den" en Klaag 1. 5:18 »0m des b er g s Z io n s w i 1, d i e verwoest is, waar devossenop loopen" wordt de vos als beeld van Gods oordee- len, en van de werktuigen waarmede Hij straft, gebruikt. In Ezechiël 13:4 worden de valscbe profeten nossen in w o e s t e pi a a ts en" genoemd, en in Lukas 13 noemt de Meester Herodns een vos. Die vossen van Simson zeggen ons dus: dat de Heere zijn ver woestende oordeelen over de vijanden zijns volks zal bren- g e n.Zij zijn bet instrument waardoor de Heere zijn rechterlijk vonnis aan de Kananieten uitvoert. Dit was Israels taak. Als de Heere zijn knecht uit Egypte riep en uit dat diensthuis uitvoerde, dan gaf Hij hem, na 40 jarige voorberei ding, z ij n zwaard in de hand om z ij n recht aan den Kananiet te volvoeren. Over dit zwaard had Israel geen zeggen. Niet waarheen h ij wilde, maar waarheen de Heere gebood, moest hij liet wenden Niet als het Israel genoeg scheen maar als 's Heeren bevel volbracht was, mocht dit zwaard worden afgelegd. Daarom bezondigde Israel zich schrikke lijk toen het dat zwaard ging beschouwen als het zijne, waardoor hij zich kanaan ten erfdeel verworven had. Daarover kwamen de oordeelen welke de Heere bedreigd had. Jozua 23 13. Om dat Israël geweigerd had den Heere in zijn geregtigheid te eeren, nu neemt de Heere zijn eere door in de kastijding den ongehoorzamen zijn recht te doen hand haven. Er ligt in dit gebruiken van die vossen Voor Israel een diepe vernedering en beschaming. Wat het volk had behooren te doen, doet de Heere door middel dier laffe vossen. Het gebonden volk wordt dus wel door Simson bevrijd, doch als het aan deze u 7 verlossing wordt ontdekt, zal zij hetzelve allereerst beschamen en diep verootmoedi gen voor den Heere. Genade verootmoedigt, verbreekt, maakt klein. Dit is een kenmerk waarop ook in onze dagen weer dient gelet. Het wordt altijd waargenomen als de Heere een persoon of een huis of 'een kerk reformeert, d. i. gereformeerd maakt. Aan de Nederd. Gereformeerde (Herv.) kerken in de Classis Middelburg. HL Indien wij het woord»Kerk" inde clas- sikale ontboezeming (bladz. 10 onder aan) uit den bekenden Openbaren Brief nemen in den zin van plaatselijke kerk, dan komt het ons nog voor, dat in de be doelde woorden te veel is gezegd. Wat wij gereformeerden ^prediking des Woords Gods" mogen heeten,dat wordt uitgemaakt door onze Belijdenis, dat is door de 3 Formulieren van Eenig- heid. Aan die maatstaf gemeten kan de bewering der Classikale Heeren den toest niet doorstaan. Immers waar men ook het gereformeerde overblijfsel ontmoet in deze Walchersche kerken, dan is het steeds dezelfde klacht, dat het juist die prediking öf slechts ten deele of gansch niet in de oude gereformeerde kerken meer kon hoo- ren. In den regel zag men dan ook hen, die van God gegrepen werden, al spoedig naar de zamenkomsten der oud-gerefor meerden of naar die der Christelijk gere formeerden gaan, om daar te zoeken en te vinden wat zij blijkbaar in eigen kerk gebouw moesten missen. Het eerste kenmerk der ware kerk is dat zij» de reine predicatie des Woords oefent" en de eerste taak des ker- keraads is d e ware religie" te onderhouden en te dóen dat de ware leer haren loop hebbe". Kan men zeggen dat dit geschiedt in Kerken waar de Kerkeraad, als die te Middelburg bijv., jaar en dag toelaat dat in zijn kerk op zijn kansels en in zijn catechisatiën modernen en etischen, benevens een enkele gereformeerde arbeider Ons dunkt neen. Over de bewering dat de bondszegelen naar de instelling van Christus worden bediend, kunnen wij kort zijn. De Heeren weten dat dit niet zoo is. Zij weten dat dit door enkelen niet geschiedt, en door anderen slechts in zooverre dat de Formulieren geheel of gedeeltelijk worden gelezen terwijl tot de meest gereformeerde predikant in kerken die mede de synodale organisatie zochten gedwongen is zoowel belijders als loochenaars van den Christus der Schriften tot het gebruik dei- sacramenten toe te laten. Overigens had deze gansche ontboezeming daarom wel kunnen wegblijven, omdat allerminst hij, tegen wien de bewuste brief gericht werd, beweerd heeft en evenmin nu beweertdat eenige plaatselijke kerk der classis Walcheren ophield een ware Kerk te zijn. Hij beweert en bewijst telkens dat al die kerken in zeer vervallen toestand neer liggen, en niet kunnen noch zullen weder opleven, tenzij eerst de anti christelijke organisatie van hun is wegge nomen. Op blz. 11 wordt gevraagd of er ooit een tijd is geweest „waarin deze tucht volkomen werd uitgeoefend Mijne hee ren, daarover gaat het geding niet. De vraag is of de kerkelijke tucht zal gebruikt worden, om de zonden te straffen, dan of deze niet zal gebruikt wordenof men zich zal aanstellen naar het zuivere Woord Gods, verwer pende alle dingen, die daar tegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd, dan of men dit niet zal doen. De gereformeerden zeggen en bewij zen, dat dit in onze kerken niet meer geschiedt en dat het toch moet, maar dat de organisatie van 1816 dit onmogelijk maakt, wijl zij èn in beginsel, èn in de praktijk daar tegen is. G ij hadt me in uw Brief moeten aantoon^n, dat dit zeg gen en bewijzen der gereformeerden mis is. Het helpt u daarbij niets of gij ons verhaalt van deze of die dominé, die ge heel naar zijn p e r s o o n 1 ij k wenschen en goeddunken tracht, zoo goed als het gaan kan, tucht te gebruiken, en naar Gods Woord de kerk te besturen, en Christus als Hoofd te erkennen. Immers, het moet krachtens het ambt van wege de Kerk en naar den eiseh des Woords geschieden. Nu |hebt gij slechts gezegd wat ieder wel wist, dat onze vaderen zondaren waren, die zelfs met Gods Woord in de hand en een gebed in het hart, toch nog geen goed werk konden doen. Dit verwondert voorwaar geen enkel gereformeerd mensch.- Onder aan bladz. 11 raken de Brief schrijvers weer van het pad af. Immers daar vermanen zij ons het kerkgenootschap (d. i. hot Ned. Herv. Kerkgen.) wel te onderscheiden van de eene, heilige, alge- meene, Christelijke Kerk. Het komt ons zoo vöór dat de gereformeerden in onze dagen dit nog al doen, en ten andere loopt het geding niet over deze onder scheiding maar over dat zoogenaamde kerkgenootschap zelf. Wij beweren en bewijzen dat dit genoot schap gansch verwerp el ijk is. èn om zijn beginsel, èn om zijn organi satie, èn om zijn daden. Dat gansche genootschap is o n k e r k e 1 ij k in de wereld gekomen en aan de kerken opge legd het vertoont de kenmerken die ook de valscbe kerk vertoont het doet de kerk niet groeien en bloeien maar verstikt haar. Dit is in wetenschappe lijke werken in brochures in dag en weekbladen in predikingen door der gereformeerden aangetoond en nu kwamen deze Heeren op bladz. 11 o. a. eenvoudig zeggen: d a t kerkgenootschap moet zijn wetten hebben" enz. Wie ontkent dit? Wie handelt er van die noodzakelijkheid? Niemand geachte Heeren. Gij hadt hier liever ons moeten aan- to one n, dat wat wij en zooveel an deren van uw genootschap zeggen, o n- w a a r is. (Wordt vervolgd.) Kerkelijke Mededeeliug-en. Ook de Kerken van Makkum c. a. en die van Bedum zijn door hun kerkeraad van onder het Synodale juk uitgeleid, om voortaan met erkenning van 's Heeren Koninklijk recht naar Gods Woord te worden bestuurd. Zoo gaat deze goede zaak bedaard maar zeker haar gang. Ruim 40 kerken zijn nu reeds uitge treden en kunnen nu, zoo de Heere helpt, het werk der reformatie doorzetten. Het is opmerkelijk, hoe weer de Syno- dalen woeden, en geweld noch leugen ontzien om dit werk te onderdrukken, hoè meer zij zelf versmelten en dit werk groeit-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 2