de ongeloovigen, de be
dreigde vrucht èn straf dezer zonde
gezien uit Jozua 23 13.
De Delila's taak is echter om dit alles
een vreeschelijk werk, en het oordeel Gods
over zulken, die zich van Satan als een
middel ter verstrikking van Zijn volk heb
ben laten gebruiken, zal gewis ontzettend
zijn. De macht die zij over Simson heeft
is een zondige en ongerechte, een schul
dige voor haar zoowel als voor Simson,
aangezien de Nazireër door dezelve aan
's Heeren dienst wordt onttrokken, en alzoo
Jehova's recht op hem wordt verkort.
Fs. 15. ïUw hart is niet met mij".
Zijn liefde was dus geen echte liefde,
maar niets dan zelfzucht. Welk een ver
wijt uit den mond van deze hoer! Zij eischt
Simson geheel voor zich. De wereld wil
niet deelen met God, zoomin als de Heere
deelen kan met de wereld. De Nazireër
is in een toestand, zooals die in de leu
gen van satan den mensch al van oude
tijden af is voorgespiegeld, Gij zult als
God zijn." Niet behoorende aan eenig
heer, maar aan uzelf. Simson dient nu
niet Jehova, en toch, die hoer wil hij ook
niet dienen, maar hij is bezig 's Heeren
gaven en de schoonheid en liefde dezer
Delila ten dienste zijns vleesches te ge
bruiken.
Terwijl de Heere nog zwijgt, is juist
Delila de eerste, die hier tegen opkomt.
Simson moet kiezen tusschen den
Nazireër èn zijn zondig vleesch,
tusschen de vrijheid van Gods volk
èn de banden der Filistijnen, dat js
dus voor of tegen zijn God.
Vs. 16. Deze keuze valt Simson uiterst
zwaar. Zij komt hem ook zeer ongelegen.
Waarom konden de zaken toch ook niet
blijven als zij waren Waarom kon nu
niet de Israëliet met de Filistijnsche in
vleeschelijke rust en lust zamengaan,
heide blijvende wat zij waren Waarom
nu die rust en lust verstoort, door dat
dringen tot wat hij niet kon en niet
mocht
Hoe wordt dit juk den dienstknecht
van den levenden God tot eene kwelling
der zielevenals het verblijf in Sodom
den rechtvaardigen Lot.
Zijn ziel is verdrietig tot stervens toe.
Hij wenschte in gemelijkheid, zijner ziele
den dood. Ontzettend Liever sterven in
de zonde dan breken met haarOch
Lezer, het stond zoo met deze ziele, dat
zij meende alleen door den dood van de
zondemacht vrij te kunnen komen. In
zichzelf voelde zij geen macht, en de Heere
was geweken. Simson gevoelt, dat het
oogenblik komt, waarin hij zijn heilgeheim
aan deze hoer zal moeten ontdekken, en
waarin de onbesnedenen over Gods Nazireër
zullen triumfeeren en juichen.
Neen, hij zondigt niet meer met genot,