Het werk der Wereldpoliti
DE GELDHATER
2e BLAD
De politie voert geen oorlog.
Wat beteekent oorlog
in onzen tijd
FEUILLETON
door Generaal Majoor
SIR HENRY THUILLIER.
PETER ROSEGESSER.
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1936. No 52.
Voorstellen om den Volkenbond te ver
sterken door de instelling van een gerechts
hof, dat alle aanspraken en geschillen tus
schen de naties zal beslech en, alsmede
met een politiemacht, die daadwerkelijke
vijandelijkheden tusschen de mogendheden
moet voorkomen, ontmoeten vaak de te
genwerping, dat zulk een organisa ie de
mogendheden voortdurend in oorlogen zal
betrekken. Waarom, zoo vraagt men zich
in die landen af, zal men zich voortdurend
actief bemoeien met i dere twist in Ooste
lijk Europa? Het is wenschelijk, deze vraag
onder het oog te zien en na te gaan wat er
van waar is.
Het kan niet worden ontkend, dat zulk
een organisat e aangenomen dat daaraan
wordt deelgenomen door alle naties van Eu
ro]; a mogelijk zal kunnen leiden tot mi
litaire opera ies legen een aanvaller of over
treder, maar dal militaire optreden is ge
lijk te stellen met een politioneel optreden
op bevel van een internationale machtsin-
stanlie. Er is een fundamenteel versctiil
tusschen zulk een optreden en een oorlog
tusschen naties of groepen van landen.
Alvorens dit standpunt nader uiteen te
zetten is het wenschelijk er op te wijzen
dat het befaamde stelsel, dat gelijk is te
stellen met een complete ordeloosheid in
de relaties tusschen de volkeren, tot gevolg
heeft gehad en voortdurend tot gevolg zal
moeten hebben, dat Groot Brittannie en
andere mogendheden bij oorlogen betrokken
zullen worden. Lloyd George heeft dezer
dagen gezegd, dat Engeland nooit weer ten
oorlog zou trekken voor een Ooslenrijksche
ruzie. Maar vele menschen hebben voor
en in 1914 hetzelfde gezegd Mannen v. invloed
spraken en schreven in begin Augustus van
dat jaar tegen den oorlog om der wille van
Servië. Wij gingen in den oorlog, maar die
mannen dachten ten onrechte, dat het ge
schiedde voor Servië; wij deden het ter
verdediging van onze levensbelangen, die
ernstig werden bedreigd door de gebeurte
nissen, welke van den aanval op Servië het
gevolg waren.
Het is meer dan waarschijnlijk dat in
eenigen volgenden oorlog de belangen van
Engeland op zoodanige wijze zouden wor
den aangetast, dat wij gen odzaakt zouden
zijn tusschenbeide te komen. Sterker nog:
zoolang de tegenwoordige internationale
rivaliteit, de wedloop in bewapen ng en het
gebrek aan iedere internationale weisrege
ling bestaan, is de kans dal zulk een con
flict uitbreekt vrij groot. Aan den anderen
kant zou een organisatie, die er naar s'.reeft
de oorzaken van den oorlog weg te nemen
alvorens deze tot een catastrofe kunnen
leiden, steunend op een internationale
macht, waarvan de naties wisten, dat zij
prompt en zonder aarzelen tegen een aan
valler zou worden gebezigd, ongetwijfeld de
mogelijkheden van een wapenconflict zeer
sterk verminderen.
Laat ons eens nagaan of er reden is voor
de bewering, dat het optreden van een in
ternationale politiemacht onder bevel van
een internationale autoriteit fundamenteel
verschilt van een oorlog tusschen de !an 'en:
Wijweten allen wal een oorlog in de
twintigste eeuw beteekent, ten minste, wij
weten, hoe de laatste oorlog was en wij
hebben de onbehagelijke verwachting, dat
de volgende oorlog veel erger zal zijn
erger ten opzichte van de wapens, en oor
logsmethoden, welke zullen worden gebe
zigd, in de slachtiigen onder men ci en, in
de ontreddering, in het opzweepeii van haat
en vrees tusschen volken en in de algemee-
ne terugval van de beschaving. In den Joop
van de laatste honderdtwinlig jaar hebben
verschillende oorzaken aan den oorlog een
veel meer vernielend effect gegeven. Die
voornaamste oorzaken zijn geweest; de al-
gemeene toename van de bevolking in Eu
ropa, de enorm snelle verbetering der com-
mu. ica.i mid ieiea, zoowel len opzichte van
het transport van menschen en goederen
als van bet geschreven en gesproken woord;
de nog steeds toenemende handelsconcur-
rentie tussciien menschen en naties, de in
ternationale afgunst en strijd om de afzet
markten, koloniën enz., veroorzaakt door de
reeds genoemde factoren; de verbreeding
en verdieping der ontwikkeling in aiie la
gen der bevolking en als gevolg daar
van de groei van de populaire volkskran
ten, die om der wille van de winst, toege
ven aan den smaak, de verlangens en de
emoties van de massa der semi-ontvt ikkelde
lezers; de groei van nationale bewapende
machten en van de bewapening op zich
zelf, geinspireerd door de noodzakelijkheid
om in den strijd om nieuwe marktende eers
te te zijn en om dien nieuwen ihandel of
bestaande handel we-en te beschermen; de
algemeene dienstplicht voor de gebeele man
nelijke jeugd van alle voornaamste Euro-
peesclie staten, waardoor de legers een tot
nu onoekenue afmeting kunnen aanne.: e:i
de ontwikkeling van de wetenschap en de
industrie, die legers en vloten kunnen uit
rusten met steeds meer doeltreffende wa
penen en die een nieuw terrein voor oor
logsoperaties hebben geschapen dal in
de lucht; ten slotte de noodzakelijkheid (het
gevolg van de bovengeschetste omstandig
heden) om de geheele lichamelijk-geschikte
oorlogsindustrie te betrekken, b.v. voor het
vervaardigen van munitie en uitrustingstuk
ken voor de enorme troepenmassa's, voor
het bedienen van het land- en waterver
keer en andere nuttige diensten.
Al deze oorzaken hebben tot resultaat ge
had: op de eerste plaats, de onmogelijkheid
dat Europcesche oorlogen gelocali cerd zou
den worden; iedere twist zalzich onmid
dellijk uitbreiden tot een conflict waarbij
allo of Jjjjna alle i naties van hel vasteland
zullen zijn betrokken. Vervolgens, "dat de
kracht en de felheid, waarmede deze con
flicten worden uitgevochten lot onmetelijke
verhoudingen zal zijn opgevoerd. Ieder der
betrokken landen zal al zijn mannen en al
zijn financieele krachten in den strijd wer
pen. Om deze massa's op te zweepen 'tot
de bijkans onmogelijke krachtisinspanning cn
opoiferingen, welke noodig zijn om den strijd
te winnen, zullen alle middelen van de pu
bliciteit (de kranten en in de toekomst on
getwijfeld ook de radio) voor de propaganda
worden gebezigd; aan de massa zal wor
den gesuggereerd, dat de onvergankelijke
rechten aan dezen kant staan en dat ide
perfiditeit en de hebzuchtige agressie de
eenigste karaktereigenschappen van den te
genstander zijn. Deze propaganda ontwikkelt
zich in beschuldigingen aan den vijand van
barbaarsche en trouvvelooze handelingen van
iedere soort, waarvan sommige misschien
waar maar de meeste zeker gelogen zul
len zijn; kortom, iedere emo.ie van woede
razernij, en haat wordt ten top gevoerd. De
aldus losgebroken krachten, de trots, de
haat en dc vrees maken het stopzetten van
den strijd onmogelijk; de oorlog moet wor
den uitgevocli.en tot een der partijen in het
stof is geslagen hetgeen eerst het geval
zal zijn als zijn menschelijke en malrieele
hulpbronnen bijna geheel zijn uitgeput. De
Ter illustratie van den groei der moderne
leger zij' medegedeeld dat de groo'ste sterk
te van het Fransche leger tijdens de Napole
ontische oorlogen in 1812 werd bereikl, even
voor den tocht naar Rusland, n.l. 1.200.000
man. Hierin zijn alle gevechtseenheden De-
grepen alsmede alle garnizoenen in Frankrijk
zelf. De sterkte van het leger, dat Rusland
binnenviel was 600.000 man.
In Maart 1918 had Duitschland in het
veld:
aan het westelijk front: 3.575.000 man
aan het oostelijk front 1.045.000 man.
totaal 4.620.000 man, uitgezonderd de troe
pen in garnizoenen, in opleiding en in: de
hospitalen.
I
vol, zoodat hij een pooslang niets zeggen
kon, en Toni tijd had om te hekomen van
haar verlegenheid over de herinnering aan
een geweigerde boterham op de Hooge-Wei-
de hoeve.
Er waren twee aankomende meisjes en
een kleine jongen in huis. Deze laatste was
a], gauw goede maatjes met Mclchior, klom
op de bank, waar deze op zat, liet de kwast
van zijn muts op en neer dansen, trok toen
ook nog voorzichtig en zachtjes aan het krul
lende haar van den vreemden man, toen
eindelijk aan zijn vaal snorretje, en, na lang
op zijn wijsvingertje gezogen te hebben, be
sloot hij het verlokkende waagstuk te onder
nemen, een beetje onderzoek te gaan hou
den in de zakken van den gast.
De jonge vrouw deed alle mogelijke moei
te om de armoede in haar huis zooveel
kon te verbergen maar dat boo ze spook
kwam uit alle hoeken loeren. Melchior
merkte niets en was opgewekt. En Toni
kwam uit de eene verlegentieid in de andere;
meer dan eens deed zij haar best om weer
zoo frisch en overmoedig te lachen als
vroeger, maar dat lukle haar niet meer.
Opeens echter stiet in haar plaats de
kleine dreumes een luid gejubel van vreug
de uit en zwaaide hoven zijn hoofd me,
den vogel uit dennenbast.
Die lieve, bekende verschijning veroor
zaakte echter aanvankelijk niet veel vrr
lijkheid. Toni vleiae haar hoofd tegen Ai
cbior's borst en snikte.
(Slot volgt.)
DOOR
21.
DE LIEFDE RIJPT.
De boer van de Hooge-Weide was nog
dienzelfden herfst gestorven. Nauwelijks lag
hij tusschen de zes planken van zijn kist,
of zijn zoon Frits zette een hooge horst op.
Die trad «n de hoeve zeer luidruchtig op,
commandeerde onophoudelijk en nam het
„boer van de Hooge-Weide" nog vaker in
zijn mond dan zijn vader gedaan had.
Van Melchior nam hij aanvankelijk hee-
lemaal geen notitie;, later noemde hij hem
nooit anders dan de „halve gek". Het was
in het geheele Boven- en Beneden-laud he
kend geworden dat de jonge knecht uit
dwaasheid en overmoed zijn loon van ver
scheidene jaren tol asch verbrand had.
Vele menschen kwamen naar de Hooge
Wedde, alleen om dien gek eens te zien.
„Als hi| dan zelf al te dom is om geld te
willeu hebben, dan had hij 't tenminste
aan de armen kunnen geven".
Dat kreeg de arme jongen wel honderd
maal te hooren. Die armen druklen nu wel
zwaar op z3jxi gemoed. Hij had. menigeen
ait honger en nood kunnen redden. Ja, maar
was dat dan juist zijn plicht geweest, had
juist hij, de arme boerenknecht, arme men
schen uit honger en nood moeten redden?
Als het met zijn hart maar (een beetje
heter gesteld was dan met zijn hoofd, had
hij dat zeker wel gedaan.
Ja, zoo weed spreken de menschen te
genwoordig over elkaar.
Niemand in de heele streek had ook
maar een flauw vermoeden wat er in het
hart van den jongen man omging en dat
hij daar aan den woudzoom een gedachte
nis- en zoenoffer had ontstoken voor ou
ders en broeder.
Ook tot in de hoofdplaats van den kreits
was de oankbiljetlen-geschiedenis doorge
drongen, en het gevolg daarvan was, dat de
„gekke" Melchior Ehrlich van de lijst der
militie-plichtigen werd afgevoerd.
En zoodoende zijn den braven jongen
voor de vier jaren arbeid, die hij verbmnd
had, er elf andere geschonken.
Melchior zag al gauw in dat hij onder
den nieuwen eigenaar als „gek" niet lang
meer op de Hooge-Weide zou kunnen blij
ven. Hij zocht zijn paar dingetjes hij elkaar
sneed een slevigen stok uit den lorkenaan-
plant in het schuilboschje en ging heen.
Hij trok naar heneden en kwam in de
huurt van Sterzendaar ging hij naar het
huis van den schoenmaker.
Hij zou dat niet gedaan hebben, als hij
niet vernomen had wat er in de schoeuina-
kerswoiiing gebeurd was. Baas Gegerle was
aan de tering gestorven. Daarop was een
man komen opdagen met een lange schuld
bekentenis en* vele folio's renteberekenin
gen en had alle have eti goed van de we
duwe laten .weghalen. Deze man was de
vriend van den overledene geweest en heet
te Remini Dreihand.
Nu zat de arme Toni daar en "had niets
meer dan een leeg huis en de drie minder
jarige kinderen van haar voorgangsters. De
groenzijden japon was ook weg; haar oogen
waren rood; en in de lange nachten, als zij
in bed zat te naaien, dacht zij vaak aan
den heerlijken tijd toen zij nog karnmeid
was bij den boer.
In dit huis kwam nu op een goeden dag
Meldhior Ehrlich binnen. Toni gaf van
schrik een luiden gil, die op de Hooge Wei
de voor een lustigen juichkreet zou ge
golden hebben.
Daarop bleef zij als versteend staan en
wist niet of zij achteruit zou gaan om weg
te kruipen, in het leege, donkere lederhok
van haar man, of vooruit, om den lieven,
ouden kennis de hand te schudden.
„Melchi", zei ze eindelijk zacht, „kom
je mij bezoeken?"
„Bezoeken niet", antwoordde de jonge
man, „maar mijn weg bracht me hierlangs
en omdat Ik honger kreeg, heb ik gedacht
bij je aan te kloppen om een istuk brood".
Nu sprong de vrouw opgewonden naar
hem toe, vloog hem om den hals en riep:
„Melchi, Alles wat ik in huis heb, is voor
jou. Het doet me méér plezier dan ik zeg
gen kan".
Melchior ging opgewekt bij de tafel zit
ten en al wat melkpap. Toni smeerde bo
ter voor hem op een stuk brood.
Hij nam het aan en zei: „Daar zeg ik heel
in 't bijzonder „God loone 't je*' voor. Zeg
dal is uit eigen bedrijf, dat zal smaken".
En hij stopte er langzaam zijn mond mee