den Naam Zijns Gods groot te maken door gednrigen lof, en door betoon van kinderlijke gehoorzaamheid. Het moest geen volk van krijg of handel of weten schap of kunst zijn. In geen dezer dingen vindt het zijn doel van bestaan. Dit laatste ligt uitgedrukt in Exod. 19 5 en 6, »Nu dan, indien gij naarstiglijk mijne stem zult gehoorzamen, en mijn Verbond houden, zoo zult gij mijn eigendom zijn uit alle volken, want de gansche aarde is mijneEn gij zult Mij een priesterlijk koningrijk, en een heilig volk zijn". Of ook in Jesaja 43 21 »Dit volk heb ik mij geformeerd, zij zullen Mijnen lof vertellen". Deze heerlijke roeping des volks is ook beteekend in de wet van de eerstgeborenen, welker plaats later werd ingenomen door Levi, (vergel. Num. 3: 12, 13, 14 en Exod. 32 26 en 29.) Immers deze wet vloeit voort uit 's Heeren recht op Zijn volk als deszelfs Formeerder en Onder houder. Hij heeft deze wijngaard, deze olijfboom zich geplant, voor Hem dan ook al de vrucht. Israel heeft dit nimmer kunnen zijn. Het recht en de wet des Heeren is in hetzelve steeds krachteloos gemaakt door het vleesch en de Wet des vleesches. Alleen in en door Christus Jezus vervult de Kerk deze Nazireërtaak en heeft zij de Nazireërgestalte. Lees nog maar eens het bovenaangehaalde woord 1 Petr. 2 9. In hem is al het aan den Nazireër gestelde volkomen vervuld, zijn de eischen geworden tot de rijkste en zaligste beloften, en wordt Num. 6 2327 Zalige werkelijkheid. »Weos heilig want ik ben heilig" zie daar de groote eisch den Nazireërs en in hen geheel Israel, en ook aan al het volk des Heeren gedaan. De priester toch mocht alleen de haardhoeken niet afscheeren, Want hij moest zijn God heilig zijn" maar op des Nazireërs hoofd mocht gansch geen scheermes komen. Hij moest gelijk Zijn aan het altaar van onbehouwen steen, aan den wijnstok in het jubeljaar. Met geen doode mocht hij zich ontreinigen. Hij mocht geen gemeenschap hebben met de zonde noch met den dood, welke het bewijs (loon en vrucht) der zondeval, der bondsbreuk, der scheiding tusschen God en mensch is. Van den wijnstok had hij Zich vrij te houden Num. 6:3 en 4 >van de kernen af tot de basten toe". Zoo was het dan ook aan Simson gezet, Om aan het volk des Heeren van toen en thans te doen zienwat de Heere vergunde eischle beloofde toen hij door Bile- am's woord sprakziet, dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden". Num. 23 9&. Dan zien wij in dezen Simsom dat dit Volk mag wat het van nature niet wilen dat het moet wat het van nature niet kan doch ook, dat de verkiezende liefde Gods voor zijn volk ismogen moeten kunnen zul/en. Wat het naar 's Heeren liefde mag en naar zijn recht moetdat kan en zal het in en d©or zijn dierbaren Borg. Aan do Nederd. Gereformeerde (Herv.) kerken in de Classis middelburg. I. Dezer dagen werd U toegezonden een openbaar schrijven van denWeleerw. Heer Ds. G. C. Boomer, mede door nog acht andere Heeren onderteekend, zich te zamen noemende het Classicaal Bestuur van Middelburg. In het openbaar antwoord op den Open baren Brief dezer Heeren gericht aan Ds. P. J. W. Klaarhamer v. d. m. bij de Ned. Herv. (Geref.) Kerk te Middelburg zal worden onderzocht, of dit Class. Bestuur recht van bestaan en regeermacht in 's Heeren Kerk heeft. Hier wenschen wij alleen naar aanlei ding van het door Ds. Boomer c. s. aan U gerichte Woord het een en ander onder Uw aandacht te brengen. Wij zullen er maar niet bij blijven stilstaan om te onderzoeken, welke redenen er toe geleid kunnen hebben voor een gezelschap van Heeren, die zeggen regeer macht en rechterlijke macht te hebben ontvangen, om aan personen en kerken over welke zij keeten gesteld te zijn, een Openbaren Brief te schrijven, die, hoe dit ook bedekt wordt, toch niet anders kan zijn dan de toepassing van een der tuchtmiddelen genoemd bij art. 4 van het Synodaal Reglement voor kerkelijk opzicht en tucht. Deze wijze van optreden is zeker eigenaardig gevonden. Ook moet worden erkend dat de toon van het schrijven bepaald lief is, hier en daar zelfs vaderlijk. Wellicht zijn er dan ook wel ondéf' de onderteekenaars die meenen, dat zij medegeholpen hebben Gode en der Kerke een dienst te doen, door op deze wijze nu eens het uiterste van lang- moedige liefde en broederlijke gezindheid te betoonen. Van alle onderteekenaars mag dit niet verondersteld. Het Broederlijke" in dit geschrift be staat echter alleen in den vorm, en wordt slechts weergegeven door dat hier en daar zoo tusschengelaschte woord. Zij spreken niet als Broeders tot hun medebroeders, maar als Bestuurders van de af deeling Middelburg van het Synodale j genootschap dat in 1816 werd opgericht, buiten medeweten en zonder medewerking der kerken. Indien dit Woord van Broeders kwam, zij zouden zeker getracht hebben uit Gods Woord hun medebroeders van ongelijk te overtuigen. Doch dit bleef eenvoudig achterwege. Zulks is ook de bedoeling niet. Het doel van het geschrift is te vinden reeds in de beide eerste zinnen waarmede het aan vangt. Het Bestuur heeft zich opgemaakt om orde en rust te bewaren. Met dit schrijven is de eerste stap gezet op den weg der vervolging, en zoo het niet baat dan komen »de uiterste maatregelentot welken de plicht om orde en rust te bewaren zou kunnen roepen. Ware dit woord een woord van Broe ders in Christus, het zou in den naam des Heeren gesproken zijn, het zou niet ijveren voor de valsche Synodale eenheid en rust, maar het zou opkomen voor den Naam en de eere Gods, welke door onze dwaling worden verduisterd. Dan zou dit vermanen niet een dwingend karakter dragen, maar dan zou het blijken dragen te komen van zulken, die waken willen voor Uwe zielen, en die medewerkers Uwer blijdschap wenschen te zijn. Van dit alles is hier niets te vinden. In het belang van orde en raist heet het, ontdaan van alle aandoenlijke uitdrukkin gen, eigentlijk Gij moest ophouden met Uw oproerig spreken en handelen, of anders zullen wij U vinden. De schrijvers zeggen U te willen geven een kalme terechtwijzing »naar den eisch van Gods Woord". Zouden de Heeren zoo vriendelijk willen zijn uit Gods Woord te bewijzen dat er een Classicaal Bestuur in de kerk van Christus is aangesteld, aan hetwelk de plicht is opgelegd de dwalende kerken onder zijn ressort terecht te wijzen Zij zouden met dit bewijs der Synodale hiërarchie en ook der roomsche hiërarchie een onschatbare dienst bewijzen. Onze beste godgeleerden evenals onze bekwaamste rechtsgeleerden hebben naar dit bewijs tot nog toe te vergeefs gezocht. Zij kunnen toch niet bedoelen dat deze terechtwijzing die zij U nu toegediend hebben aan de eischen van Gods Woord is getoetst want zij hebben niets met dit Woord bewezen. Zij zeggen ook dat Gods Woord hnn boven alles dierbaar is. In de wijze waarop zij de kerk des Hee ren regeeren blijkt hiervan tot nog toe weinig. Immers tegen de schrikkelijkste looche ning der waarheid, tegen de stoutste leu- genprediking, tegen de jammerlijke ver woesting en misleiding der zielen hebben zij nog nimmer hun bestuursmacht ge bruikt, hoewel zij als Herders en Leeraar en Opzieners onder eede daartoe van den Heere verplicht waren. Vreemd is het dan ook hoe een dezer onderteekenaars als president van den Middelburgschen kerkeraad kan verklaren wanneer voorstellen ter tafel komen, die »in overeenstemming zijn met de 3 Formu- lieren van Eenigheid, maar strijden tegen »de reglementen van het kerkgenootschap,. »dan worden zij als zijnde revolutionnair »niet in behandeling genomen". Nu weet elk gereformeerd mensch dat het in de 3 Formulieren van Eenigheid beledene conform "den Woorde Gods is. Wat dus overeenstemt met die Formu lieren is ook naar het Woord des Heeren. Toch noemt een der onderteekenaars, die verklaart dat hem het woord Gods dier baar is, datgene oproer wat naar dat Woord maar tegen de Reglementen is. De gemeente zou er zeker meer bij gebaat zijn, als deze Herders en Opzieners er toe konden komen, om ook in de regeering der Kerk Gods Woord boven menschelijke inzettingen te stellen. Zij zeggen verder dat »de groote strijd loopt over de kerk". Ons dacht zoo dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1887 | | pagina 2