MET DIEVEN VANGT MEN DIEVEN.
Hoe de boef Vidocq de Fransche recherche stichtte.
PUROL ER OPI
Schets uit het militaire leven door ANTON JEEHA
Het verzacht en geneest
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1936 No. 52.
Waarom hij in dienst was geroepen weet ik
evenmin als hij zelf. Zijn korte, dikke, .bij
na kogelronde body was heelemaal niet ge
schiet voor het dragen van het 's Konings
matiale wapenrok en deugde nog veel min
der voor het loopen van lange marschen
of het maken van zware oefeningen op uit
gestrekte heidevelden. Zijn boenen hadden
al werk genoeg om het tonvormige lichaam
over den aardkorst te torsen. En ook uit
zielkundig oogpunt was zijn waarde als krij
ger nul komma nul. Hij had eigenlijk gezegd
al een hekel aan den dienst vóór-ie er in
kwam. Dat komt wel meer voor, maar ihy
had werkelijk een aversie van den militai-
tairen dienst. Waarschijnlijk was deze heb
belijkheid abnormaal ontwikkeld in zijn va
ders winkel, waar hij tot voor kort assis
teerde bij het krabben van harde baardstop
pels en het „kort" of ,,in scheiding" knippen
van alle mogelijke soorten menschenharen.
Enfin, dienen moet iedereen, die niet zoo
gelukkig is vrij te loten. En hij zei steeds,
dat hij ongelukkig was in het spel.
Maar waarom dit aanstaande subject van
onderofficiers-drilkunst juist op chambree
22 geinstalleerd werd, wel dat was een duis
ter raadsel. Of was het misschien een
speelsche uiting van majoorlijke Schaden
freude om hem, den groenen big, met huid
en haren over te leveren aan het nu juist
niet zoo kalme stelletje van kamer 22'?
Reeds vanaf het eerste moment, dat hij1
de ruimte binnenkwam werd hij Bulletje
genoemd. Dat is niet zoo erg. Iedereen
krijgt een bijnaam in dienst Als je lang
bent heet je de „korte" of de „lange''', als
je niet proper bent de „vetdot" en als je in
het ongelukkige bezit bent van een kogel
rond neusje, dan moet je luisteren naar
den naam van „knopje." De soldaat is on
uitputtelijk in het vinden van bijnamen, die
heelemaal niet als scheldwoorden zijn be
doeld.
Bulletje zou derhalve „Bulletje" heeten.
Bulletje was big in het kwadraat. Hij was
stuntelig, onbeholpen, groen, hetgeen voor
een eoiffeursbediende merkwaardig heeten
mag. Ik verdenk Bulletje ervan, dat hij wel
een beetje overdreef ook.
Als Bulletje hulp of uitlegging vroeg van
een of andere duistere militaire aangele
genheid, werd hij geholpen van den wal
in de sloot natuurlijk. Men liet hem alles
averechts verkeerd doen, vertelde hem met
een stalen facie de meest idiote nonsens
voor zuivere waarheid en Bulletje met z'n
groote vraagleekenoogen en ronde koonen
zei steeds: „O ja? Is 't werkelijk?"
Als hij het wat al te gepeperd vond kreeg
hij de wind van voren. Wat geloofde hij
't niet? WTilde hij, snertbig, het beter we
ten danafgestudeerde zandvarkens? Nou
dan moest-ie maar eens probeeren om te
gen den kapitein géén „Excellentie" te zeg
gen als-ie op rapport moest komen. Dan
zou-ie wel zein wat ervan kwam...
Een oer ergste problemen was in de
Eerste dagen van zijn kazerne-verblijf voor
Bulletje de vraag, hoe hij op zijn stroozak
slapen moest. Een stroozak dit ter voro-
lichting van hen, die niet weten wat dienst
Is is een ding, dat in ieen krib ligt en
waar een soldaat op ligt. Om te slapen of te
luieren. De stroozak is tegelijk zit-, slaap-
En dikwijls ook eetkamer voorts conversa
tiesalon en werkplaats om een geweer of
schoenen te poetsen. Een stroozak is een
zak vol stroo, heel hard vol gestopt en dus
veel gelijkend op een worst van reuzemaat.
Door het vele gebruik wordt het ding lang
zamerhand vlakker en dus meer bruik
baar, maar in 't eerst is het een onmoge
lijk werk om er op te liggen zonder het
gevaar te loopen er aan den anderen kant
weer af te rollen.
Bullie begreep dat en deelde zijn bevin
dingen dienaangaande aan zijn twintig ka-
mergenoolen mede. Dezen verzekerden hem
naast alle mogelijke onzin, dat het wel wen
nen zou.
—o
't Werd avond. Het avond appél was ge
houden, de lichten gedoofd en een na den
ander waren langzamerhand de soldaten
ter ruste gegaan. Alleen de big was nog op;
hij zag geen kans zijn bed behoorlijk op te
maken.
Eindelijk, eindelijk lag hij dan toch. Fei
telijk was het geen liggen, maar een balan-
ceeren van het eene ronde lichaam op het
andere. Bulletje kon de slaap niet vatten.
Hij lag maar te woelen en te draaien, stond
herhaaldelijk op om iets aan het bedgerei
te veranderen. Tot ten langen leste zijn
„slapie* vroeg:
„Maar biggie, waarom slaap-ie niet?'*
Het antwoord was één kreet van ellende
van diepen wanhoop:
„Ik kan niet slapen op dat ronde ding.
Ik rol er telkens af
Het slapie ging rechtop zitten, bekeek het
geval en gaf toen met een effen snuit aan
Bulletje den raad, dien den stumper nood
lottig zou worden:
„Dan mot je d'r op gaan staan jog. Op
en neer springen mot je. Dan wordt-ie
vlakker."
„Zou je denken?" twijfelde de in nood
verkeerende landsverdediger.
„Secuur, maar je mot een beetje hard
springen, anders geeft 't niks".
Bulletje was een big. Als hij wat 'meer
ervaren was geweest zou hij geweten heb
ben, wat het gesnuif, geproest, gekuch in de
andere bedden beteekende. Het beteekende
dat twintig jonge kerels, tintelend van jo
lijt, lagen te popelen op de dingen, die ko
men zouden...
Maar Bulletje was, zooals gezegd, nog
big. Zoo kwam het, dat in het schemerig
donker van de groote, holle ruimte een kor
te dikke figuur in 't wit op en neder bonsde
op de keiharde stroozak. 't Was doodstil in
het duister, want de geesten der twintig
wachtenden wisten, wisten onfeilbaar ze
ker, wat er komen moest met noodlottige
zekerheid.
Dof bonkend mokerden de slagen van
het zware biggenlichaam op de plankharde
zak met stroo. Bulletje hield zich met bei
de handen vast aan het kastje boven zijn
bed en sprong op en neer in 'woesten ca
dans. Hij hijgde en transpireerde van het
ongewone werk. Maar hij hield vol, vooral
omdat z'n slapie hem aanvuurde met *n
zacht:
„Goed zoo, jog. Harder. Geef 'm van Jetje".
Bulletje danste zijn mallen dans en het
was alsof hij door zijn stompen op den stroo
zak uiting wilde geven aan zijn woede öp
alles en allen, die hem hier in de kazerne
gebracht hadden
Tot de catastrofe kwam
Plots daverde een geweldige slag door
de stilte van de duistere kamen Een luid
gekraak een bons op den vloer. Toen
stilte, 't Wit van het dansende lichaam was
verdwenen.
Een schaterend gelach en luid gejoel vul
de thans de stilte en een regen van kussens,
brokken harde kuch hagelde naar Bulletje's
verblijfplaats. Het slapie, dat ook werd ge
troffen, begon luid te protesteeren en met
razende snelheid terug te gooien...
Bulletje was door z'n krib gezakt,
't Kribhestel had 't niet kunnen bolwer
ken tegen de heiblok-liefkozing van z'n
gebruiker, het rooster had het begeven en
de jongen was met stroozak, lakens en de
kens op den grond terecht gekomen.
De sergeant van de wacht kwam er aan
te pas om aan de herrie eén einde te maken.
Maar hij ving bot; de twintig soldaten „snurk
ten als ojsen". Alleen Bulle'jè stond zielig-
alleen bij zijn krib-ruine temidden van
kussens, kuch en andere projectielen.
„Napoleon bij Waterloo", spótte de serge
ant van de wacht, toen hij Bulletje in het
licht van zijn zaklantaarn kreeg. „Als de
weerlicht onder de wol, vriendje, of ik
slinger je op de bon".
Neen Bulletje had geen geluk als
krijgsman
Die op het koord
„PietPietIk krijg de hik"
Monsieur Henry was kwaad. Dat betee
kende wat, want monsieur Henry was
een der leiders van de Parijsche politie ten
tijde van Napoleon, toen de politie heel wat
te vertellen had in het dagelijksche leven.
Monsieur Henry was kwaad omdat hij van
den perfect van politie ongezouten de waar
heid op zijn boterham had gekregen. Parijs
krioelde van misdadigers en monsieur Hen
ry werd betaald om die boeven te van
gen, hetgeen hem echter niet gelukte Bru
taalweg werd op straat roof gepleegd, inbra
ken gebeurden hij tientallen op klaarlichten
dag en er gebeurde minstens een moord
per dag en de daders bleven zoek. Dat ging
zoo niet langer, had de prefect te verstaan
gegeven. Als FEmpereur daarachter kwam
had je de poppen aan het dansen.
„Hm., Hm." zei iemand in monsieur Hen
ry's kamer. De chef keek verrast op. Voor
zijn bureau stond een dik, zwaargebouwd
man, gekleed in een wijde, bruine overjas,
een gerafelde broek en in witte kousen, die
betere dagen hadden gekend. De man had
een stierennek en een zware onderkaak, die
durfachtig vooruit stak, zware wenkbrou-
wen en kleine grijze oogen, die waakzaam
rondkeken.
„Hoe kwam U hier binnen?" vroeg mon
sieur Henry. Zijn hand reikte naar de ta
felbel.
„Een oogepblikje", antwoordde de man
voor de tafel. „Ik wilde U spreken. Mijn
naam is... Vidocq". Hij grinnikte, toen hij
de uitwerking van zijn woorden zag.
Vidocq. De heer Henry was niet op
zjjh gemak. Hij was alleen in de kamer met
een der meest beruchte en gevaarlijkste
misdadigers van Frankrijk, een man, die
minstens tien keer uit de gevangenis of
van de galeien was ontsnapt, een man ook
van verstand en slimheid en buitengewone
lichaamskracht. Geen pretje,
een manier, die aan een ander niet lukt
„Wat wilt U van mij?" vroeg hij kort en
bondig.
Vidocq glimlachte. „Er zijn twee groepen
in de samenleving de jagers en de op-
gejaagden. Het heeft wel wat lang geduurd,
eer ik goed begrepen had, dat de opgejaag-
den steeds aan het kortste eind trekken.
En dus meneer heb ik besloten om van de
gejaagden naar de jagers over te stappen".
„Wat bedoel je?"
„Ik bied U mijn bijzondere diêfig'en aan
als dievenvanger als politieman".
Monsieur Henry leunde van verbazing
achterover.
„Ben je nou heelemaal gaar, Vidocq, of
houdt je mij voor den gek? Wat kan jij voor
de politie-doen?"
„Iets wat de politie zelf niet kan de
misdadigers vatten", antwoordde Vidocq".
Ik ken de onderwereld op mijn duimpje en
zooals U ziet weet ik binnen te komen op
een manier, die aan een ander niet 'lukt.
Ik ken honderden misdadigers en hunne
geheimen. Ik ben zoon beetje hun biecht
vader, ziet U. Ik ken de oplossing van tien
tallen moorden en ik kan gemakkelijk hon
derden nieuwe misdrijven voorkomen".
„Ik heb al eens eerder van zulke aanbie
dingen gehad", mompelde de politiechef.
„Maar ik kom ze na ook", zei Vidocq zelf
verzekerd.
„Je leven is geen cent meer waard als de
misdadigers ontdekken, dat je een politie
spion geworden bent."
„Dat is waar, maar op het oogenblik is
het evenmin wat waard. Neem eens de
proef met mij. Stuur mij naar de gevange
nis, zoogenaamd wegens een misdaad en
laten we eens zien wat ik kan klaar ma
ken".
Monsieur Henry liet zich ten slotte over
tuigen. Vidocq ging in het boevenpakje de
gevangenis in. En spoedig begon er een
waar schrikbewind in de wereld van den
misdaad.
De eene arrestatie volgde op de andere.
De boeven wisten niet meer hoe zij het
hadden. De een verdacht den ander, maar
niemand had de geringste verdenking tegen
Vidocq. En toen een jaar later bekend werd,
dat Vidocq er weer op wonderbaarlijke wij
ze in geslaagd was, uit de gevangenis te ont
snappen, juichte de gansche onderwereld...
Weer in vrijheid begon Vidocq er ernstig
werk van te maken, den misdaad te bestrij
den. Natuurlijk had hij alle hulp van (de
politie, tenminste officieel, maar er was
menig politicman, die hem niet vertrouwde
of uit jalouzie hard tegenwerkte. En toen
onder het geboefte het verbijsterende nieuws
doorlekte, dat Vidocq handjeplak speelde
met de politie, toen was zijn leven geen
cent meer waard. Iedere minuut van den
dag of nacht kon hij een mess leek in den
rug verwachten. Maar Vidocq trok er zich
niets van aan en ging door met het vangen
van dieven.
Talrijk zijn de verhalen over zijn slimheid
en stoutmoedigheid. Op een gegeven oogen
blik werd Parijs overstroomd met valsch
De Amsterdamsche politie vroeg
dezer dagen meesters in de rech- f
ten voor de opleiding tot politie- f
inspecteur. Een eeuw geleden ging g
t dat anders. Dit artikel vertelt naar
waarheid, hoe een misdadiger de
grondslagen legde voor de thans
beroemde Criminerie Politie van
Parijs.
geld. Niemand vertrouwde meer een zilver
stuk of een bankbiljet; het kon evengoed
valscha ls echt zijn. Vidocq beloofde dat
hij de vervalschers te pakken zou krijgen.
Binnen een week kwam hij met de daders
hoven water; een reus van een schoenlap»
per, die nog sporen droeg van het gevecht,
toen Vidocq hem in z'n eentje kwam <arre-
steeren, een tuchthuisboef en een dokter.
Vidocq was over de daken van verscheide
ne huize geklommen, had zich langs een
touw laten zakken naar het raam van de
kamer, waar de mannen bezig waren met
het maken van het valsche geld. Hij zwaai
de zichzelf door het venster en... wel ide
resultaten zijn bekend.
Het gouvernement was uiteraard zeer in
genomen met zijn werk. Op zijn voorstel
werd de „Brigade de Surété" gevormd, de
rechercnedient, waarvan Vidocq aan het
hoofd kwam met 4000 francs salaris een
flink bedrag voor dien tijd. Vidocq mocht
zelf zijn medewerkers kiezen en hij deed
dat op zijn eigen manier; de zes gekozenen
waren allen gewezen misdadigers, waarbij
de twee zeer beruchte hoeven Scheltein en
Ricpry, die zijn luitenants werden. De
dienst groeide aan tot 24 menschen.
Van dit kleine begin in 1812, het jaar
van Napoleon's roemlooze tocht naar Rus
land, groeide de schitterende Fransche re
cherchedienst van den huidigen dag. In het
eerste jaar arresteerde Vidocq 15 moor*»
denaars, 108 inbrekers, vijf roofmoorde
naars en ongeveer vijfhonderd andere hoe
ven.
Niemand wist ooit, waar Vidocq sliep.
Toch dook hij altijd op, op de 'meest onver
wachte plaatsen. Hij kon zich buitengewoon
goed vermommen en speelde meesterlijk
detollen, waarin hij^ zien bèWöog,. Hij hei
zat een Verzameling costumes voor iede-
ren rang en stand; zijn grootste kracht lag
echter in zijn vermogen om de uitdrukking
van zijn gelaat naar willekeur te verande
ren. Op lateren leeftijd leerde hij vreemde
talen en wel zoo goed, dat hij ze zonder
accent sprak een prestatie voor een
Franschman.
In 1827 nam déze menschénjager afscheid
van den dienst. Er was een nieuwe perfect
gekomen en zooals het meer gaat: nieuwe
heeren, nieuwe wetten. De vrijheid van han
delen, waaraan Vidcoq gewend was en die
hem deels zijn successen bezorgde, werd
verminderd en daar nam hij geen genoegen
mee. Hij bezat trouwens genoeg spaardui
ten om rustig te leven.
Zijn vitaliteit was echter zoo groot, dat
hij niet rustig thuis kon blijven. Hy sticht
te een fabriek van papierwaren, waarin htf
uitsluitend gewezen misdadigers aan het
werk zette.
Na de Revolutie van 1832 kwam h^j weer
voor een korten lijd aan het hoofd van de
Surété, maar het ging niet meer; hij kon
niet aan de nieuwe methoden wennen.
Toen richtte hij een particulier detective
bureau en informatiekantoor op. De zaak
liep best en het ging eenige jaren goed.
Toen kreeg hij moeite. Men verdacht hem
van willens en wetens verkeerde informaties
te verschaffen, indien hij niet terdege be
taald werd kortom, zijn handelwijze riek
te naar chantage. Er werd een aanklacht
tegen hem ingediend en hij werd schuldig
bevonden. In hooger beroep werd hij vrijge-
•sproken, maar hij was financieel geruïneerd.
Om in zijn levensonderhoud te voorzien
heeft hij nadien in Engeland lezingen gehou
den en zijn vermommingen vertoond. Later
ris hij naar Parijs teruggekeerd, waar nie
mand zich meer met hem bemoeide. In
1857 is hij in gebrekkige omstandigheden
overleden. In de politioneele geschiedenis
zal echter zijn naam voortleven als de eers
te van 's wereld grootste speurhonden der
misdaad.
Dit moet Uw eerste gedachte zijn bij
Brand- en Snijwonden, Ontvellingen
en allerlei Huidverwondingen