op goede gronden te kunnen aantoonen,
dat iemand die dit doen wil, zich dan, wat
ons land aangaat, voegen moet bij de
Nederduitsche gereformeerds kerk van de
plaats zijner inwoning. Het lean dan wel
zijn dat hij die kerk in diep verval en
nare ellende vindt, doch zoolang zij niet
gansch verdween, en de valsche kerk in
haar plaats opkwam, zoolang blijft de
eisch van art. 2 9 gelden.
Heen uit onze kerk, de kerk onzer
vaderen, de kerk der martelaren, die de
Heere hier geplant en onderhouden heeft
uitgaan, dat k u n n e n en mogen wij
niet, maar wat wij wel kunnen en
mogen en moeten, dat z uilen-wij
onder beding van Gods genade ook doen,
nl. clie kerk vrijmaken van een opgedron
gen en ingedrongen Synode met al zijn
vrome en onvrome handlangers.
KerkelijUe M,ctiecleeliaijs;esi.
Wie tegenwoordig' het oor te luisteren
9.
legt in onze kerkelijke kringen, maakt al
spoedig deze opmerking, dat terwijl de gere
formeerden hun doen en belijden trachten
te rechtvaardigen met een beroep op Gods
Woord, de geschiedenis en het recht, hun
tegenstanders meest niet anders doen dan
uit de hoogte hen oordeelen en veroordeelen,
zonder eenige poging zelfs om hun vonnis
te rechtvaardigen, of indien zij al het
een en ander ter hunner verdediging bij
brengen, dan is dit ontleent aan de regie- l
men tui of aan het nuttigheidsstelsel. Van -
een opkomen voor de eere en het recht en
de waarheid Gods is echter bij den tegen
standers der Reformatie geen sprake.
Erge vrome tegenstanders zeggen Wat
baat al die uitwendige hervorming, wat
baat het of men die zonde al uit de kerk
tracht te drijven, zoolang het hart onbe
keerd en vol zonde blijft? Neen, neen,
als de Heere maar eens de harten bekeert,
komt die kerkhervorming wel van zelf"
enz. Dit is zeer gemoedelijk maar god-
vreezend is het niet en evenmin schrif
tuurlijk.
Simson dacht er anders over en Samuel in
1 Sant. 12 blijkbaar ook. In 1 Kon. 21 29
volgde de Heere tegenover Achab een
andere Wet.Volgens het zeggen van die
O oo
vromen, zou het dan ook zoo tamelijk
wel hetzelfde zijn, hoe het in een huisgezin
van onbekeerden toegaat; moet men dan
ook maar niet trachten, een dronkaard
van zijn dronkenschap af te brengen,
noch een hoere van haar hoererij, noch
een dief van zijn stelen, noch een hande
laar van zijne oneerlijke praktijken, zoo
hij die pleegt, zoolang de Heere deze
lieden niet bekeert.
Deze vroome praters hebben ook naar
het schijnt een vreemd begrip van kerk."
Zij miskennen bovendien het werk dat de
Heere blijkbaar aangevangen is te werken.
Er zijn nog andere tegenstanders die
weer andere bezwaren hebben. Het zijn
meest zeer brave en soms gemoedelijke
mensclien.
Zij zouden nu wel- hun goedkeuring aan
deze reformatie willen schenken, als het
maar wat fatsoenlijker ging. fear nu,
o foei, kerkhouden in een zaal waar straks
weer wordt muziek gemaakt of andere
wereldsche dingen gebeurenen dan,
wat komt daar zamen een troep boeren,
en dan van Dijkianen, en dan nog allerlei
andere m indere ménschen, maar van dat
andere brave betere soort mensclien ziet men
er geen een. Neen, zulk een zaak, dit is
uitgemaakt, kan niet goed zijn In het
huis van Simon den Farizeêr den Heere
Jezus met een bezoek vereeren, dat gaat
wel, maar dat Hij ook aanzit met hoeren
en tollenaren, ja dat gezelschap zoekt
boven anderen, dat is toch wel hinderlijk,
vooral als men daardoor ook zelf met dat
mindere soort mensclien in aanraking jj
moet komen op voet van gelijkheid.
Dat het in vroegere hervormingen nooit
anders, en menigmaal slimmer is toegegaan
I dan nu, bedenken deze lieden niet, of
zij weten het niet. Dat wij wel ge-
d w o n g e n worden buiten ons kerkge
bouw als gemeente zaam te komen, daar
voor sluit men eenvoudig het oog.
Weêr anderen, en dit zijn veelal domi
nees, meenen, die Synode is zoo slecht nog
niet. Op deze betuiging volgt dan niet
zelden als bewijs,,Mij heeft men ten
minste nog nooit bemoeilijkt."
Dit zeggen is om meer dan een reden
eene beschuldiging tegen die het uitspreekt.
Immers zulk een stelt zich zelf tot maat
staf van wat goed of kwaad is. Zulk een
vraagt blijkbaar niet allereerst naar Gods
eer en Gods recht. Zulk een levert
daarin, na al hetgeen in de laatste 50
jaren geschiedt is, het bewijs, dat hij nog
nimmer getrouw was in zijn ambt naar den
Woorde Gods, maar dat hij hoogstens ge
trouw Avas voor zoover de Synode dit toelaat.
Zulk een toont ook in dit zeggen, dat hij
van die solidariteit (d. i. allen voor één
en een voor allen) niets kent, die zegt, als
een lid lijdt, lijden alle leden.
Nog andere zouden Avel willen medegaan,
als die booze Dr A Kuypér er maar niet
achterzat. Maar nu is het slechts alles
het werk van dien man. Hij heeft zich
zelf in de plaats der synode gezet. Men
zou een houten juk afwerpen, maar om
er een ijzeren voor in de plaats te nemen.
Al dat geroep voor reformatie is niets dan
zelfmisleiding of opzettelijk bedrog.
Het is Avel bedroevend, dat men zich
aldus sprekende, meestal uit onkunde,
maar toch schrikkelijk bezondigt tegen
het negende gebod.
Immers, al de reformatiearbeid, die
thans door geheel ons Vaderland plaats
vindt, is niet opgezet door Dr. A.
Kuyper, maar is de vrucht der
ernstige, biddende, geheel vrije
beraadslaging van ongeveer
een 1500 Broederen, gedurende
4 dagen gehouden in 12 verschillende
sectiën verdeeld.
Wat bijv. hier te Middelburg is ge
schied, heeft plaats gehad overeenkomstig
het verhandelde in een sectie, die was
zaam gesteld uit kerkeraadsleden van zoo
danige kerkeraden, waar de voorstanders
der reformatie in de minderheid zijn. In
die sectie waren naar ik gis, ruim 100
Broeders zaam, predikanten, ouderlingen,
diakenen. De sectie werd geleid door 2
uitstekende rechtsgeleerden en een ouder
ling der Amsterdamsche gemeente. Dr.
Kuyper is daar zelfs niet gezien.
De geheele zamenkomst Avas zoo kerkelijk
als een dergelijke vergadering onder de ge
geven omstandigheden zijn kon.
De gansch e organisatie die Avij daar g e-
z a m e n 11 ij k hebben vastgesteld, is g e-
h e e 1 v o o r 1 o o p i g, en vervalt gan-
schelijk, zoodra op het aanstaande synodale
convent in Juni te Rotterdam de kerkelijke
aangelegenheden k e r k e 1 ij k geregeld
zijn.
Het bureau Keizersgracht 162 leidt
de zaken n i e t, het geeft slechts raad
en voorlichting en adviezen in die zaken,
waarin dit van hetzelve gevraagd wordt;
terwijl dan nog de vrager geheel v r ij
blijft, of hij volgens het verstrekte handelen
j Avil of niet
Van een juk in den zin waarin men
ij daaromtrent lastert, is hier dus geen sprake
it hoegenaamd.
Volgens bericht in de Utrechtsche Kerk-
bode zijn door het Provinciaal Bestuur van
i: liet Ned. Herv. Kerkgenootschap voor zes
li maanden geschorst de HH. Ds.
Hoekstra en Ds. Ringualda, de Ouderlin
gen van Dijk, Honig en Kasteel, en de
Diakenen Calissendorli, van Dijk, de Bigt,
Mulder, Mijksenaa, v. Oostveen, Wolft' en
de Wilde.
Zij ontvingen dit vonnis omdat zij d e
orde en de rust van het genootschap
verstoorden. Men is te Utrecht dus niet
overtuigd dat Avat de Gereformeerde thans
doen oproer is.
Eere intusschen aan den Heer E. baron
van Lijnden van den Cannenburg, die ge
weigerd heeft, dit vonnis der Broederen
mede goed te keuren of te onderteekenen.
Hoe hebben Avij het nu echter Het
Classikaal Bestuur van Walcheren en het
Provinciaal van Zeelandhet Classikaal
1 Bestuur van Zierikzee en het Provinciaal
Bestuur van Utrecht, doen allen uitspraak
over dezelfde daden, naar d e z e 1 f-
d e reglementen, en zie nu vindt Z i e r i k-
z e e in den beschuldigde niets straf
waardigs, en geeft hem zelfs een be
wijs waarin verklaard wordtd a t h ij
zich onergerlijk in leer en
wandel en op eene den Evan
geliedie naar waardige wijze
gedraagt." Middelburg weet
geen Avoorden erg genoeg te vinden om
een van dezelfde zaken beschuldigde
ambtgenoot te brandmerken en op de
kaak te stellenZeeland put alle mo
gelijke tuchtmiddelen uit, om den beschul
digde toch maar de volle laag te kunnen
geven, en Utrecht vindt dat men zoo
een eens voor een maand of zes onschade
lijk moet maken. Nu behoeft men toch.
waarlijk geen Pilatus-natuur te hebben,
om te vragen: Wat is recht en wat
is waarheid?
Tot deze vraag voelt men zich nog
meer gedrongen, als men bedenkt dat bijv.
het Class. Bestuur van Middelburg ouder
lingen en diakenen enz. hier en elder$