Doelbewuste oorlogsbestrijding.
H. K, H. Prinses Juliana.
Waarschuwing.
Aan „Kerk en Vrede".
Waarom geen practischer werk?
Voorzichtig met propaganda lectuur.
DRAISJtlA-vAN-VALKENBURQ 'S-:
c A .- LE
Het is ons gebleken, dat op misleiden
de wijze door personen die niet aan
ons blad verbonden zijn
Nieuwjaars- of andere zaken-
advertenties
worden opgehaald onder vertoon van
knipsels uit
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD.
Meenend met een vertegenwoordiger
van ons weekblad te doen te hebben,
gaven enkele personen reeds opdracht
tot plaatsing van zulk een advertentie,
die echter niet in Zeeuwsch Nieuws
blad zal verschijnen.
Tot het in ontvangst nemen van adver
tenties zijn uitsluitend onze bekende
vertegenwoordigers bevoegd.
De Administratie
Bij Haar a.s. huwelijk.
Nu onze beminde Kroonprin
ses dezer dagen in het huwe
lijk zal treden, willen wij hierbij
de geschiedenis van haar leven
weergeven.
Prinses Juliana's opvoeding en
strenge tucht in haar leefwijze
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 18 DECEMBER 1936. No. 51.
Wanneer wij blijkens onderstaande ons
voor een polemiek aanmelden bij de ver-
eeniging Kerk en Vrede dan is dat omdat wij
uit haar werkzaamheid, die ons zeker aan
genaam is en was, toch voorvallen meen
den op te merken, die ons het bewustzijn
schonken dat er door K. en V. Wel veel
en met eerlijke en volle overtuiging werd
en wordt gedaan, doch nog lang niet alle
oir bare middelen worden toegepast.
En zeker niet al hetgeen wat heden ten
dage ook onder haar bereik is gebracht om
met nog meer kans van slagen haar be
doeld nuttig werk in den juisten omvang
tot haar recht te doen komen.
Met andere woorden zij schiet ons inziens
tekort in haar taak.
Daarin is zij niet alleen. Integendeel vrij
wel de meeste vredesgroepen geven ta.z.
van de eenige juiste en practische moge
lijkheid om den oorlog actief te gaan uit
bannen een opmerkelijke lauwheid te con-
stateeren.
Dat wij onze aanval dus tot haar richten
komt, omdat we weten dat men in haar
huis nog niet ingedut is, doch integendeel
waakzaam en paraat poogde te blijven. On-
se lezers en ook wij hebben dit tot ons
aller voldoening inzonderheid de laatste
maanden dikwerf al te duidelijk kunnen
bemerken.
Doch juist omdat men daar wakker is,
▼alt er met de bewoners te praten.
In dit verband moet het ons eens van
het hart, dat van de beide ons op Walche
ren bekende vredesorganisaties, Kerk en
Vrede met daadwerkelijke belangstelling aan
de uiteenzettingen in ons blad de noodige
acte de précense schonk, terwijl daarente
gen in de kringen van Volkenbond en Vre
de deuren en luiken potdicht gesloten ble
ven.
Hier scheen niemand thuis.
Toch stonden wij noch vóór, noch tijdens
al die gedachten wisselingen officieel met
één van beide organisaties, of wie van haar
leden ook, in relatie.
Doch er zijn twee verschijnselen bij Kerk
en Vrede voor ons te bespeuren geweest die
ons tot het aandringen op een nadere toe
lichting of desnoods weerlegging in bewe
ging brachten.
Het eerste geldt de schijnbaar betrekke
lijk geringe belangstelling die van Kerk en
Vrede of haar leden individueel uitgaat
of is uitgegaan naar de zoo scherp om
lijnde en zeer positief door ons gestelde
practische methode om tot uitbanning van
den oorlog te geraken.
Een methode die toch alleszins afdoen
de en van minder verstrekkende of wel in
grijpende aard en karakter is, dan het posi
tief anti-militairisUsch beginsel dat mede
aan de strekking en het doel van K. en V.
ten grondslag ligt
Terwijl het tweede zich richt naar de
propaganda-lectuur die K. en V. op haar bij
eenkomsten, o m. verleden week in Luther-
sche Kerk te Vlissingen, uitdeelt.
Wanneer wij over ons eerste aanvalspunt
schrijven dat ons .,de schijnbaar geringe be
langstellingopvall, dan komt dit rit raard
omdat belangstelling en onderzoek steeds
vooraf dienen te gaan aan een positieve daad,
hetzij pro of contra. De daad van actie, van
medestrijden of tegenweer bieden.
In haar doelstelling schrijft K. en V. dat
zij tegen den oorlog het Evangelie stelt.
En in de middelen waarmede zij haar
doel hoopt te bereiken staat veel zeer
veel dat toch zeker bewezen heeft revi
sie te vereischen. (o m. strijd voor afschaf
fing dienstplicht streven naar nationale
en internationale ontwapening).
Niet zoover is destijds de blik kunnen
gaan dat de mogelijkheid opengesteld had
kunnen worden om, terwille van de be
geerde oorlogsuitbanning, ook nog overeen-
te kunnen komen dat men bereid was mede
te werken tot geleidelijke invoering van een
internationaal veiligheids complex hetgeen
ter vervanging van de militaire machten zou
kunnen dienen.
Wij verstaan dit. Want deze laatste nieu
we visie is als het ware uit de nieuwe ge-
dachtendrang na het mislukken der ont-
wapenings ideëen voortge.sprolen.
Niettemin is het er nu, en dus zou het
een dankbaar onderwerp voor de organisa
tie van K. en V. kunnen zijn zich bij die
nieuwe waardevolle ontdekking „aan te pas
sen", aldus haar groei en levende ontwikke
ling bewijzende.
Het zou ook meer in overeenstemming
zijn met haar roeping en taak van „mede
te strijden", d.i. toch actief deelnemen aan
iedere eerlijke en egale actie die er op
gericht is metterdaad het oorlogsmonster
aan te vallen.
Wij zijn niet blind voor de beteekenis van
het „getuigen", en weten dat zulks door K.
en V. met den meesten klem en aandrang
gebeurt.
Doch „getuigen", zijn is betrekkelijk zulk
een beperkte ge e s tel.ij.k.e a.r.b.e.ijd,
Het kan nooit leiden tot een uiteindelijk
begeerd en hartelijk verlangd resultaat.
Getuigen- op een rechtszitting bijvb. ver
vullen nooit de belangrijkste rol, wel dik
wijls een zeer voorname.
De voornaamste figuur ter zitting is uit
eindelijk de president, de beslisser van het
proces.
En waar het nu zoo'n geweldig belangrijke
gemeenschapszaak geldt waarbij het Chris
tendom tot taak heelt de allereerste plaat
sen in dit gemeenschap te betrekken, is
het zeker niet minder dan de pricht van
K. en V. om één stap verder te gaan.
Plet is niet genoeg een „getuigenis", te
hooren van hetgeen men „Om des gewe-
tenswille", heeft te beslissen, of om een
knappe wijsgeerig peroratie te beluisteren
met een zeer interessante zinswendingen-
manoeuvres over de vraag „Wat kunnen
Christenen voor de Vrede doen".
Van het hoogste belang is:
Wat zullen ze beslui;en om er voor te
doen, WAT DOEN ZIJ?
Ziehier een radicale bemerking.
Doch een bemerking die o.i. op haar
plaats is zeker in ons gewest na al
heigeen er maandenlang over de aangesne
den materie in het openbaar behandeld is.
Wij meenen met Recht en met reden
en dat niet alleen tegen de menschen van
K. en V. de zaken wel eens zoo te mogen
nee te moeten stellen.
Hieronder zijn uiteraard niet begrepen dat
groepje menschen wat ons met belangstel
ling volgde niet alleen, maar ons boven
dien bezocht en spontaan vroeg om te mo
gen medewerken.
Ook zij wachten met ons de vrucht
van anderer inzicht en daadkrachtige me
dewerking af.
K. en V. versta ons dus goed. Wij onder
schatten genszins de mogelijke belangrijke
invloed die van „het getuigen", uitgaat,
mits dit getuigen dan ook zuiver blijve.
Maar het komt ons belangrijker en nood
zakelijker voor dat zij ook posiiief metho
dische bestrijding van den oorlog Ijverig
helpt bevorderen.
Dat er in het getuigen ook gevaren kun
nen schuilen bewees ons o.m. het propa
gandablad dat door K. en V. wordt uitge
reikt.
Dit blad nu is een vertaling van een
intervieuw dat een journalist van een En-
gelsch tijdschrift met twee pacifisten heeft
gehad n.l. Dr. Sheppard, Kanunnik te Lon
den en de schrijver Aldous Huxley.
Deze twee mannen zetten daar een vre
desbeweging op touw met een ongekend
groot resultaat.
In een open brief in de pers vroeg
Dr. Sheppard aan alle mannen die van mee
ning waren dat oorlog slecht is „Om leen
gelofte af te leggen, niet meer aan teen
oorlog te zullen deelnemen".
Binnen weinig tijd kwamen er op die
vraag zooveel antwoorden dat die beweging
reeds spoedig ÏOO.OJO leden telde.
Nu moge dit een verrassend resultaat
rijm ten aanzien van een doelbewuste
en welgestelde methode om oorlog uit te
bannen zegt dit als zoodanig nog niets.
-"ZACHT VAN SMAAK - PRU5 70 ct
Het is een prachtgebaar voor anti mili-
tairistische propaganda.
Interessant is het natuurlijk dat zooveel
menschen van één nationalileit eigener be
weging vrij spoedig reageeren.
Maar dan was het pctilonnement van de
Dagbladpers en dat was nog maar verre
van volledig niet minder in.eressant
toen zij vier millioen handleekeningen ver
zamelden van hen „die ook", om nooit
meer oorlog „vroegen'*.
Het vraaggesprek dat zich heeft voorge--
daan moge in menig opzicht zeer interes
sant zijn, zeker is dat er ook veel in voor
komt wat beter achterwege had kunnen
blijven ais „te", ideëel te experimenteel,
waarvan ieder voelt dat zelfs een proefne
ming dermate onverantwoordelijk zou zijn
dat men er nooit of te nimmer laan be
ginnen zal.
Daar is bv. de speculatieve verwachting
dat de zakenman die kwestie gaat beschou
wen uit een oogpunt van verlies en winst.
In dat milieu komt men zóó zeker nooit
tot eenig belangrijk resultaat.
Dan de steeds naiver wordende veron
derstelling dat met „ontwapening", zondes
meer veel te bereiken zou zijn. Deze vorm
van „oorlog in den ban doen", neemt na
tuurlijk geen enkele overheid op Christe*
lijke beginselen of theorieën alleen.
Trouwens de geheele ontwapenings the
orieën van beide heeren is wel zeer zwak
en op vele punten redelijk aanvechtbaar.
In dit uitgebreide intervieuw komen en
kele gegronde waarheden te voorschijn, doch
er ligt geen vaste doelbewuste lijn in.
Vele meeningen slingeren en zijn vaak
angstvallig dicht een botsing nabij.
En voor een opmerking inzonderheid moe
ten we waarschuwen. De krantenman vroeg:
De zware, verantwoordelijke taak, welke
eenmaal op de schouders van onze Kroon
prinses zal rusten, heeft reeds in haar pril
le jeugd haar stempel gezet op het leven,
dat zij leidde. De zorgvuldigheid, waarmee
weleer wijlen Koningin Emma onze tegen
woordige Vorstin voorbereidde op de regee-
ringstaak, is dezelfde, als waarmede Prin
ses Juliana werd opgevoed. Het is bekend,
dat Koningin Wilhelmina een verstandig den
kende vrouw is, met alle kwaliteiten, welke
noodig zijn om een staat omzichtig te leiden.
Koningin YVi.helmina voedde baar dochter,
toen deze een klein meisje was, streng
en zonder eenigen opschik op. Haar studie,
die werd aangevangen op denzelfden leeftijd
als bij alle kinderen, was vanaf het eerste
begin gekenmerkt door het bijbrengen van
verantwoordelijkheidsbesef. Juliana's taak
was reeds in haar jonge jaren afgemeten in
uur en tijd en van elk uur moest zij verant
woording af kunnen leggen. Haar dagtaak
werd verdeeld tusschen studie en ontspan
ning, en ook op deze laatste werd nauw
keurig toegezien. De Koningin heeft haar
dochter van stonde af aan bijgebracht, dat
zij niet voor haar genoegen eenmaal konin
gin zal zijn, maar dat zij in dienst zal staan
van land en volk, dat haar hooge geboorte
haar den plicht oplegt, zich geheel te geven
aan de belangen, welke zij eens als een
kostbaar bezit van baar Moeder zal erven.
Een onderwijzeres der Prinses heeft eens
verleid, hoe groot de moeilijkheden waren
bij de opvoeding van Juliana. De Prinses
was immers eenig kind, en de bezwaren,
hieraan verbonden, doen zich reeds in ge
wone kringen voelen, dus zeker in vorste
lijk. De Prinses miste de dagelij ksche
speelkameraadjes, hoewel de Koningin haar
natuurlijk veel toestond om met andere
kinderen om te gaan. Maar altijd kwam 21a
een speelpartij met kameraadjes de vraag
op: „Wat zullen we nu gaan doen?" en de
beantwoording van deze vraag moest zoo
omzichtig mogelijk geschieden in den vorm
van een autotochtje of een ander pretje.
Als kind alleen was er natuurlijk het ge
vaar, dat de Prinses eenzelvig zou worden;
dat juist het tegendeel het geval is en dat
zij met iedereen volledig meeleeft, en voor
alles belangstelling toont, is wel een der
schoonste resultaten dezer moeilijke op
voeding. De leeraressen der Prinses waren:
Jonkvrouwe L. P. v. d. Poll, die van 1909 tot
1920 met de opvoeding was belast; daarna
werd deze taak overgenomen door Baro
nesse L. G. Sloet van Marxveld. Algemeen
lager onderwijs werd gegeven door Mej.
B. Cohen Stuart, zang door Cath. van Hen
nes; gymnastiek door Mej. de Mello Man
ser; Nederlandsche geschiedenis: Mej. N. v.
Hasselt; Latijn en Grieksch: Prof. Dr. J. H.
Gunning Wzn., (1924—1926); staatsrecht: Jhr.
Mr. W. J. M. v. Eysinga (1926-1927); In
dische land- en volkenkunde: Prof. J. C. v.
Eerde (19231927) en voorts werd zij nog
in verschillende bijkomende vakken onder
richt. Het godsdienstonderwijs der jonge
Prinses was toevertrouwd aan Ds. W. L.
Welter Jr.
Het verhaal gaat, dat de Prinses eens
moet hebben gezegd: „Als het mijn tijd is,
wil men misse..ien geen koningin meer en
dan word ik advocaat". Of dit gezegde aut-
thentiek is, weten wij niet, hoe het ook zij,
de bekwaamheid voor advocaat bezit de
Prinses zeker. Haar rechtenstudiën te Lei
den hebben aangetoond, dat zij een scher
pen, logischen geest heeft, met een scher
pen kijk op den kern der dingen. Zij is bo-
veiKlien een vlug en naiiUig debater, die
vlug en spitsvondig een geestigheid kan uit
buiten.
Ook haar vrouwelijke aanleg is bij haar
opvoeding nimmer verwaarloosd, en zoo
kon zij zich ook bekwamen in huishoudelijke
practijk. Hiertoe ontving zij kook- en huis-
houdlessen in het Huis ten Bosch. Als lee-
rares hierbij fungeerde Mej. C. Goldenberg,
die vroeger leerares was aan de 's Graven-
haagsche Vakschool voor Meisjes. Hierin
heeft de Prinses getoond, hetgeen zij reeds
van haar Moeder had geleerd. Verder leer
de zij naaien, de linnenkast verzorgen
een speciaal Hollandsche bezigheid en
voorts nam zij de financiering van de keuken
op zich. Toen de Prinses baar lestijd had
voleind, toonde zij zich een volkomen be
kwame huisvrouw en bet pleit voor het
verstandig inzicht der Koningin, dat zij de
specifiek vrouwelijke zijde van haar dochter
niet heeft willen verwaarloozen. Wij mogen
ook veilig aannemen, dat bij haar opvoe
ding ook steeds de gedach.e heeft voorge
zeten, dat de Prinses op eigen beenen moet
kunnen staan, mocht de dynastie onver
hoopt uit Nederland woiden verbannen. Dit
was rekening houden met de reali.eil der
dagen, daar er toentertijd in Europa zoo
veel koningstronen vleien en vorsten in den
struggle for life het onderspit moesten del
ven.
Het leven van Prinses Juliana is niet bei-
dolven in luxe en feesten. Integendeel, de
opvoeding van de Prinses is, zooals wij
reeds zeiden, sober geweest. Zij had op tijd
haar ontspanning, maakte iederen zomer
een vacanliereisje met haar Moeder, maar
besteedde de rest van haar tijd zoo, dat me
nig burgermeisje niet gaarne met haar zou
willen ruilen.
Van jongsaf is de Prinses romantisch aan
gelegd geweest. Als kind hoorde zij gaarne
sagen en legenden, vooral de Vaderlaudsche;
latei* leidde deze romantische trek naar
een. intense belangstelling in de litteraire
kunst. De Prinses is een verdienstelijke de-
clamatrice, hetgeen eens is gebleken in den
tijd van Willem Roy aards. Deze ::ju op
een feest, dat de Koningin gaf, optreden,
maar was op het laatste oogenblik door
ziekte verhinderd. De kleine Prinses, met
al haar durf, viel voor hem in, droeg ver
zen voor en had een uitbundig succes te
oogsten.
De muzikale opvoeding der Prinses is in
uitstekende h an u-en geweest. Zij speelt zeer
goed viool en piano, en het is bekend, dat
zij, in tegenstelling met de Koningin en
wijlen Prins Hendrik, de muziek zeer lief
heeft. Op concerten leert men het onge
kunstelde karakler van de Prinses eerst
goed kennen, daar geeft zij zich geheel aan
de zoo geliefde muziek over.
Zoo is de opvoeding der Prinses weten
schappelijk, practiseh en cullurrel geweest
en zij is geheel voorbereid en met hoe
veel zorg op de taak, die haar wacht. Het
moge nog lang duren, alvorens die aanvangt,
maar eenmaal zal zij komen. En haar volk
kan dan verzekerd zijn, dat zal regeeren een
even bekwame Koningin als Koningin Wil
helmina.
PRINSES JULIANA EN HAAR STU-
DENTENTIJD.
Het is thans weer ruim zes jaar geleden,
dat onze Prinses afscheid nam yan een
vreugdevolle en romantische periode van
vrijheid, waarin zij het leven heeft geleid
van een studente met colleges, clubs en
vriendinnen. Het was een^ijd, welke voor
de Prinses in haar herinnering een der
schoonste zal blijven.
Ons, stervelingen van het aanslagbiljet,
lijkt de positie van die andere stervelingen
op tronen en in gouden koetsen, onbeschrij
felijk romantisch en schitterend in goud,
pracht en praal. Wij denken er over na, hoe
die menschen zullen leven, of ook zij ide
dageiijksche sleur, die de dagen zoo grijs
maakt, kennen, of ook in hen het verdriet
over levensteleurstellingen opkruipt, het hit
tere, naamlooze verdriet om wat men in
zichzelf en anderen verloren zag gaan. Wij
zoeken overeenkomst tusschen het leven
van een vorst en ons leven. Maar wij pei-