later, zoolang en meest alleen kunnen staan,
en nogtlians de wereld kunnen slaan en
Gods kerk uitleiden.
Daarom zal liet ook nu weder aange
vangen werk, trotsch al het geweld der
Synodalen, en in spijt van al hun bitter
heid en smading en lasteringen, doorgaan
en zullen ook nu weer de in zichzelf
zondige en onbekwame en gebrekkige
knechten des Heeren zich opmaken en
bouwen, >en God van den hemel zal het
ons doen gelukken.'"
Wij hebben in het voorgaande nummer
van dit blad aangetoond dat de Synode
en hare Besturen met hun reglementen
ingaau tegen het Woord des Heeren, en
daardoor dus in opstand zijn tegen het
hoogste gezag en tegen den eenigen Macht
hebber in de Kerke Gods, nl. tegen den
Heere Jezus.
Die zich hiervan nog meer overtuigen
wil. leze eens wat Ds. A. Littooy over
deze zaak schrijft in zijn pas verschenen
openbare brief aan het (Ned. Hervormd)
Classikaal Bestuur" enz. Wij bevelen de
lezing van dit uitnemende geschrift zeer
aan.
Het is dan ook duidelijk, dat naar
Gods Woord en naar het op dat Woord
gegronde kerkrecht de nu vervolgde pre
dikanten en kerkeraden en gemeenten niet
schuldig staan aan oproer, maar van den
Heere der gemeente de genade ontvingen,
óm gehoorzaam te zij» naar den regel dat men
Gode meer dan menschen moet gehoorzamen.
Al die zoogenaamde vonnissen zijn dan
ook voor de vierschaar van waarheid en
recht, van nul en geener waarde
Wij zeiden reeds vroeger dat oproer
alleen mogelijk is tegen een wettig be
staande overheid. Daarom juist is oproer
tegen de Synode en haar Besturen en
Èe glementen niet mogelijk, omdat zij geen
Overheid is en ten a: dere omdat zij niet
wettig bestaat.
Kerk en Staat toch zijn niet één. Elk
heeft zijn eigen gebied en zijn eigen wet
ten. In de staat is alleen datgene wettig
wat naar staatswet en door staatsmachten
geschiedt, en zoo ook is in de Kerk alleen
wettig wat naar kerkenwet en door kerke
lijke ambsdragers geschiedt.
Nu is deze Synode met al haar aankleve
niet door de kerk en niet naar kerkenwet in
het leven geroepen, maar eenvoudig bui
ten de kerken om, geheel tegen de kerkenwet
in, met verloochening van der kerker.belijde-
nis en historiemet geweld aan de kerken
door staatsmacht opgelegd.
Iedere kerk en alle ambsdragers der
halve die dit opgelegde juk afwerpt om
terug te keeren tot een toestand die ge
heel is voortgekomen uit den natuur, de
geschiedenis en de belijdenis der Kerk,
die pleegt geen daad van revolutie, maar
handelt naar zijn regt en volbrengt een
heilige, plicht.
Wilt gij eens weten lezer wat een man
als de heer Groen van Prinsterer
van deze Synodale organisatie zegt Hij
zegt, dat zij naar advies eener door den
Koning benoemde Commissie werd vast
gesteld, Zonder hoofdzaaken in strijd
met de geschiedenis, het. rechten het wezen
der kerk; a in oorsprong; daar zij door het
Gouvernement, zander toestemming en on-
dunks tegenspraak, ontworpen en opge
drongen werd; l> in inhoud, als zijnde in-
gerigt, naar de analogie (dat wil zeggen:
r> ii avereen stemming met) van het nieuwe
Staatsregt, met voorbijzage der eigenaar-
digheden van den Presbyteriaansch-Sy-
nodalen Kerkvorm: (welke e.ischi) ware
vertegenwoordiging der Gemeenten, ge
lijkheid der Evangeliedienaars, en onvoor-
waardelijk zelfbeheer in al wa' tot de
plicht vervulling jegens den eenigen Koning
»der Kerk behoort" enz zie het Handboek
r geschiedenis van het Vaderland, deel
>11 §'982.
Leest nu ook nog eens wat de heer
A. F. de Savomin Lotman schreef
omtrent de opgelegde band waaronder de
kerken in dit land zuchten.
Tijdens de Grondwet van 1815 beston-
kden er tal van kerken, door Synodalen
band onderling verbonden. De basis dier
verbinding was niet de Synode, maar de
Belijdenis. Doordat de Overheid Gere-
formeerd was en de kerken steunde, bleef
»de eenheid der Kerk in stand. Toen nu
tijdens de revolutie het beginsel van
scheiding van Staat en Kerk werd inge
voerd, waren de kerken niet voorbereid
»om op eigen kracht, d. i. op hun Heer
alleen, te vertrouwen en poogden zij
voortdurend de hulp der Overheid te
behouden.
Bovendien was vooral in de regeerende
kringen de gee^.t van centralisatie door-
gedrongen. Er was één rijk er moest
>nu ook één Kerk zijn. Koning Willem I
»was, gelijk ieder weet, van die centrali
satie een groot voorstander. Er moest,
meende hij, ééne Kerk zijnniet meer
keene heerschendetegenover niet-heer-
»schende kerken; maar ééne algemeene
kKerk, die alle gevoelens omvatte.
»Op die wijze ontstond er weer eene
Staatskerk, zij het ook eene van de zon -
»derlingste soort. Om zulk een Staatskerk
kin het leven te roepen was noodig lo. in
schijn alles bij het oude te laten; 2o. te
zorgen, dat de zelfstandigheid der ker
kleen niet tot haar recht kwam. Alle
x> verzet moest gebroken worden en de
nieuwe organisatie als het ware bij ver
gassing worden ingevoerd. (1)
»Met dit doel voor oogen werd aller
teerst een Commissie benoemd, welke ge-
»heel tén onrechte Kerkelijke Commissie
genoemd werd. Zij werd geheel buiten
medewerking, zelfs buiten medeweten der
kKerk aangesteld. En wel bij geheim Be-
sluif, zoodat aanvankelijk de leden zelfs
»niet bekend waren.
»Deze niet kerkelijke Commissie moest,
tin vereeniging met nog enkele hoogge-
plaatste, door den Koning aangewezen
ambtenaren, een ontwerp beoordeelen van
(l) Zie over dit punt liet belangrijk geschrift
van Mr. W. Heineken de Staat en het Kerkbestuur
der Nederl. Ilerv. Leiden. 1868.
»den heer Janssen, die van 1815 tot 1847
Secretaris-Generaal en Adviseur bij het
Departement van Eeredienst is geweest,
»en gedurende dien tijd, met den Koning
bijkans alleen den toestand der Ned.
kHerv. Kerk heeft beheerscht.
»Dit ontwerp werd reeds op den 7den
Januari 1816 gesanctioneerd als het Al-
>gemeen Reglement voor het Bestuur der
Her vormde Kerk in het Koningrijk der
/Vedeilanden, zonder dat een enkel ker-
»kelijk lichaam daar ooit op gehoord was.
»Art. 2 van het Iiegl. luidde: ,,dat het
Reglement met den meesten spoed en in
»deszelfs geheel in den loop van 1816 in
werking zou worden gebracht". Daartoe
moest de Commissaris-Generaal de noodige
maatregelen nemen. Tot onderzoek was
dus geen tijdmen vroeg niet eens, of
2 de Kerken wilden aannemen. Toch
bracht de classis van Amsterdam den
»7den Maart nog eenige bezwaren in;
kinaar de Koning verklaarde eenvoudig,
»dat de adressanten als onderdanen van
»den Staat het voorbeeld van gehoorzaam-
»heid aan de wetten hadden te geven, en
verwees hen tot het inbrengen van nadere
v klachten „naar het aanstaande Synode",
s-Natuurlijk konden de adressanten zich
tot deze niet wenden, zonder tegelijkertijd
haar bevoegdheid te erkennen Die ver-
wijzing was dus niet veel meer dan eene
bespotting. En alsof dit nog niet genoeg
kware, herinnerde de Koning, wel te ver-
kstaan de heer Janssen, de Classis eraan,
k dat zij, als Collegie van kerkelijk Bestuur
kmet den laatsten dezer maand (Maart)
kzal ophouden te bestaan, volgens, de
overeenkomstig den last Zr. M. gestelde
k orders". Deze mededeeling nu was ge-
kdateerd den 28sten Maart t
kNu werd ingevolge het nieuwe Regle-
kment een Synode benoemd. Door de ker-
kken? Geenszins. Door den Koning alleen.
kDeze benoemde zelfs de leden van alle
kkerkbesturen, doch niet die der kerkera-
kden. Natuurlijk kwamen in die besturen
k alleen de voorstanders der nieuwe inrich-
ktingo, a. de geheele Commissie die
over de organisatie advies had uitgebracht.
kDe geheele macht in de Kerk werd op-
k gedragen aan de Synode de kerkeraden
k werden feitelijk niet anders dan Com-
k missiën ter besturing van de Kerk, on-
k der worpen aan de bepalingen door de
k Synode vastgesteld.
»Het kwam er vooral op aan de eigen-
klijke gemeenteleden en de kerkeraden
k niet wakker te maken. Vandaar de schijn,
k alsof alles bij het oude bleef. De kerke-
k raadsleden bleven in functie. Men draalde
k opzettelijk met verordeningen omtrent
k de samenstelling der kerkeraden te maken,
k wegens „de groote omzichtigheid welke
k behoort in acht genomen te worden,
k omtrent eene zaak, die de bijzondere en
k huishoudelijke belangen der gemeente zoo
onmiddellijk raakt".
k Veranderigen van dezen aard, ook wan-
>neer zij minder belangrijk zijn, vestigen
kde aandacht van alle leden eener gemeente,
omdat allen zich daarin betrokken ach-
>tenlichtelijk dus baren zij opzien, en
geven aan velen, niet in staat om derzei-