DE STRIJD OM VREDE.
AKKER'S verstèrkte ABDIJSIROOP
DE GELDHATER
Geef Uw hoestend kind
's Werelds beste Hoestsiroop
FEUILLETON
TUINBOUW.
BURGERLIJKE STAND
Geachte Redactie,
De toekomst van het vak.
Apotheken geopend te Vlissin^en:
Zondag is geopend
Hoogwater te Vlissingen op
WIELRIJDERS, LICHT OP:
uur
ti
PETER ROSEGESSER.
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 11 DECEMBER 1936. No. 50.
Gezien de polemiek die in Uw geëerd
blad werd gevoerd over het vraagstuk, van
de Wereldvrede, constateert de Pers
commissie van Kerk en Vrede, dat er om
trent de beginselen en doelstelling van de
Vereeniging „Kerk en Vrede", nogal ver
schillende gedachten worden geopperd en
dientengevolge scheeve voorstellingen van
bovengenoemde Vereeniging gegeven wor
den.
Heusch, geachte Heer en, Hartman en De-
lee, de K. V. menschen, leven iniet in
een droom-wereld, ook wij weten heel goed,
zooals de Heer Delee^ zoo duidelijk heeft
uitéén gezet) dat de mensch moet worden
vernieuwd, maar dan in Jezus-Christus her
boren, gedrongen door de liefde van Chris
tus, getuigen.
U, zou, geachte Heer Delee, een princi
pieel lid van K. V., kunnen zdjh, want
gij verwacht het niet, van U zeiven, ook
niet van den mensch, (den ouden mensch).
maar van den wederom geboren mepsch,
door Jezus-Christus!
U komt dan geheel in de lijn van onze
Vereeniging, willen we U dit bewijzen? Wij
hopen U te overtuigen, wij gelooven in Uwe
oprechtheid, om ons serieus aan te hooren,
en zoo noodig ons van repliek te dienen,
dank zij de vriendelijkheid van de Redactie,
van het Zeeuwsch-Nieuwsblad.
De beginselverklaring, van Kerk en Vre
de luidt aldus:
De Groep enz. „van oordeel, dat slechts
van het doorwerken der Christelijke begin
selen heil te wachten is voor menschen
volken en volkengemeenschap, dat deze door
werking niet alleen tegengehouden wordt
door de invloed der zonde, maar ook het
in «•tandhouden van zondige gebruiken,
waarvan het verderfelijkste de oorlog is,
dat niet alleen de oorlog met alle Recht
spot, maar ook het karakter der moderne
oorlogvoering het godsdienslig-zedelijk be
wustzijn krenkt op een niet meer te ver
dragen wijze,
dat het elk offer waard is om tegenover
deze misdaad ernst te maken met de ze
delijke waarheid, dat het beter is onrecht te
Jijden dan onrecht te doen,
bindt den strijd aan tegen oorlog en oor
logstoerusting en roept alle CHRISTENEN
BINNEN en buiten de kerken op om in
dezen strijd mee TE STRIJDEN,
opdat de namen van Jezus-Christus en
Zijn Hemelschen Vader niet meer op die
gruwelijke wijze door de volken geschon
den worden als in de jaren, die achter ons
liggen, het geval is geweest".
Deze beginselverklaring werd op 8 Oc
tober, 1924 door enkele mannen samenge
steld, deze broeders waren ervan overtuigd,
dat men de zonden en hare noodlottige ge
volgen, enkel en alleen kon en mocht be
strijden, vanuit de eischen van het Evange
lie van Hem, Die ons alleen den eenig veili-
gen weg wijst door dit tranendal.
Zij, jaagden geen „utopie" na, maar God
zelv.e, riep hen op tot dezen „Geestelijken
strijd!
Zy waren zich bewust, niet in eigen kracht
dezen strijd te kunnen voeren, Zijne genade
wJas hen genoeg, de kracht van Zijn Heili
gen Geest, zou hen moeien bezielen, in dat
geloof begon men het werk des Geestes.
Wreed en barbaarsch was de oorlog al
tijd geweest, daarom was dat niet h e t mo
tief, om den strijd te beginnen, want voor
een Christen is nooit het ergst wat er gele
den wordt, hoe vreeselijk dit ook moge zijn,
MAAR wat er gedaan wordt na stelselmatige
voorbereiding en oefening, wel bewust I
En, nu zijn we 12 jaar, verder, en wie nu
niet slaapt d.w.z. niet alleen moreel, vooral
geestelijk niet slaapt, en niet alleen wakker
is, maar ook waakt en bidt, wie de teekenen-
der tijden verstaat, die weet dat „oorlog"
dreigt, maar juist daarom, getuigt „Kerk
en Vrede" tegen dit monster der zonde!
Juist in dezen tijd, waarin de machten
van de afgrond brutaal hun koppen omhoog
steken, getuigen de Christen, dat oorlog en
Evangelie onverzoenlijke tegenstellingen zijn,
en dat wie den naam van Christus noemt,
heeft af te staan van ongerechtigheid!
Het gevaar, van „oorlog" dreigt, maar
juist daarom, nu het nog tijd is, hebben wij
Christenen, Zoo'n ontzettende verantwoor
delijkheid, tegenover God, en onzen naaste.
En de Kerk, die zich naar Hem tnoemt, wat
doet zij? Is zij een stad boven op een berg?
Is Zij zout, of is het smakeloos zout? Zijn
Hare dienstknechten, allereerst gehoor
zaam aan de eisch van het Evangelie van
Jezus-Christus, den Heer?
Het gevaar dreigt, dat het Christendom,
wederom door haar belijders zelve tot den
ondergang wordt gedoemd. Kan het Chris
tendom nog een tweeden wereldoorlog, on
der zijn sanctie doorstaan?
Niet het eigenlijke Christendom loopt ge
vaar, niet de waarheid van het Evangelie,
die blijft in de grootste duisternis staan en
schijnen, en daaraan kunnen Goddank, geen
aardsche machten raken, zoo min als zij
de sterren kunnen beschieten!
God heeft nog geduld met ons! Wordt
het geen tijd dat wij Hem, de eer geven die
Hem toekomt? Doen wij dit door te zwij
gen, door den oorlog in Zijn Naam te sancti-
oneeren?
Geachte Heer Hartman en Delee, en le
zers van dit sympathieke blad, stel U
voor Gods aangezicht, en vraag Hem, Hcere,
wat wilt Gij, dat ik doen zal?
U, geachte Redactie, hartelijk dank voor
Uwe vriendelijke belangstelling.
Namens de Prov. Perscomm.
Ds. F. DON, voorzitter.
F. JANSEN, secretaris.
De tuinbouw hangt af van den export
zijner producten, dat is in de vergadering
van den tuindersvakbond van den L. T. B.
te Haarlem nog weer eens duidelijk on
derstreept De voorzitter, de heer Groen,
een bekend tuinbouwman uit Noord Hol
land heeft er verder op gewezen, dat de
handelspolitiek der regeering er niet op ge
richt is geweest, dezen export te verhoogen.
Voorts heeft hij gesproken over de toe
komst van het vak.
Men heeft gezegd, dal de tuinbouw geen
tóekomst meer zou hebben. Zij die dat
meenen demonstreeren een ontstellende on
kunde, zei de heer Groen. Wel is het be
drijf in moeilijke jaren zeer stiefmoeder
lijk behandeld. Als men op dezelfde ma
nier het overige bedrijfsleven had behan
deld dan stonden wij nu voor een econo
mische ruine. De regeering zal de aanpas
singspolitiek voortzetten, ook ten opzichte
van den tuinbouw, die voorshands nog niet
kan worden losgelaten.
Verwaarloozen van zoo'n hoest kan onberekenbare gevolgen
hebben. Als Ge dadelijk Akker's verstèrkte Abdijsiroop
geeft, zult Ge reeds morgen verbetering kunnen waarnemen.
Voor de teere slijmvliezen van kinderen is Akker's Abdijsiroop vanouds
het béste en beproefde middel, want het is een natuurlijk kruiden-middel,
samengesteld uit beproefde „genees-cruyden", waarvan de verrassende
werkzaamheid reeds in de grijze oudheid aan ingewijden bekend was.
De werking van Akker's Abdijsiroop is nu bovendien door Apotheker
Dumont krachtig versterkt door toevoeging van de hoest-bedwingende
stof „codeïne". Abdijsiroop schaadt niet, lost het vastzittend slijm snel
op, verdrijft de hoest, versterkt de ademhalings-organen en geneest.
Terecht noemt men Abdijsiroop dan ooki
VERLAAGDE PRIJZEN t 0.75 I 1.25 f - f 5.50. OVERAL VERKRIJGBAAR
SEROOSKERKE (W.) over de maand No
vember 1936. 1
Geboren: 9. Tannetje, dochter van Pie-
ter de Jonge en van Elizabeth Catharina
Matlhijsse 24. Jan, zoon van Antheunis
de Visser en van Laurina Cornelia de Pag-
ter.
Overleden: Jacobus Wijkhuijs, oud 80 j.
echtgen. van Pielernella Elizabeth de Prin-
se 29. Gornelis Willeboordse oud 75 j.
weduwn. van Hendrika Engelsman.
WESTKAPELLE over de maand Nov. 1936
Ondertrouwd: J. de Pagler Pz. 23 j.
en Joha. Heijt Hd. 23 j. E. Verhage 29
j. en Jaka. Lievense 20 j. P. Dommisse
(Domburg) 33 j. en M. Verhulst Hd. 32 j.
P. Slabber Az. 24 j. en T. Huibregtse
Pd. 20 j.
Getrouwd: J. Minderhoud Az. 26 j. en
Joh. Brasser Jbd. 25 j. J. Verhulst Wz.
28 j. en Joh. Slabber Wd. 26 j.
Geboren: Johannis z. v. Willeboord Lie
vense en Johanna Willeboordse.
Neeltje Hendrikse 74 j. wed v. L. Lous.
OCKENBURG, Singel.
DECEMBER
ZON
Op
Onder
Zaterdag
12
Dec.
8.02
3.45
Zondag
13
H
8.03
3.45
Maandag
14
f»
8.04
3.45
Dinsdag
15
ft
8.05
3.45
Woensdag
16
tt
8.06
3.45
Donderdag
17
tt
8.07
3.46
Vrijdag
18
tt
8.08
3.46
Zaterdag
12Dec.v.m. 12.01
n.m.
12.26
Zondag
12.47
tt
1.01
Maandag
14
1.22
tt
1.39
Dinsdag
13 tt tt
1.57
tt
2.15
Woensdag
16 pt tt
2.30
tt
2.51
Donderdag
17
3.04
t»
3.26
Vrijdag
18
3.35
tt
4.06
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensd.
Donderd.
Vrijdag
12Dec.
te
4.15
13
te
4.15
14
te
4.15
15
te
4.15
16
te
4.15
17
te
4.16
tt
18
te
4.16
tt
DOOR
19. j
Tevoren echter liet hij Melchior bij zich
roepen in zijn kamer. Deze nam zijn touts
af, want de boer leek hem tot stervens
toe bleek en zwak.
„Melchi", zei de zieke, „wij hebben nog
■wat met elkaar in orde te maken. Je bent
nu al vier jaar en langer bij mij in huis. Je
hebt je flink en ordentelijk gedragen, je
bent in den laalslen tijd mijn rechterhand
geweest. Frits weet ook wel wat !hij aan
je heeft, en mij zal het in mijn laatste uur
nog een verlichting zijn, te weten, dat je
ook verder hier in huis blijft. Ik zou ook
wel graag gezien hebben, dat mijn zoon,
de dokter, je wegens het soldaat worden
onderzocht en ongeschikt had bevonden
dat was een kleinigheid geweest. Nu, als je
't niet wilt Maar onze oude zaak moet
nu in orde gemaakt worden, anders kon
daar licht gepraat van komen, zooals dat
nu eenmaal gaat bij de menschen".
De Hooge-Weide-l>oer richtte zich in zijn
bed op, en haalde ouder zijn hoofdkussen
een pakje vandaan, dat hij reeds tevoren
klaargemaakt scheen te hebben. Het was
van wit linnen en er zat een blauw bandje
om. Hjj hief het op en woog het een paar
maal op zijn hand, als wilde hij onderzoe
ken, hoe zwaar het was. Toen zei hij zacht:
„Melchi, dat is jouw eigendom".
De jonge man schrok bijna en borg
zijn handen op zijn rug, dat zij niet zouden
toegrijpen.
„Melchi", vervolgde de zieke, „bega nu
geen dwaasheden, daar is het nu geen tijd
voor. Dat pakje is je eigendom, je hebt het
eerlijk verdiend en je zult het nog kunnen
gebruiken. Pak aan en laat me niet
zoo lang praten, je ziet wel, dat me dat
opwindt".
Melchior was naar het raam gegaan en
staarde nu naar buiten. Op de 'herfst
achtige weide huppelden geelgeworden bla
deren rond; in de kamer lag een dood
zieke man en die sprak nog van geld en
goed...
De jongen schudde bedroefd het hoofd,
hij wilde niets aannemen.
„Zoo", zei de boer toen gelaten, maar er
trilde woede in zijn stem, „dus cadeau ge
ven wil je het den boer van de Hooge Wei
de".
„Ik heb niets om weg te schenken",
wierp Melchior tegen, ..ik heb het goed ge
had bij u; mijn heerlijkste lijd is bij u op
de hoeve geweest; 4ie komt nooit meer
terug. En nu wilt u óók nog dood gaan..."
If ij keerde snel zijn gezicht af; met ide
muls, die hij vast in zijn gebalde vuist
lield, streek hij vlug langs zijn oogen.
„Melchi", zei c!e oude, „kom eens bij mij.
Geef me je hand. Zoo, het doet me goed,
dat je bij me bent Mijn zoon zwerft ver
van het bedrijf rond. Die is lichtzinnig
en onervaren; ik wilde je vragen, hem altijd
flink bij te staan. Trouwens misschien
word ik nog wel beter; had ik eerst den
winter maar achter den rug. Nu, 't ga
gelijk God wil. En nu, Melchi, neem dat
aan. Beleedig me niet, neem het aan.
Deuk maar, dat er geen geld in is alleen
maar een aandenken".
,Geen geld", bromde de jonge man.
Toen stond hij nog een poosje besluiteloos
en tenslotte nam hij het pakketje aan.
Maar met een bezwaard gemoed ging
hij het vertrek uit. In zijn kamer lopende
hij 't pakje met bevende handen.
Toen de inhoud .zichtbaar werd, schud
de hij het hoofd en zei met «een treurig
lachje: „Ik heb het wel gedacht Ik heb
het wel gedacht".
Vijf bankbiljetten van honderd gulden
hield hijl in de hand. Hij knipoogde er eens
tegen en begon tegen de papiertjes te pra
ten: „Zoo, bennen jullie daar? Bennen jul
lie nu ook bij mij? Willen jullie mij óók
hebben? O, bij Melchie, daar zijn jullie
aan het verkeerde adres. De kruik gaat
zóólang te water tot ze breekt kennen
jullie dat spreekwoord? Geld, waar is
mijn moeder, mijn vader? Geld, je hebt
mijn broer in 't ongeluk gebracht en mij
mijn liefste afgenomen. Je hebt al veel
menschen aan de galg gebracht of tot dwa
zen gemaakt. Mijn leveu en mijn naam
heb je te gronde gericht, vervloekt, vermale
dijd geld".
Terwijl hij tandenknarsend die woorden
sprak, kneep hij de bankbiljetten kramp
achtig in elkaar; reeds hief hij den arm op
om de prop ver van zich af te slingeren
toen hield hij zich opeens in en er kwam
een glimlachje op zijn bleekgeworden ge
zicht.
Hij maakte de prop weer los, streek de
biljetten glad, legde ze netjes op elkaar en
stak ze opgevouwen in zijn broekzak.
Even te voren had hij den ouden Remini
om de hoeve zien sluipen; dien ging hij
opzoeken.
Hij ijlde den moestuin door, dwars over
het grasveld heen naar den woudzoom be
neden. En ja, aan den rand van het bosch
hurkte de oude bij een lustig knetterend
vuur en schoof aardappels in den gloed.
„Wel, neef', sprak de jonge man hem
aan, „waar heb je vandaag je aardappels ge
stolen?"
„Ik? De aardappels?" stotterde de ge
knakte, „gevonden
„Ha, ha, daarboven, op den akker onder
den grond heb je ze gevonden, nietwaar?
Nu, God zegene ze je voor je ouden dag. Ik
had je alleen maar iets willen vragen, Remi-
nu, betreffende deze dingetjes. Je moet we
ten, ik heb vandaag van den Hooge-Weider
m'n loon gekregen, zoo voor een jaar of
vier, rijf. Maar nu je weet, een mensch
moet altijd secuur op zijn tellen passen
nu ben ik wal augslig en zou ik graag eens
zeker willen weten of die bankbiljetten
wel echt en goed zijn?"
(Wordt vervolgd