Goten, Cimmeriërs en
Assyriërs - Anno 1936
De laatste nakomelingen van
ondergegane cultuurvolkeren.
De typische raskenmerken zijn ook nu
nog duidelijk waarneembaar*
Hoe zij zich in kleine getalen nog hebben
weten te handhaven.
Op het uiterste westen van Baltisch Fin
land wonen de Lijflanders, die voor het
grootste gedeelte met de Letten zijn ver
mengd. Men telt nu in het geheel nog 1500
zielen die in twaalf dorpen op den noord
punt van Koerland wonen.
Werpen wij tenslotte nog een vluchtigen
blik op Amerika, dan zien wij, dat wij
daar precies dezelfde verhoudingen aan
treffen als de hierboven geschilderde.
Ook daar hebben wij oude cultuurvolke
ren, die in beteekenis teruggegaan zijn en
waarvan nog een klein aantal nakomelin
gen bestaan.
De beide hoofd-cultuurvolkeren van Mid
den-Amerika waren de Mexicanen (Aske-
ten) en de Maya's.
Van beide rassen vindt men tegenwoordig
nog de hoofdkenmerken terug in de meer
of minder zuiver gebleven Indiaansche
stammen.
Van de Mexicanen leven volgens de
volksstelling van 1895 nog 1.750.000 men-
schen, van de Maya's nog 1.300.000 zielen.
EEN ANECDOTE OVER CZAAR PETER
Een oeroud volk zijn de Lijflanders, waar
van er nog slechts een klein aantal leven.
Boven: Een zeldzame afbeelding van
oude Lijflandsche volkstypen.
Beneden: Een Lijflander van nu.
gers oorlogszuchtig tegemoet traden en hen
zoo mogelijk probeerden te vernietigen.
De Osseten (Os of Iron) uit Midden-Kau-
kasië zijn de nakomelingen van een een
maal groote Ironische volksstam, die in de
Middeleeuwen als Alanen bekend waren en
vroeger ook als Sarmaten en Pontische
Scythen in de geschiedenis een groote rol
hebben gespeeld.
Vroeger een machtig ruitervolk, zijn zij
nu hoofdzakelijk landbouwers en tellen on
geveer 200.000 zielen, volgens andere op
gaven echter slechts 120.000 of 165.00 zielen.
In het Wolga-gebied tusschen de zijrivie
ren Sura en Swijaga leeft het bij ons wei
nig bekende volk der Tschuwaschen in een
gezamenlijke sterkte van 200.000 zielen. Zij
spreken hun oude Turksche taal en leven
volgens de tradities der oude Woïga-Bulga-
ren van het groote cultuurvolk, dat van de
zevende tot de vijftiende eeuw het lot van
een machtige wereldprovincie in handen
had en wier naam dan ook op de Slavisch
sprekende Balkan-Bulgaren overging.
De Mandschu's zijn nazaten van een
vroeger zeer machtige Tungusische stam,
die zich in 1700 opwierp tot heerschers over
China en geheel in het Chineesche volk
zijn opgenomen. Slechts in het Noordert
hebben zij in de visschers- en jagersstam-
men der Golden, Oltschen en Orotschen nog
taai-verwanten.
In de naijheid van Leningrad leven eenige
laatste overblijvers van het Finsche volk,
de Wotj, of Wodj, die reeds in de elfde
eeuw in de Russische historische documen
ten vermeld worden.
In het jaar 1848 leefden er in 32 dorpen
nog 5148 zielen, terwijl zij bij de volkstel
ling in het jaar 1897 en 1920 in het geheel
niet meer vermeld werden, daar zij hun
cultureele zelfstandigheid hadden verloren.
Het raskenmerk van de tegenwoordige
Armeniërs hadden reeds de Hettitische
Goden in het jaar 4000 voor Christus.
Boven: Een Armeniër van tegenwoor
dig.
Links: Hettitische Godheid uit Send-
schirli.
DE GROOTE.
Czaar Peter de Groote stond bekend als
een vindingrijk man. Toen Rusland eens
in geldverlegenheid zat, bedacht hij het
volgende om aan de noodige roebels te ko
men. Hij beval zijn onderdanen den baard
af te scheren. Slechts de Czaar en zij, die
aan het hof verbonden waren, mochten een
baard dragen. In vroeger jaren werd een
baard door een Rus als iets heiligs be
schouwd. Het bevel van den vorst bracht
dan ook een ware paniek onder de Rus
sen.
Men zond vele verzoekschriften in, waar
in men schreef, dat Peter de Groote's on
derdanen alles zouden doen, wat hy hen
beval, doch dat het bevel van den baard
af te scheren voor de Russen bijna onuit
voerbaar was. Toen liet de Czaar bekend
maken, dat degene, die zijn baard wilde
behouden, een belasting moest betalen van
tien roebels. Met genoegen betaalden nu
honderden Russen jaarlijks hun tien roe
bels en waren den Czaar dankbaar, dat
hij hen hun baard liet behouden. Intus-
schen had Peter de Groote zijn zin, want
de schatkist werd door de haardbelasting
aanmerkelijk voller.
EILANDEN, WELKE KOMEN EN GAAN.
Tusschen Japan en de Philippijnen lig
gen ontelbare eilanden, welke gedeeltelijk
aan Japan en gedeeltelijk aan de thans
weer onafhankelijk geworden Philippijnen
behooren. Het is de Japansche'zeevaarder»
reeds meerdere malen overkomen, dat
aan de hand van éen zeekaart een zeeweg
zochten, welke evenwel in werkelijkheid
in het geheel niet bestond, of zich intu»-
schen geheel had gewijzigd. Het is geble
ken, dat de Noordelijkst gelegen eilandje»
onder Japan van tijd tot tijd geheel in de
diepte der zee verdwijnen, om dan evenwel
enkele maanden later weer te verschijnen.
Dit komen en gaan dier eilanden maakt
het den zeevaarders dikwijls heel moeilijk
omdat men de scheepsroute voortdurend
dient te wijzigen.
BRIDGE.
Bridge is het s£el van de ruzie
Geen partner is goed genoeg voor den
speler! Hobbelmans, de nuchtere Hollander,
speelt kaart te Weenen, de stad der galan
terie. Een heel klein beetje heeft d»
Weensche sfeer al op hem ingewerkt; hjj
doet al zijn best, ook galant te zijn. Maar.
Hobbelmans speelt met drie dames brid
ge! Daar zijn geen mannenzenuwen tegel*
bestand! En dan nog wel met drie dames!
Hobbelmans verliestnatuurlijk door
zijn vrouwelijke partner. Hij wordt steed»
kwaadaardigerHij sist van opwinding.
Maar hij beheerscht zich meesterlijk. Rus
tig legt hij de kaarten op de tafel en zegt
met een beminnelijken glimlaah: Me
vrouwtje, als ik niet zoo'n goede opvoeding
genoten had, zou ik zeggen, dat U speelt
als een aangebrand varken!....
KARDINAAL DUBOIS EN ZIJN DOKTEB
De beruchte Kardinaal Dubois was eens
ongesteld en liet den eersten geneesheer
van het gasthuis, Dr. Boudon roepen.
„Dr. Boudon", zei hij, „toon uw kunsten
nu maar eens, doch behandel mij niet als
die stakkers in het-gasthuis!"
„Juist", antwoordde Boudon bedaard,
„want die stakkers behandel ik als emi
nenties"
goed onderhouden overblijfselen van deze
cultuur opleveren.
De grootste geschiedvorschers hebben
zich met de bestudeering der roemrijke
Gotische cultuurgeschiedenis bezig gehou
den.
Ook zijn er nog resten van de Cimmeriërs
en wel in een hooggelegen dal van de Les-
sinische Alpen, binnen de dertien gemeen
ten van Verona, waar overigens overal Ita-
liaansch wordt gesproken.
Een latere ontdekker vergelijkt de be
woners naar taal en zeden met de Tyroler
boeren.
Dat zich in het Zwitsersche Kanton Wal
lis nog resten der Turksche Hunnen bevin
den, in Val d'Annuvier, werd reeds door
de overlevering beweerd, doch een gron
dig onderzoek is er nog steeds niet naar
ingesteld.
In den Krim leeft nog een andere rest
van een volk uit het verre verleden, n.l.
de Karaeërs, die daar waarschijnlijk reeds
vóór Christus geboorte heen getrokken zijn.
De Karaeërs zijn nakomelingen van de Is
raëlieten, niet van de Joden, die van Judea
afkomstig zijn. De Karaeërs erkennen der
halve ook slechts het lezen van de vijf
boeken van Mozes in hun godsdienst en
wijzen de rabbijnsche overleveringen en
interpretaties van de Talmud af. Tegen
woordig wonen er in den Krim verstrooid
nog ongeveer een 500 Karaeërs.
De oude Egyptenaren hebben hun mo
derne nazaten in de geheel Christelijk ge
worden Kopten, die wel is waar hun oor
spronkelijke taal nog slechts in de kerk
en bij het lezen van den Heiligen Schrift
gebruiken, doch verder gewoonlijk Ara
bisch spreken.
De Kopten vertoonen een bonte menge
ling van raskenmerken. Veel zuiverder
heeft zich het oude karakter der Egyptische
volkeren in het Boven-Nijlgebied gehand
haafd, vooral bij de Nubiërs, die dikwijls
volgens gelaat en lichaamsbouw zóó van
de oude beeldhouwwerken afgestapt zou
den kunnen zijn.
De Assuren worden tot de oude Chal
deeën gerekend, welk volk nu nog onge
veer 150.000 menschen telt, doch wellicht
nog beduidend sterker is.
Zij leven hoofdzakelijk in Perzië en in
Aziatisch Turkije. Ze zijn Nestorianen, dus
Christenen, waardoor ook hun verblijf in
Turkije wordt verklaard.
Na het beëindigen van den oorlog trok
ken 37.000 van hen uit Koerdistan naar 't
land van hun ouden oorsprong Mesopotanië
terug, waar hen echter de Arabische le-
WIJ kennen allen het proces
van degeneratie en verval,
waaraan het meerendeel der
zoogenaamde natuurvolke
ren bloot staat. Door ver
schillende ziekten, die de blanken mee
brachten evenals door het „vuurwater", de
duivelsche alcohol, verzwakten de inboor
lingen en bezweken zij bijna zonder weer
stand te kunnen bieden, terwijl zij werden
onderworpen door de wel niet moreel,
maar toch in ontwikkeling hooger staan
de overwinnaars.
Hierover zal in deze bladzijde echter
niet gesproken worden, want dergelijke
gevallen zijn reeds meermalen beschreven.
Waar eens machtige volkeren waren,
2ijn deze vaak tot kleine en onbeteeke-
nende groepjes uiteengevallen, zonder
echter hun oude beteekenis als dragers
eener hooge cultuur te hebben verloren.
Wij denken hierbij aan een bijna nog
voor onze oogen te gronde gegaan Oud-
Germaansch volk, de Goten van den Krim,
waarover de Duitscher von Busbeck in het
jaar 1562 in zijn reisbeschrijvingen het vol
gende wist mede te deelen.
„Ik kan dezen brief niet eindigen voor
ik meegedeeld heb dat ik van een volk
heb gehoord, dat den Krim bewoont, en
waarvan men mij reeds dikwijls heeft ver
teld, dat het in taal, zeden en gewoonten,
ja zelfs in gelaatsvorm en lichaamsbouw
van Germaanschen oorsprong moet zijn.
Ik was reeds lang nieuwsgierig iemand
van deze stam te zien en zoo mogelijk het
hierboven gemelde te controleeren. Dit
laatste was helaas niet mogelijk, toch werd
mijn wensch eenigermate vervuld.
Mijn tolk, die van de Krim naar Kon-
stantinopel gekomen was, om eenige be
zwaren van den stam voor den sultan te
brengen, ontmoette twee booten. Hij dacht
aan mijn opdracht in een dergelijk geval
en bracht hen mee voor het eten. De eene
man was groot, zijn gezicht bezat een
soort van edele openhartigheid, zooals een
Vlaming of een Hollander bezitten."
Busbeck kwam te weten, dat de stam
militairistisch was en verscheidene dorpen
bewoonde, vanwaar de Tartaren-hoofdman
onder gegeven omstandigheden achthon
derd manschappen voor den militairen
dienst kon oproepen.
In de reisbeschrijving vinden wij ver
der een groot aantal woorden, die bewij
zen, dat men inderdaad met Goten te doen
had.
Hoewel de Goten in den Krim als een
apart volk tegenwoordig niet meer be
staan, hebben zij zich als ras toch duide
lijk zichtbaar gehandhaafd. Bij een reis
door het oude Gotenland valt duidelijk 't
hooge percentage Noordelijk gesneden ge
zichten op, vooral de kinderen zijn dik
wijls hoog blond, om dan meestal op oude
ren leeftijd donkerder te worden. Mij
werd daar ter plaatse ook verteld, dat de
bewoners van deze dorpen bijzonder goed
met de latere Duitsche Krimkolonisten
kunnen opschieten en met hen in vele op
zichten overeenstemden, zoodat een goede
verstandhouding tusschen de beide groe
pen regel was.
Vele geleerden houden zich reeds jaren
lang bezig met de systematische opgravin
gen van de oude ook door „von Busbeck",
genoemde hoofdstad Mangup-Kalé. Ook ik
heb op mijn reis door de Krim en den Kau-
kasus deze sterke nederzettingen van on
ze stamverwanten bezocht en was verwon
derd over de groote hoeveelheid studie
materiaal, welke de ten deele nog zeer
x„.