Reilgeheimen voor een hoer, vereenzelvigt
zich met de van haar God af'hoereerende
•wereld, en komt eindelijk zoover, dat zij
ook de laatste band zou losrukken, die haar
nog aan haar ontferm er bindt.
Doch zie, dan treedt vrije, almachtige ge
nade toe en grijpt die ziele en trekt haar
uit het verderf. Dan wordt Simson uit
Delila's banden bevrijd. Dan wordt de we-
derhoorige behouden doch »als door vuur".
In dezen Simson heeft de Kerk van alle
eeuwen, gelijk het Israël van toen, een
beeld van zich zelf. In zich zelf b 1 ij f t
zij die braambosch (of doornbosch) uit
Exod. 3. Voor den Heere onbruikbaar en
zonder waarde. En alleen door de loute
rende inwoning en werking van den Heiligen
Israels, die haar bij wijlen als een vuur-
brand is, wordt zij een volk tot 's Heeren
dienst en eere bekwaam.
»Zal ik dan het lichaam van Christus
nemen, en maken ze leden eener hoer
Dit is Simsons schrikkelijke zonde: Hier
door krijgt Satan macht over hem, hier
door wordt de Naam en het Verbond des
Heeren ontheiligd.
Dit is ook de zonde der kerk van
Christus, zoo menigmaal zij zich binden
laat aan de wereld, aan het ongeloof. Zij
trekt dan een ander juk aan met de on-
geloovigen, zij tracht gemeenschap te stel
len, tusschen licht en duisternis, voor zoo
veel haar aangaat, tracht zij Christus
en Belial te doen samenstemmen, en wil
God en de afgoden in één tempel dienen.
Naar vs. 2 juichen de Gazieten. Geen
wonder. Zij meenen door hun sterke mu
ren en poorten den Nazireër in hun macht
te hebben. Daarbij als de onbesnedenen
Simson in de armen eener hoer zien, dan
verstaan zij het wel, dat zulks in de oogen
van Israëls God niet welgevallig kan zijn.
Bileam's raad is niet zoo spoedig vergeten.
Zij zullen tot het morgenlicht wachten,
het oogenblik als Simson in de bedwel
ming der zonde machteloos tot weerstand
zal zijn, naar hun meening dan zullen
zij hem dooden.
Dit is altijd de ure door Satan en we
reld gekozen om, ware het mogelijk, Gods
volk te dooden.
De wereld meent dan, dat de Heere de
Zijnen om hun zonde en ontrouw verlaat;
dat Hij hun Zijn liefde onttrektdat Hij
nooit meer van ontferming zal willen
weten.
Soms zijn dit ook de gedachten der ge
vallen zielen. Zij denken vaak zoo hard
over God. Dan is het hun zeer bange.
Zij zien dan den Borg niet en zijn daar
om in hun denken een oogenblik der we
reld gelijk, welke dien Borg niét kent, en
niet verstaat, wat genade is.
O, dat toch Gods volk en Kerk ook in
onze dagen mocht verstaan hoe verderfe
lijk en onbetrouwbaar de vriendschap der
wereld is zoowel in Kerk als in Staat,
voor hart en voor huis.
Toch hadden zich de Gazieten vergist.
Simson staat te middernacht op. Hij is
zich nog bewust in vijandelijk land te
ijjn. Hij is n o g Nazireër, nog Israëls
richter. N og schudt hem de Heere wak
ker uit zijn zondige rust.
Nu blijkt dat geen koperen poorten
hem konden binden, zoomin als weleer
Juda's banden. Simson maakt de sterkste
veste der onbesnedenen tot een ontbloote
stad, juist op het oogenblik als zij al hun
krachten en waakzaamheid en overleg te
gen hem aanwenden.
Welk een prediking voor Israël. God
bevrijdt zijn volk uit 's vijands poorten,
waarbinnen hun eigen zonde hen opgeslo
ten had, al ontsluiten zij hetzelve ook
geheel.
Neen de poorten der hel zullen Zijne
Gemeente niet overweldigen.
Voor Gods volk is, indien het in 's
Heeren kracht mag staan, de wereld een
ontbloote, gansch machtelooze sterkte.
Welk een heerlijk beeld is hier Simson
van Christus.
Immers nadat Hij in de gevangenis zijns
volks was ingegaan, heeft Hij de kerker
deuren weggenomen, haar boeien en tou
wen gebroken, ja in zijn opgaan naar
den hooge de gevangenis zelf gevankelijk
gevoerd. Psalm 68 19.
O, dat al Gods volk het toch verstaan
mocht, en zich van zijn eenigen Koning
en Behouder toch als vrijgemaakten liet
uitvoeren.
De Heere zal zijn dood volk levend
maken, en zijn bevrijden uit hun banden
en kerker in de ruimte uitleiden, en zich
eeuwig van dit volk doen dienen.
Aan de Nederd. Gereformeerde (ïïerv.) kerken
in de Classis Middelburg.
V. {Slot.)
Indien het U gaat als mij Lezer, dan
is het U een welkome zaak dat boven dit
artikel staat »slot". De nood was ons
opgelegd, wij mochten die Openbare Brief
der Classikale Heeren niet onbesproken
laten. Wij moesten wel aantoonen hoe
onwaar dit stuk in elk opzicht is.
Om verschillende redenen een ver van
aangename taak. Doch de vele onwetenden
onder ons, mochten door dat honingzoete
schrijven niet misleid worden, en onze
kinderen na ons moeten ook uit onze open
bare geschriften een antwoord kunnen
vinden op de vraag, aan wiens zijde het
recht, de waarheid en de historie stond.
Alleen over bladzij 12 van den bewus-
ten brief dan nog een enkel woord.
De schrijvers weten zeer goed dat de
kwestie niet loopt over zaken bij hun Sy
nodaal reglement geregeld en waarvan de
Bijbel niet spreekt, maar dat d i t de re
den is waarom al wat gereformeerd is die
reglementen verwerpt, dat zij nl. inde
plaats van Gods Woord zijn gesteld en
willen gesteld zijn. In de laatste 12 maan
den is genoeg gebleken, evenals in de
dagen der afscheiding, dat het genootschap
eischt, dat men de Kerk niet naar het
Woord maar naar haar verordeningen zal
regeer en.
Die aan deze Godonteerende eisch niet
voldoet wordt eenvoudig als een oproer
maker uitgeworpen.
Nu staat die eisch wel niet met zooveel
woorden beschreven, neen daarvoor heeft
men wel opgepast, doch al de zoogenaamde
vonnissen, tegen de gereformeerde ambts
dragers uitgesproken, zijn op die regle
menten gegrond, terwijl die quasi rechters
en hun aanhangers hun doen verdedigen
met argumenten aan die reglementen, en
aan de door dezelve gemaakte orde en
rust en eenheid, ontleent.
In tal van geschriften, ook in bijna elk
nummer dezer Kerkbode is aangetoond, hoe
menige bepaling die verordeningen bevatten,,
welke regelrecht tegen Gods Woord is.
Gewis, 's Heeren Woord is geen regie-
mentenboek, en het kan zeer licht gebeu
ren, dat men bepalingen heeft te maken
omtrent zaken, welken niet in dat Woord
genoemd worden doch de vraag is dan
maar, of die zaken bepaaldwor-
den naar den regel van 's
Heeren Woord, dan wel naar den
regel van een ongoddelijke orde, een val-
sche eenheid en een schuldige rust.
Naar dezen laatsten regel zijn de zaken
in de reglementen bepaald, dit i s aange
toond naar den eersten regel gaat het
in de Dordtsche Kerkenordening. Waarom
trachten de briefschrijvers hier, gelijk
elders, in dit geschriftje behendig de eigen
lijke kwestie op zij te zetten 't Is hun
toch niet te doen om de Walchersche
Kerken zand in de oogen te werpen
Art. 61 der Synodale reglementen zegt x}
»Bij de Synode berust de hoogste wetge
vende, rechtsprekende en besturende machte
onder de verschillende waarborgen, in
dit Algemeen Reglement en in de bijzon-
»dere reglementen vastgesteld".
Nu weet ieder dat de wetgevende-recht-
sprekende-besturende macht, te zarnen do
koninklijke macht uitmaken. Deze
kracht draagt in hemel en op aarde al
leen onzen Heere Jezus Christus en meest*
in Zijn Kerk openbaart Hij deze Koninklijke
macht in al haar deelen. Deze waarheid
behoeft niet bewezen voor u.
Oordeel nu zelf of deze zoogenaamde
Synode in haar bestaan en bepalingen de
Koninklijke macht des Heeren aantast of
niet. Ieder die de handelingen en vonnis
sen in naam van het genootschap gedaan
en gesproken kent, zal moeten erkennen
dat dit beweren geen hol klinkend woord
maar een onlochenbaar feit is.
Dat art. 61 spreekt ook van verschil
lende waarborgen" doch onder deze waar
borgen is er niet een die ongeveer als
volgt luidt: Wetgeving, rechtspraak en
s> bestuur moeten tot grondslag en regel
hebben Gods Woord, opgevat inden zin
»der belijdenis. Een bepaling, een vonnis
»een daad, niet op dezen grondslag rustend
»en van dezen regel afwijkend is nietig".
Zie deze waarborg ontbreekt geheel.
Indien deze reglementen Christus als
Koning eerden, zij zouden nergens spreken
van wetgeving en rechtspraak". Ditkorpt
niet te pas. De kerk is geen aardsch
Koningrijk.
Regel 15 van onderen af op bladzij 12
zeggen de Briefschrijvers: »alle Synoden
ter wereld saam kunnen aan deze regee
ring niets toe- of afdoen". Is dit njet
mooi gezegd Lezer En vindt gij het niet