merken en vonnissen, die op dezelfde gron den als in dit stuk worden aangegeven arbeid om de kerken van dat goddelooze en knellende synodale verband te bevrijden. Nog iets. De tegenwoordige scriba van het zooeven genoemde Bestuur gat in de Bestuursvergadering van 26 Pebr. 1879 aan den Kerkeraad van Middelburg den raad, om art. 28 van het Synodaal Regle ment op het Godsdienstonderwijs alleen in zooverre uit te voeren, als dat mogelijk zou zijn overeenkomstig de in art. 11 op gelegde verplichting. Hier wordt dus den Kerkeraad geraden om de Synode, die dat art. 38 pas had uitgevaardigd, ongehoorzaam te zijn. Deze zelfde raadgever helpt thans een collega als oproermaker veroordeelen, die aantoont dat, naar Gods Woord en naar luid der geschiedenisgeen Kerk der Synode mag noch behoeft te gehoorzamen. Schijnt het U ook niet toe lezer, dat hier eenige tegenspraak is; en dat het nog niet boven alle bedenking verheven is, of het bovengenoemde Bestuur het doen en schrijven en spreken van den door hen zoogen amd geschorsten predikant wel naar waarheid kwalificeerde toen het dit met den naam van revolutie bestempelde Neen niet oproer maar heilige plicht is het voor elke Kerk en voor iederen Kerke - dienaar, om geen oogenblik langer met die Synodale organisatie en Besturen gemeen schap te onderhouden. Immers wat heb ik en heeft iedere Be dienaar des Woords met mij moeten ver klaren en beloven voordat hij als predikant in zijne plaatselijke Kerk is bevestigd gewor den en zijn dienstwerk heelt aangevangen Dit: lo dat ik gevoelde in mijn hart, dat ik wettig van Gods gemeenteen mitsdien van God zei ven, tot deze heilige Dienst geroepen was. 2o. dat ik de schriften van het Oude en van het Nieuwe Testament, voor het eenige Woord van God en de volkomene leer der zaligheid houdt, en alle leeringen verwerp die daartegen strijden. 3e dat ik mijn ambt, gelijk hetzelve in het mij bekende en voorgelezen Formulier beschreven is, naar dezeleer getrouw zou bedienen, en mijne leer zou vers eren met een Godzalig leven; en dat ik mij zou onderwerpen aan de kerkelijke vermaning, volgens de gemeene verordening der Kerken (d. i. hier niet de Synod, organisatie van 1816maar de Kerkenordening welke vóór deze van kracht was)' indien ik mij in leer of leven kwam te ontgaan. Laat nu iemand aan toonen dat de ge trouwe predikanten, die men thans aller- wege vervolgt, in iets van deze heilige beloften zijn afgeweken. Hieraan heeft nog niemand zich gewaagd. En geen wonder, want juist omdat zij van 's Heeren wegen gedrongen worden om den Heere hunne eden te houden, daarom moeten zij weêrstaan een kerkverband dat reeds lang van de zijde der geloovigen is geoordeeld omdat het tegen Gods Woord in gaat. Ten bewijze van dit laatste uit veel slechts het volgende: Volgens Jesaja 3322 is de Heere onze Bestuurder, de Heere onze Wetgever, de Heere onze Koning. Hij alleen geeft dus ziju Kerk de wet, Hij spreekt recht, Hij bestuurt. Voor zoover Hij dit door men- sclien als instrumenten doet, zijn dezen dus strikt aan Zijn Woord, gebonden. Want Efeze 5 23 Christus is het IIoojd der Gemeente En wat leest men nu in het Synodaal Reglement art. 61. Bij de Synode berust de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht." Lijnrecht in strijd dus met 's Heeren Woord. Op dit Woord beroept die organisatie zich ook niet maar alleen op haar eigen Reglementen. Zij straft ook niet die den Koning der kerk en Zijn Woord verwerpen, maar wel die haar en haar reglementen verwerpt. Op die Reglementen alleen zijn alle Sy nodale en verdere Bestuursvonnissen en besluiten gebouwd. Dit alles is geoordeeld door Markus 7:7 Te vergeefs eeren zij Mijleerende leeringen die geboden van men- schen zijn," en vers 9 i>Gy doet zeker Gods gebod te niet, opdat gij uwe inzettingen zoudt onderhouden In 2 Cor. 6 15 zegt de Heere: Wat zamenzwering heeft Christus met Belial? of deel heeft de geloovige met den ongeloovige?" en in vs. 14. Trekt niet een ander juk aan met de ongeloovigen." En ziet naar de bepalingen van deze organisatie hebbende ver werpers en bestrijders der Waarheid gelijke rechten met de belijders. Ja worden de eersten beschermd en de laatsen be- moeielijkt en vervolgd. Petrus de aposttl noemt zich medeouder ling" 1 Petr. 5 14. En zie, hoe vol gens de organisatie de predikanten boven de ouderlingen uitsteken, op de ringver- gaderingen de laatste geheel worden ge mist, in de Besturen een onbeteekenende rol spelen, en bij de toelating tot het H. Avondmaal steeds meer tot figuranten zijn verlaagd. Een is uw Meester, namelijk Christusen gij zijt allen broederszoo heeft de Koning der Kerk Matth. 23:8 bepaald. Doch dooi de instelling der Besturen in plaats van Vergaderingen van Classis en Provincie, ge lijk oudtijds, is juist een verkeerd meester schap ingedrongen, en nog dezer dagen kan men zien, welke misbruiken daaruit voortvloeien. Kerkelijke Mededeelingen. Wij kunnen onze mededeelingen ditmaal aanvangen met de vermelding van het hoogst gewichtige, en voor velen zeker verblijdende feit, dat op Dinqsdag 8 Maart 1.1. in eene vergadering van den Kerkeraad het besluit is genomen met eenparige stemmen, om onder biddend opzien tot den Heere God, deze Kerk los te maken uit het Synodaal verband, waarin zij sedert 1816 gebonden zat, en in te voeren de Kerkenorde van 1619, vastgesteld in de zamenlcomst der Kerken op de Nationale Synode van Dordrecht. In die vergadering, waartoe niet opge roepen waren die ambtsdragers, van wie bekend was, dat zij tot de reformatie der Kerk niet medewerken, waren tegenwoordig 4 ouderlingen, 3 armenverzorgers en één Bedienaar des Woords. Ter plaatse waar het behoort is van deze handeling kennis gegeven, terwijl tevens besloten werd om onder nadrukke lijke reserveering van alle rechten, voors hands van de handhaving dier rechten af te zien, en daar het gebruik van ons kerkelijk goed ons wordt ontzegd, voor- loopig als doler,rende Kerk op te treden. Moge de Heere ons met Zijn volk nu maar te ervaren geven, dat deze zaak, die in gehoorzaamheid aan Zijn Woord is ge schied, nu ook in Zijn gunst mag deelen. Zooveel is thans verkregen,, dat geen reglementen of besturen in deze gemeente meer eene belemmering zijn, om naar het Woord des Heeren nu ook kerkelijk te leven. Die zich nu nog door deze dingen laat binden, doet zulks uit onkunde of uit on wil om zich te buigen onder het juk van Christus, of uit vrees voor menschen en een hangen aan aardsch goed. Vooral met de eersten en de laatsten dezer nog niet meegaanden, zal groot ge duld en langmoedige lijdzaamheid dienen gebruikt te worden, omuat èn die onkunde èn die vleeschelijke overlegging vruchten zijn van onze zondige ontrouw en schuldige afwijking van het Woord des Heeren. Het werk der reformatie naar den Woorde Gods kan nu aanvangen. Het begin zal moeten zijn, dat 's Heeren volk met schuld belijdenis en diepe verootmoe diging als een eenig man onder den Heere zich buige. De Heere mocht zich nog afwenden van Zijn billijken toorn over ons, en in genade en vriendelijke ontferming zich tot ons keeren. Niet door onze kracht of ons geweld, dat wij tegenover de kracht en het geweld van den tegenstander zouden kunnen zet ten, neen maar alleen door den Geest des Heeren Heere zal het en kan het ge schieden. Neen, de kerkeraad wenscht niet over de Geesten te heerschen. Een ieder zij vrij God overeenkomstig zijn consciëntie naar het Woord te dienen. Alleen gevoele een ieder, dat hij tegenover God niet vrij staat, maar gelied gebonden is. Ook trachte men toch in te denken, dat in een Kerk met eene zeer bepaalde en duidelijke belijdenis alleen maar plaats kan en mag zijn voor hen, die in woord en daad die belijdenis betoon en te deelen. Wij gelooven dat een bericht van refor matie weldra aan de leden der gemeente zal worden toegezonden. Moge maar spoedig de dag komen, dat die Broeders, welke zich nu nog op een afstand houden, weder met de overige leden van den kerkeraad zamengaan om saam te vergaderen en niet langer meeloo- pen met hen die de gemeente des Heeren verstrooien. Wij zullen zeker op deze zaak nog meer dan eens moeten terugkomen. De Heere alleen de eere. Het getal kerken dat met de Synodale v

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 3