3e BLAD Hoofdpijn, Kiespijn. gr SK; BRIEF VAN EEN STUURMAN ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1936. No 52. De winterstorm giert over de velden, die koud en kaal liggen in de donkerte van den nacth. De wind zwiept door de kale boomtakken, rukt aan huizen en schuren en doet mij met een bang hart aan de re paratierekening denken. Kletterend slaan ha* gelsteenen tegen de ruiten en voor de af wisseling plenst nu en dan natte sneeuw neer. Af en toe, als bij vlagen de weersom standigheden weer normaal-Hollandsch wor den, regent het. 't Schijnt wel, alsof ook de Ons Kerstartikel is ditmaal in het bij zonder gericht tot hen, die door mate- rieele zorgen worden gekweld. Wij weten, dat dit het deel is van velen in dezen crisistijdHoe kunnen zij den weg vin den naar den vrede met en in zichzelf? Hoe kunnen zij leeren, de boodschap van de Kerstklok te verstaan Natuur de oude niet meer is; waar zijn de ouderwetsche winters gebleven met hun dikke woll ge sneeuwvacht en berijdbaar ijs in de sloot? Ook in het weer zit de crisis.. Koud en guur en donker is het builen. Echt 'n avond, waarop het goed is thuis te zijn bij een brandende kachel, het stille vlammetje van het theelichtje en met de oude, vertrouwde dingen om je heen. Een avond om den verschrikkelijken burger oorlog in Spanje, de verpletterde auto op den onbewaakten overweg, het eeuwige geharrewar tusschen de mogendheden en de door kwade honden doodgebeten schapen allemaal tusschen de vouwen van de krant te laten en stil te zitten in den vrede van de huiskamer hoogstens luisterend naar de woedende elementen buiten. Een avond om vrede te vinden met en in jezelf. Vrede ook met den naaste, met de wereld en met het leven in zijn algemeen heid. Want straks is het Kerstmis. Straks beieren de klokken bij tien bij honderdtallen van alle steden en dorpen in vele landen der wereld. Hun stemmen zullen klinken over de wijde velden en bosschen, over de bergen en door de da len; zij brengen aan de mensccheid de boodschap: „Vrede op Aarde, in de men schen een welbehagen". 't Is nog steeds dezelfde boodschap, die twiitpitig eeuwen geleden voor het eerst werd uitgesproken en 't is nog steeds een onvervulde boodschap. Want er is nog steeds geen. vrede op aarde en met het wel behagen in den naaste is het bij millioenen menschen nog steeds droevig gesteld. Dat ligt heusch niet aan de boodschap en nog veel minder aan Iiem, Die haar gaf, maar aan de menschen. Louter en alleen aan de menschen. Ik behoef maar aan het knopje van mijn radiotoestel te draaien om het geluid van de klokken uit Bethlehem te hooren, waar de vredesboodschap het eerst op Aarde werd gehoord. Wij hebben het ver gebracht in de techniek, maar vrede hebben wij niet. Wij kunnen zeer geleerde beschouwin gen houden over de geologische samenstel ling van een of andere planeet, die tus schen milliarden anderen op millioenen ja ren afstands in het Heelal zijn voorgeschre ven baan volgt. Wij hebben het zeer vér gebracht in verstandelijke ontwikkeling, maar den vrede, waarvan de sterrenhemel ons iederen avond het beeld voor oogen houdt, gaan wij onbegrepen voorbij. Wij weten, dat de Bijbel het boek met de allergrootste oplage is. Het Boek der Boeken is het meest verspreide op de we reld. De Bijbel is vertaald in tienlallen ta len, tot zelfs in de dialecten van inboorlin gen, die ergens in een vergelen uithoek van de wereld wonen en wier bestaan wij ter nauwernood vermoedden. Een knap stuk ■werk: de beschaafde menschheid kent den Bijbel en gebruikt hem dag aan dag, maar zijn boodschap van vrede en naasten liefde vindt bij de groote massa slechts doo- vemansooren. Waar zou het toch aan liggen, dat de menschheid, die op zoo velerlei gebied zulke schitterende staaltjes van kennen en kunnen heeft gepresteerd, naar den vrede blijft tasten als ware deze een ongrijpbaar ideaal? *e*ïsSk Wij zijn slechts menschen het product van onze omstandigheden. Daarom is hel he den ten dage zoo moeilijk den vrede te vinden, nu het hart van zorgen vervuld is zorgen van het heden en zorgen voor de toekomst. Vele Nederlanders en helaas ook vele Zeeuwen leven thans in moeilijke omstandig heden. Voor boer en tuinder waren de oogs sten van dit jaar goed; wij hebben redenen te over om den Gever van alle dingen daar voor te danken. Maar de prijzen waren le laag wéér te laag, zooals verleden jaar en het jaar daarvóór en daarvoor. Weer heb ben vele zakenmenschen hun bedrijfsba- lans met een verliespost moeten sluiten. Spookgestalten rijzen op voor den geest; de hypotheekrente, de pacht of huur moet worden betaald, de belastingen eischen hun deel, de rekeningen van leveranciers dansen door de gedachten... Buiten huilt de storm vredig is de huiskamer. En straks is het Kerstmis. Regen en stormvlagen teekenen de heer schappij van den winter. De dieren van veld en hosch kruipen in hunne holen bij tde winterprovisie, vergaard in noesten zomer- arbeid. Zij rollen zich knus op om zonder zorgen de nieuwe Lente af te wachten. De mensch, die zich meester waant van de wereld, is er vaak slechter aan toe. Hij heeft den zomer dóór gewerkt om bij de komst van den winter met. bijna ledige han den te staan. De werklooze is nog steeds gedwongen tot lediggang. Ook de midden stander piekert over de toekomst. Er komt eenige opleving in de wereld. Maar het gaat uiterst langzaam veel te langzaam naar de nooden en behoeften van velen, al maakt in dit opzicht onze provin cie Zeeland nog een opmerkelijk gunstige uitzondering bij vele andere gewesten in het land. Maar ook bij ons zijn groepen werkers die de opleving graag wat sneller zouden zien gaan. Zij hebben al zoo lang moeten 'tob ben om rond te komen. En hierbij denken wij niet in de laatste plaats aan de werk looze arbeiders. Is het wonder, dat in zulke omstandig heden de boodschap van de Kerstklokken niet wordt gehoord? Het leven is vol schrij nende onbillijkheden. De mooiste eigen schappen van den mensch, zijn energie, toewijding, werklust, vakkennis, zijn voor- aoirg en zijn verstand schijnen minder waard te zijn dan een handvol geld. Want het geld schijnt het leven te beheerschen; bet gerinkel van het geld schijnt op de wereld het beieren der Kerslklokken te kun nen overstemmen. Een handvol geld kan menigeen van zijn momenteele narigheid verlossen, houdt de wolf van de deur, verjaagt de spooksels der eischende rekeningen en kan het bedrijf straks weer op gang brengen. Een handvol geld maakt van uen piekerenden minimum- lijder weer een kerel met vuisten, zweept zijn energie en zijn werklust op en geeft hem den moed in het leven terug. «SPHdfe Buiten giert de stormwind de huiska mer is van een vredige gezelligheid. En de Kerstnacht breekt aan. Het leven is moenijk. Velen hadden geen of onvoldoende arbeid en een anderen gal de arbeid weinig arbeidsvreugde. De toekomst schijnt somber ook al wordt gesproken over een opleving over een verdwijning van de crisis. De zwiepende stormwind buiten is dan beter in overeen stemming met onze gevoelens dan het ge klingel van de klokken, die ons herinneren aan de woorden van Hem, Die het goede wil bevorderen en het slechte uitbannen en Die bij Zijn woorden de daad voegde. De daad van Christus geboone op Aarde de grootste gave, welke de mensccheid ooit heeft ontvangen. Maar een gemoed, dat door zorgen bezwaard is, is niet ontvankelijk voor woorden van vrede en naastenliefde. En toch Als straks de Kerstklokken luiden en in de Kerken der Aarde de Kerstliederen weer klinken hebben wij ook een boodschap aan ons. Aan ieder van ons. Aan den man, aan de vrouw, aan de kinderen. Een boodschap van vrede en rust, hoezeer ook de storm van de levensmoeilijkheden mag woeden. Een boodschap, dat ons leven op Aarde méér is dan een strijd om het bestaan al leen. De Kerstboodschap wijst ons op het hoo- gere doel in ons leven en op onzen plicht om er naar te streven, dat doel helder en klaar te leeren zien en te benaderen. Dat is voor iemand, die in zorgen zit, geen ge makkelijke opgave, maar wij kunnen zoo langzamerhand geleerd hebben te beseffen dat het leven aan gemakzuchtige (en dan vooral aan geestelijk gemakzuchlidge) menschen slechts een benauwd klein kans je op succes biedt. Het klinkt misschien een beetje paradoxaal, maar 't is niettemin waar: ook de vrede moet veroverd worden, soms ten koste van den zwaren arbeid van het nadenken, soms ook ten koste van moei lijken, innerlijken strijd. Nog huilt de storm voort door den nacht, maar reeds draagt de wind het getingel van de Kerstklok naderbij. De mensch die bereid is verder te zien dan de zorgen van den huidigen dag, zal de vrede den strijd kunnen winnen omdat de vrede de elementen van de eeuwigheid in zich heeft. De stormen, die, den vrede hebben verjaagd, duren slechts kort en dan herneemt de vredige rust de heerschap pij. Zoo is het in de Natuur zoo is het ook in den mensch. Men kan in opstand komen tegen zijn lot, men kan razen ten tieren of beloogen en gaten in de lucht stompen het helpt niet. De verstandige mensch zal dra beseffen, dat hij op die ma nier den strijd verliest en, zonder een stap verder te komen, zichzelf schade toebrengt. Laat ik het anders zeggen: Trots de rukwinden van zorg, die ron dom huilen, kunnen wij vrede hebben met en in onszelf. Boven de zorgen van Ihet dagelijksche bestaan moet de mensch zich Pijn en te verdrijven is een MIJNHARDT'S Poedei per stuk 8 ct.; doos 45 ct. Bij Uw drogist. de overtuiging veroveren, dat het leven op Aarde is, wat men er zelf van maakt, maar dat dit leven in beginsel goed is en waard om geleefd te worden, omdat de geest altijd sterker is dan de materie. Ik zei reeds dat dien vrede zich niet laat aanpraten hij moet veroverd worden. En voor die ver overing zijn menschen noodig met een sterk karakter. Het gebeier van de Kerstklokken in dezen .winternacht brengt ons allen een boodschap, die wij moeten leeren verslaan. Wij moeten onszelf ervan overtuigen, dat wij een taak hebben in dit aardsche beslaan een taak, die hoog uitgaat boven den strijd om wat meer of minder geld. Deze over tuiging wordt des te gereeder ons eigen dom als wij beseffen dat eb en vloed ook eeuwigheidsverschijnselen zijn en dat na een periode van economische nedergang weder om een tijdperk van bloei zal volgen, zoo zeker als de nedergang na den bloei kwam. De Kerstklokken zeggen ons, dat wij moe ten blijven gelooven in den dieperen zin van het leven, in de kracht van den geregeld en arbeid, in de wisse komst van betere tij den. Dan kan bij het woeden van de levens- stormen in het hart vrede heerschen. Dan verstaan wij de boodschap van „Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen", ook al dreigt de stormwind de dagelijksche gebeurtenissen ons omver te gooien. L «1 AAN ZIJN ONGETROUWDE ZUSTER. Zeg oud fragat, ik moet je eens wat schrijven waarvan je zeker zal te kijken staan. Ik ben van plan om aan den wal te blijven, als deze laatste zeereis is gedaan. 'k voel, dat ik wrak word en mijn oude body heeft veel te lijden van die beroerde jicht, 'k Heb vaak geen trek meer in mijn avond-toddy en wat is een zeeman met een slecht gezicht? Op zee heb 'k vaak mijn eenzaamheid vergeten, nadat de vrouw in 't kerkeputje lag. Maar aan den wal zal ik voortdurend weten, dat ik alleen ben op mijn ouwen dag. Nou wou 'k je vragen: 'k wist nog wat te sparen, waarvan ik wel heel aardig kan bestaan; Vindt je het goed, dat we die laatste jaren dan rustig samen voor anker gaan? Jij kent die tierlantijntjes op het droge beter dan wij, bewoners van de zee. Door vreemden worden we daar uitgezogen, 't Rondborstig scheepsfatsoen telt daar niet mee. Ik wou een huisje bij de haven koopen, Ik moet eens langs de schuilen kunnen loopen, Een échte landrot word ik toch niet meer. 52 Je moet me niet vervelen met „meneer-zijn"; met hoogen hoed of broek fijn in de vouw. 'k Word een oud zeeman, zooals er duizend meer zijn: Een pet, een pijp, een zoodje kabeljauw, 'k Zal een kamer voor m'n eigen houwen; daar ben ik baas, want daar is mijn kajuit. Wees nou niet kwaad, maar heusch, ik ken de vrouwen, daar blijven alle stofdoekzwaaisters uit. Ziezoo oud mensch, nou weet je wat er loos is, zeg nou maar ja, dan is de zaak accoord; Want ik ken jou en jij weet, wie broer Koos is, Over een maand stap ik bij jou aan boord. Als na den storm het wrakhout langzaam aanspoelt een schip verging ginds aan het verre strand vindt men op het lichaam van een ouden stuurman ook dezen brief naar 't vaderland. (Nadruk verboden. Alle rechten voor behouden).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1936 | | pagina 9